Uit Namen noemen, de nieuwe bundel van Nachoem M. Wijnberg, over ‘de achterkamertjes, voorkamertjes en zelfs receptieruimtes van de Nederlandse literatuurgeschiedenis”.
Carrière
Alsof ik per ongeluk niet verloren heb
in tegen elkaar dromen (wie de hoogste hier is wint de eerste ronde,
maar daarna is het welke droom het verst wegkwam
van wat al te vaak gebeurd is en het makkelijkst verdedigbaar
als ik zeg wat ik gehoord of gelezen heb
alsof het niet in een droom was) of wie van ons tussen twee dromen in
nog iets kan zeggen dat helpt met wat nog komt,
zoals een bokser die er een (wie is verbaasd?) lange carrière van gemaakt heeft
de tegenstander te zijn van de volgende
veelbelovende (wie is het, ik lette niet op en heb de belofte
niet goed gehoord?) en de ander niet zwaar te raken,
zolang die hem niet zwaarder dan nodig raakt
(ik ga wel neer, geef mij nog één ronde). Over de meeste Nederlandse dichters
kan ik hoogstens zeggen: ik heb weleens met die samen
op een podium gestaan en samen als op dezelfde avond
en carrière als wat ik moet zijn geweest
door telkens nog iets wat ik nu kan gebruiken
te bewaren voor later, zoals een dichter die elke nacht droomt
over wat hem als rentenier overkomt. Een poëziecarrière
in de late Nederlandse poëzie, om dagen lang in dromen te blijven
en geen tijd meer te hebben voor gevonden woorden
of voor wie een zee overgevaren is in een klein bootje
en het was geen zee, enkel een meertje
waar iemand zoals ik een tijd lang
omheen kan blijven lopen.
Nachoem M. Wijnberg (1961)
uit: Namen noemen (2022)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter