Thuiskomen is een tuin. Met vogels.
Met muntekruid tot de rand toe gevuld.
Een duif vliegt porceleinblauw over
in een klapwiegend ongeduld.
De bomen kalkwit langs de muren,
verwilderd. Distels staan in zaad.
Grasvinken in verborgen polken.
Dit wist zij steeds: de tuin bestaat.
Het perk vol zijden pluimgewassen,
kamille, wilde weegbree, merels op het grind,
het onkruid hoog, blond stof op terrassen.
Een enkele maal staat men van vreugde blind.
Aleidis Dierick (1932)
Uit: Een zomer voorzien (1977)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter