Zie je ’s ochtends één oranje Volvo, dan kom je ze plots de rest van de dag tegen. En of het nou alleen jouw waarneming is, of dat het écht oranje-Volvo-dag is, zul je nooit weten.
Zo viel mij deze week op de radio de reclame op voor een schilderijententoonstelling waar het ‘plezier afspat’. En sindsdien bleef die formulering door mijn hoofd waren. ‘Het schrijfplezier spat er vanaf.’
En als je dat eenmaal láát rondwaren, dan wordt zo’n woordkeuze steeds surrealistischer – zoals Catootje en Jeroentje van ‘Jan Jans en de kinderen’ ooit het woord ‘welletjes’ definitief deconstrueerden.
Want waar staat het beeld voor? Hoe meer ik het trachtte te visualiseren, hoe verder het afraakte van een positief bedoelde stijlfiguur. ‘Afspattend plezier’ eindigde bij mij in de keuken van mijn moeder, jaren zeventig: slavinken in een versleten bakpan, schuimende Croma, donkere spetters vet op het fornuis en tegen de tegelwand. Dát was pas afspatten!
Gek genoeg komt ‘vertelplezier’ dat ergens ‘afspat‘ niet voor in Delpher. In de krantenbak van Nexis is de eerste vermelding (pas) in 2001, met als winnaar Bram Hulzebos in ‘Nieuwsblad van het Noorden’, over ‘Woede’ van Salman Rushdie (proficiat, Bram!). In hetzelfde jaar wordt hij snel gevolgd door Alle Lansu in ‘Het Parool’ die meldt dat in een roman van Antonio Skarmeta het ‘Zuid-Amerikaanse vertelplezier van de pagina’s spat’. Lansu is zo tevreden dat hij de uitdrukking hetzelfde jaar nogeens gebruikt in een recensie.
‘Spattend schrijfplezier’ is een vrij recente trouvaille dus, die sinds 2001 in de boekrecensies een kleine honderd keer opduikt, in lichte varianten.
Dit weekeinde stond-ie in maar liefst twéé recensies in Trouw (over Martin Michael Driessen en Kirsten van Santen). De vorige die hem van stal haalde was Maarten Moll, in januari dit jaar, in Het Parool, met als expliciete toevoeging ‘excuses voor dit cliché’.
Zullen we dat maar ter harte nemen? Ik stel bij dezen voor om ‘spattend vertelplezier’ in alle varianten per direct zeer sterk te ontraden voor gebruik in recensies en beschouwingen.
En gaat over tot de orde van de dag.
Gert de Jager zegt
De combinatie “leesplezier spat” heeft in Delpher al een treffer op 10 september 1977: “Luisa Luisa is, laat ik dat voorop stellen, een sprankelend boek waar het leesplezier van af spat’. Aldus J. Huisman in het Algemeen Dagblad over een boek van Rob Marinus. “Plezier spat” volop in een stuk van Jan Willem Hofstra uit 1953 in De Volkskrant en waarin de humor van Bomans wordt vergeleken met een stortbad. De metafoor zal moeten worden gekoppeld aan de introductie in Nederlandse huishoudens van de douche.
Jos Joosten zegt
Beste Gert, ik heb J.Huisman gemist; Bomans had ik wel gezien maar niet meegeteld omdat het hier al deel uitmaakte van een bad-metafoor én over ‘plezier’ (en niet ‘leesplezier’) ging. Blijft die opmerkelijke opkomst vanaf 2000 (die niet alleen te verklaren is door completere digitalisering).
Wouter van der Land zegt
Komt ‘afspattend plezier’ het niet van honden die net in een sloot hebben gezommen en zich blij uitschudden?
Standaardformuleringen zijn in recensies en andere genres niet te vermijden. Een restaurantrecensie wordt vaak afgesloten met ‘hier kom ik zeker nog een keer terug’ en een film met ‘The end’. Daar kun je tientallen varianten op bedenken, maar niet zo gemakkelijk honderden, zonder dat het gekunsteld overkomt. Wanneer je wekelijks een boekrecensie schrijft, komen zulke formuleringen of andere dus af en toe terug. Ook omdat een recensie onder tijdsdruk tot stand komt.
Gert de Jager zegt
Ja, het interessante is alleen dat sommige metaforen op een gegeven moment opkomen. Waarom dan? Honden hebben zich ook al vóór het jaar 2001, toen de metafoor snel populair werd, blij uitgeschud. Mijn nimmer te controleren of te falsifiëren hypothese: je blij uitschudden als mens was een blije jeugdervaring voor wie rond 2000 publicitair van zich liet horen. De generaties vóór hen kenden die ervaring niet in die mate: die gingen eens in de week in een lauw bad. Het water spat op, kirren van plezier: dat zie je voor je, toch? In het stuk over Bomans zie je de metafoor ontstaan. En als het niet waar is: het is in ieder geval een vrolijke verklaring.
Peter-Arno+Coppen zegt
In ‘Het nieuws van den dag: kleine courant’ van 16-9-1872 staat al de zin ‘Gaat nu in onze gezelschappen en merkt op, hoe de vonken van geestdrift afspatten van dezen of genen, dien gij wel eens voor een ploert hebt uitgescholden.’ Het lijkt me eerder dat die metafoor van afspattende vonken aan de basis van het afspatten van leesplezier heeft gelegen dan die van afspattende druppels die een hond van zich af schudt. Geestdrift en leesplezier liggen mijns inziens in elkaars verlengde. Het gaat om een zekere vurigheid, niet alleen maar aangename ervaring.