De koning van ons land is zeer om geld verlegen. Hij heeft laten bekend maken: wie hem een kamer vol geld kan bezorgen, mag met zijn eenige dochter trouwen. (Het wonderpaardje)
Het is een van de meest stereotype motieven in sprookjes: de koning die zijn dochter uithuwelijkt. Af en toe heeft de prinses zelf nog iets in te brengen, maar meestal besluit de koning wie de hand van zijn dochter krijgt. Het is bovendien niet ongewoon dat daar iets tegenover staat, zoals het verslaan van een eng monster, het redden van de prinses in kwestie of het leveren van een bepaald voorwerp. In de Stith Thompson index, een categorisering van volksverhaalmotieven, zijn ten minste zes verschillende motieven te vinden waarbij het meisje als prijs aan de held wordt gegeven. Hoewel er ook motieven te vinden zijn waarbij juist de prins degene trouwt die hem van zijn betovering verlost, zijn de sprookjes waarin de prinses wordt uitgehuwelijkt ver in de meerderheid. In de Nederlandse Volksverhalenbank is dat zo, waar een schat aan mondeling overgeleverde sprookjes te vinden is, maar bijvoorbeeld ook in Nederlandse sprookjesboeken zoals Alle Sprookjes van de Lage Landen van Eelke de Jong en Hans Sleutelaar (1985) en het negentiende-eeuwse Uit Friesland’s Volksleven van Waling Dykstra. Prinsessen hebben maar weinig invloed op de keuze voor hun echtgenoot. Het is óf de vader die kiest, óf het lot dat bepaalt welke man het sterkst of het slimst is en er met de prijs vandoor gaat. Toch worden niet alleen prinsessen beperkt in hun keuzevrijheid; vrouwen in het algemeen lijken in sprookjes maar weinig zelf te mogen bepalen.
De vraag die ik mezelf daarom stelde tijdens het neuzen in de Volksverhalenbank is hoeveel agency vrouwen in het algemeen nou daadwerkelijk hebben in de traditionele Nederlandse sprookjes. Sprookjesboeken zijn niet meer weg te denken uit de Nederlandse boekenkasten, zo bleek uit een onderzoek van het Meertens Instituut en de Efteling. Maar is het beeld dat van vrouwen – en van de algehele man-vrouw verhouding – wordt geschetst in onze traditionele sprookjes nog wel van deze tijd en geschikt om door te geven aan nieuwe generaties? Wat leren we kinderen dusdanig impliciet over het hebben van agency? De vraag die ik daarom in dit artikel hoop te beantwoorden is: hoeveel female agency hebben vrouwen in de Nederlandse sprookjes? In dit eerste deel zal specifiek naar de traditionele sprookjes gekeken worden en zal in kaart worden gebracht hoe de stand van zaken is wat betreft female agency.
Female agency
Om te beginnen moet er duidelijk worden wat female agency is en wat je ermee kunt. In principe kan agency omschreven worden als het potentieel dat een mens heeft om te handelen naar eigen wil, behoefte en inzicht. Daarbij zijn het eigen bewustzijn van dat potentieel en de externe mogelijkheden die er wel of niet zijn cruciaal (zie bijvoorbeeld deze blogpost van Includovate voor een gedetailleerde en onderbouwde uitleg van agency). Agency kan namelijk al niet meer gezien worden als volledige handelingsvrijheid, immers zijn er allerlei (machts)structuren die ons individueel en collectief kunnen beperken in ons denken en handelen. Dat kan expliciet gebeuren, bijvoorbeeld door wetgeving, maar ook meer impliciet door bepaalde ideeën die we bij de opvoeding overbrengen aan kinderen (middels bijvoorbeeld het vertellen van verhalen). Female agency gaat specifiek over het bewegen van vrouwen in een patriarchale samenleving waarin mannen feitelijk de baas zijn. Lange tijd waren de keuze- en handelingsvrijheid van vrouwen wettelijk door mannen beperkt in Nederland, doordat zij niet mochten studeren of niet mochten blijven werken zodra zij gingen trouwen. In verhalen is agency te herkennen aan de potentie en mogelijkheden die mensen hebben om keuzes te maken binnen en buiten de bepaalde kaders. Dat een prinses gaat trouwen is vaak een onvermijdelijk kader, maar kan zij kiezen met wie zij gaat trouwen? En hebben vrouwen in het algemeen de vrijheid om hun leven in te richten, door zelf een beroep te kiezen, of worden zij vanzelfsprekend huisvrouw? Bovendien is de vraag hoeveel invloed vrouwen überhaupt op hun levensloop hebben, of overkomt hen simpelweg alles?
Vóór het huwelijk
Een jongen die op reis gaat om avonturen te beleven, om rijkdom te vergaren, om een mooie vrouw te vinden om mee te trouwen. Of een jongen die zichzelf ineens, pardoes, per ongeluk in een avontuur bevindt. Het zijn allemaal openingen waar sprookjes vaak mee beginnen. In de Verhalenbank en in de Nederlandse sprookjesboeken kom je het ene na het andere sprookje tegen waarin de jonge held een opdracht moet volbrengen of de prinses moet redden uit de handen van een gemene heks of een eng monster. Soms wordt van tevoren al door de vader beloofd dat de held die zijn dochter bevrijdt met haar mag trouwen. Het gebeurt maar weinig dat de held de prinses redt en haar thuis aflevert zonder dat er een bruiloft op volgt. Dat zou weinig romantisch zijn, toch? Het huwelijk blijft namelijk veelal het ultieme einddoel in traditionele sprookjes, met daaropvolgend een lang en gelukkig leven. En wij luisteraars en lezers slikken het als zoete koek.
Het komt dus veelvuldig voor dat de vader (bijvoorbeeld de koning) bepaalt wie er met zijn dochter mag trouwen. Dit gebeurt onder andere bij het eerdergenoemde motief T68, waarbij een prinses als beloning wordt aangeboden. Het gebeurt veel minder vaak dat de vader zich met het huwelijk van zijn zoon bemoeit; macht wordt dus nadrukkelijker op dochters dan op zonen uitgeoefend in sprookjes (Clerkx, 1992, p. 119). De bemoeienis van vaders zonder zoons heeft waarschijnlijk deels te maken met de erfenis die bewaakt moet worden en op een waardige opvolger over moet gaan. Toch zullen ook zonen druk voelen om een goede vrouw te trouwen en voor goed nageslacht te zorgen. Moeders bemoeien zich relatief weinig met de partnerkeuze van hun kinderen in sprookjes. De vraag is uiteraard of ze dat niet willen, niet interesseert of niet mogen.
Af en toe geeft een prinses zelf aan met wie zij wil trouwen, maar slechts een enkele keer is dat een onvoorwaardelijke keuze. Prinses Korenbloem, bijvoorbeeld, wil graag met de arme Pelgrim trouwen, tot ergernis van haar vader. Pas als de koning – nadat Pelgrim zijn dochter heeft ontvoerd – erachter komt dat de arme man wel degelijk veel land bezit keurt hij het huwelijk goed. Doorgaans moet de prinses toch aan haar vader gehoorzamen; of zij of haar beoogde partner moet bewijzen dat er sprake is van een waardige echtverbinding. In sommige sprookjes worden zelfs de prinsessen die hoge eisen stellen aan een aanstaand echtgenoot hard gestraft, terwijl het daartegenover de meest normale zaak is dat een ‘gewone’ jongen aan het einde van een avontuur met een mooie prinses trouwt (één die eigenlijk te goed is voor hem, zie L161). In ‘Het wilde varken’ (ATU 441 Hans My Hedgehog), bijvoorbeeld, wil een prins die in een varken is veranderd met een mooie prinses trouwen (De Jong & Sleutelaar, 1985, p. 359-360). Een koning dwingt al zijn drie dochters om de beurt tot een huwelijk met het varken (de eerste twee worden in hun slaap per ongeluk door het varken geplet).
Hij sprak met zijn dochter, maar zij wilde nergens van weten. Het hielp weinig, want de koning dwong haar en het huwelijk werd met een groot feest gevierd (De Jong & Sleutelaar, 1985, p. 359).
Uiteindelijk lukt het de derde dochter om de betovering te verbreken en het varken weer in een prins te veranderen, maar erg veel agency hebben de drie prinsessen duidelijk niet. Het welbekende sprookje ‘De kikkerkoning’ (ATU 440 The Frog King or Iron Henry) is in sommige variaties een ander verhaal waarin een meisje gedwongen met een dier moet trouwen dat later een prins blijkt te zijn. Natuurlijk is het cruciaal voor het plot dat de levens van de twee personages verwikkeld raken, maar er kan niet ontkend worden dat een dergelijke omgang met vrouwen een bepaald beeld schetst. Het huwelijk wordt behandeld als iets heel belangrijks, zelfs als het ultieme einddoel van vele sprookjes, maar tegelijkertijd hebben vrouwen kennelijk heel weinig te zeggen over dat cruciale moment in hun leven. Een sprookje dat níet in een huwelijk eindigt is ‘De koningsdochter als dienstmeid’ (De Jong & Sleutelaar, 1985, p.439-441), dat kan worden gecategoriseerd als ATU 510B Peau d’asne (Cap o’ Rushes/Ezelsvel/Bontepels). De prinses uit dit verhaal gaat uit nieuwsgierigheid als dienstmeid aan de slag en komt terecht bij een wrede kasteelheer. Telkens wanneer zij zich als prinses, haar ware zelf, in de kerk laat zien doet de man ontzettend zijn best voor haar, maar zijn eigen personeel, en dus de vermomde prinses, behandelt hij als vuil. Ten slotte onthult de prinses wie ze is en leert ze de kasteelheer een lesje; zonder met hem te trouwen, welteverstaan. Dit sprookje kent zodoende een prinses met relatief veel agency. Hoewel ze altijd terugkeert naar haar prinsessenbestaan, kan ze ervoor kiezen om een tijdje als dienstmeid te werken en lijkt ze zelf wel degelijk zeggenschap over de keuze voor haar echtgenoot te hebben. Bovendien illustreert en veroordeelt het verhaal negatief mannelijk gedrag. Dit is echter een relatief recente versie van het sprookje. In het door Jacques Sinninghe gepubliceerde Vuilpoesje (met hetzelfde verhaaltype) wordt de prinses haar eigen kasteel uitgejaagd, is de kasteelheer geen wrede man en trouwen de prinses en de kasteelheer wanneer Vuilpoesje onthult wie ze werkelijk is. In deze iets oudere Vlaamse versie van het sprookje heeft de prinses aanmerkelijk minder agency. Alles overkomt haar meer dan dat ze zelf actief en vrijwillig besluiten neemt. In Asschepoester, tevens een oude versie van datzelfde verhaaltype (en dus niet van het verwante, meer bekende ‘Assepoester’) dat is opgetekend door de Fries Waling Dykstra, bevindt de jonkvrouw zich wat in het midden qua agency (Dykstra, 1974, p. 8-10). Ze wordt door haar ouders verjaagd, gered door de bediende die haar moet vermoorden en maakt daarna wel haar eigen besluiten over haar bestemming en dat ze gaat werken als dienstmeid. Ze verleidt zelfstandig de jonkheer die vervolgens met haar wil trouwen, maar ze spreekt zelf eigenlijk het hele sprookje geen verliefdheid uit. Wellicht is dit een manier voor haar om binnen bepaalde (huwelijks)kaders haar eigen keuzes te maken. Toch is deze Asschepoester, ondanks dat ze zeker wat van haar agency benut, over het algemeen afhankelijk van de besluiten en de macht van de mannen om haar heen. Het verhaaltype ATU 510B Peau d’asne illustreert zodanig dat de vrouwen in de oudere versies van het sprookje minder agency hebben dan in meer recente versies.
Na het huwelijk
Wat na het happy end gebeurt is niet altijd bekend. Het huwelijk is meestal het eindpunt van een sprookje of soms begint het verhaal met een man en een vrouw die al langer getrouwd zijn. Een overeenkomst tussen beide soorten sprookjes is dat mannen heel diverse beroepen uitoefenen en de vrouwen qua dagbesteding vrij eendimensionaal zijn. Vóór het huwelijk zijn de vrouwen soms prinsessen; jonge, mooie exemplaren die zoals genoemd niet zelden de functie van prijs of handelswaar vervullen. Of de vrouwen zijn ‘dochter van’, zoals bakkersdochter of boerendochter. In het werk van Dykstra zijn er daarnaast relatief veel dienstmeisjes te vinden in een hoofdrol. Na het huwelijk zijn de vrouwenpersonages nog steeds niet heel complex. Bijna altijd wordt de echtgenote huisvrouw en zorgt ze dat onder andere elke avond het eten klaarstaat en de was is gedaan. Een enkele keer is een vrouw boerin of handelt ze zelfstandig op de lokale markt. Hierop is de prinses die koningin wordt de uitzondering; wat zij doet na het huwelijk behalve voor nageslacht zorgen is niet heel duidelijk. Hoewel echtgenotes in de sprookjes wel degelijk betrokken raken bij allerlei avonturen, kunnen we over variëteit wat betreft hun beroep en dus dagelijks leven niet echt spreken. Veel buitenshuis komen ze niet. In historische bronnen over het leven van vrouwen zijn echter soortgelijke structuren te herkennen. Historicus Jeroen Dekker beschreef dat tot de late negentiende eeuw vrouwen de opvoeding van de kinderen verzorgden en aan vrouwenarbeid deden om wat bij te verdienen (2015). Tussen de late negentiende eeuw en de jaren ’60 van de twintigste eeuw waren vrouwen eigenlijk vooral thuis met het huishouden en de opvoeding van de kinderen bezig. Doorlopende thema’s hierin zijn toch wel het huwelijk en het moederschap, die tevens te herkennen zijn in de bestudeerde sprookjes.
Een buitencategorie vrouwen zijn de oude vrouwtjes. Net zo stereotype, maar tot op zekere hoogte afwijkend als het gaat om hun agency. Deze oude vrouwtjes in sprookjes zijn lelijk, gerimpeld, meestal gemeen en wonen alleen in het bos. Over een echtgenoot of kinderen wordt vrijwel nooit gesproken. Veelal zijn de vrouwtjes bovendien heksen, waardoor ze met hun magie nog enigszins hun eigen levensloop kunnen bepalen en zodanig allerlei heksenstreken uithalen (ten koste van de hoofdpersonages). Deze vrouwen hebben praktisch de meeste agency in sprookjes, maar de manier waarop ze gerepresenteerd worden is duidelijk niet bepaald positief. En de mannen in sprookjes? Die zijn boer, handelaar, landheer, marskramer, kleermaker, advocaat, bakker, soldaat, dokter, knecht, molenaar, slager, en nog veel meer. Ze doen gevarieerd werk, vaak buitenshuis, en beleven allerlei avonturen niet zelden omdat ze daar zelf bewust voor kiezen. Heel kort gezegd zijn mannelijke personages gevarieerder en hebben mannen zelf veel meer keuze (agency) over wat zij willen doen met hun leven.
Dat de vrouw, zowel voor als na het huwelijk, veelal toebehoorde aan de private sfeer en de man aan de publieke sfeer is een bekend geslachtspatroon. Ongeveer tussen de zeventiende en de negentiende eeuw raakte het vrouwelijk geslacht diep vereenzelvigd met het moederschap, de private sfeer (thuis) als leefruimte en ‘typisch’ vrouwelijke kenmerken als gevoeligheid en zorgzaamheid (Buchanan, 2013, p. 15-19). De man was daarvan het tegenovergestelde en bevond zich met name in de publieke sfeer waar hij zijn beroep uitoefende. Bovendien was de man altijd de norm en feitelijk de baas, zowel buitenshuis als thuis. Deze geslachtsrollen worden volgens Lily E. Clerkx sterk weerspiegeld in onze sprookjes (1992, p. 24-49). In sprookjes van het type ATU 1540 (The Student from Paradise (Paris)) wordt bijvoorbeeld gesuggereerd dat een overleden man zichzelf wat het huishouden betreft niet kan redden in de hemel zonder zijn moeder of vrouw. Ook in ‘Eene dagtaak’ van Waling Dykstra blijkt dat de wereld het beste werkt als mannen en vrouwen zich alleen met hun eigen taken bemoeien; voor vrouwen is dat het huishouden (1974, p. 114-115). Soms vertellen sprookjes dat de vrouw thuis de broek aan heeft, zoals bij het type ATU 1375 Who can Rule his Wife? het geval is. In dat type verhaal komt een man er na een reeks proeven in zijn omgeving achter dat de vrouwen eigenlijk overal bepalen wat er thuis gebeurt, zonder dat de mannen dat doorhebben. Wel gaat het dus weer om de private sfeer waar de vrouw ‘de baas’ is. Een groot aantal sprookjes spreekt dit idee tegen en verheerlijkt gehoorzaamheid bij de vrouw. Zo is er het vrij gewelddadige sprookje ‘Van de gehoorzame vrouw’ (type ATU 901) waarin de vrouw wel probeert om de teugels in handen te hebben, maar uiteindelijk met geweld door haar man tot gehoorzaamheid wordt gedwongen. Dit doet de man ook in het sprookje ‘De luie boerin’, waarin de vrouw net zo lang wordt geslagen tot zij weer gehoorzaam is en zonder zeuren het huishouden doet (De Jong & Sleutelaar, 1985, p. 123). Het verhaaltype ATU 901 staat te boek als ‘The Taming of the Shrew’, een internationaal bekend thema dat dezelfde naam draagt als het bekende stuk van William Shakespeare (die hiervoor waarschijnlijk volksverhalen ter inspiratie gebruikte). Hierin lijkt de vrouw een sterke persoonlijkheid te hebben en de baas te willen spelen, maar uiteindelijk wordt zij altijd ‘getemd’ door een man. Het motief van de hardwerkende vrouw die gehoorzaam het huishouden doet is door veel sprookjes heen geweven. Denk nog aan het welbekende sprookje Vrouw Holle, waarin het hardwerkende meisje wordt beloond en het luie meisje wordt bestraft (ATU 480 The Spinning Woman by the Spring, The Kind and Unkind Girls). De rolbevestigende thema’s wat betreft de gehoorzame vrouw die thuis het huishouden doet en de kinderen verzorgt zijn dus in veel sprookjes te herkennen. Deze nadruk op gehoorzaamheid heeft vanzelfsprekend gevolgen voor de agency van vrouwen en beperkt de keuze- en handelingsvrijheid die vrouwen hebben.
Heft in eigen handen
Agency in sprookjes is tevens te identificeren aan de mate waarin vrouwen kunnen reageren op de situatie waarin zij terechtkomen. Kunnen zij zichzelf redden of moeten vrouwen gered worden? In het sprookje ‘Van de schoone schildersdochter, van de booze Zwarte Griet en van Kokodeike’ (ATU 533 The Speaking Horsehead) gaat een schildersdochter trouwen met een koning die verliefd is geworden op haar geschilderde beeld. Wanneer de schildersdochter bijna bij het kasteel is steelt haar meid, Zwarte Griet, haar kleren en duwt haar in het water. De koning denkt dat hij bedrogen is en sluit Zwarte Griet op. Pas dagen later vindt een heer van de koning de schildersdochter in het water met haar hondje, waardoor ze kan worden gered en met de koning kan trouwen. Duidelijk heeft het meisje in dit verhaal geen enkele agency. De koning kiest ervoor om met haar te trouwen, haar meid duwt haar in het water, daar kan ze – wonderbaarlijk genoeg – niet zelfstandig uit komen en uiteindelijk moet ze dus gered worden. Zwarte Griet heeft wel agency, maar zij wordt niet bepaald omschreven als een positieve, leuke vrouw. Zij zou ‘oud, leelijk en rimpelig’ zijn, haalt een gemene streek uit en wordt met regelmaat een ‘wijf’ genoemd.
Een ander sprookje waarin vrouwen weinig handelingsvrijheid hebben is ‘De mooie prinses in de tuin’, waarin een vrouw niets te eten heeft voor haar zoons en in tranen uitbarst (De Jong & Sleutelaar, 1985, p. 348-349). Op dat moment onderneemt zij vrijwel niets zelf om haar situatie te verbeteren. De zoons doen dat wel en gaan op avontuur, waardoor de derde zoon uiteindelijk een rijke, zeer ijdele prinses trouwt. De prinses heeft enige macht over wie er met haar mag trouwen, maar hoe vrij zij verder is als mens is de vraag. In het iets oudere verzamelde werk van Dykstra wordt het verhaal verteld van een dienstmeid die alleen thuis is en het huis moet verdedigen tegen inbrekers (1974, p. 18-21). Dit bekende thema, ATU 956B The Clever Maiden Alone at Home Kills the Robbers, ook wel gelinkt aan het Amsterdamse ‘Huis met de Hoofden’, gaat over een dienstmeid die zich niet overgeeft aan haar situatie en met fysieke en mentale kracht zichzelf en haar werkplek weet te verdedigen. Hier is dus wel weer sprake van het soort agency dat vrouwen laat handelen in benarde situaties. Feit blijft echter dat de vrouwen vaker gered moeten worden dan dat zij zichzelf redden. Een kanttekening hierbij is dat zeker niet alle mannelijke hoofdpersonen zichzelf redden in sprookjes. Soms zijn het zelfs vrouwen die de mannen moeten helpen om hun problemen op te lossen (zie bijvoorbeeld ‘De Amerikaanse tovenaar’ in De Jong & Sleutelaar, 1985, p. 475-489; of ‘Prins Vriendelijk’ van Agatha, 1873). Maar zoals ik steeds herhaal zijn dat uitzonderingen op de regel en is het in het algemeen niet al te best gesteld met de agency van specifiek vrouwen in sprookjes. Dat is precies het gevaar bij (onder andere) sprookjes als het gaat om female agency, want het zijn niet de uitzonderingen die sociale structuren construeren maar juist de terugkerende sprookjesthema’s en motieven (Stephens & McCallum, 1998, p. 203).
Opvallend is dat Waling Dykstra in de inleiding van zijn negentiende-eeuwse verzameling van sprookjes al iets zegt over de rol van vrouwen in sprookjes. ‘In de volksvertelling spiegelt het volk zich af met zijne goede en minder goede eigenschappen,’ zo schrijft hij (Dykstra, 1974, p. 2). Even verderop wijdt hij uit over vrouwen die niet van ‘de meest gunstige zijde’ worden bekeken in volksverhalen van over de hele wereld en dat zij zogezegd makkelijk te verleiden zijn tot het kwaad; een erfenis uit het verhaal van Adam en Eva (1974, p. 2). Maar, daarmee is het laatste woord niet gezegd:
Als tegenwicht en als om de vrouw eenigszins in haar eer te herstellen, worden haar dikwijls groote schranderheid en gevatheid toegekend (Dykstra, 1974, p. 2).
Zo is dus toegegeven te merken in sommige sprookjes – de uitzonderingen – in bijvoorbeeld Dykstra’s eigen boekwerk. Kijk voor een andere uitzondering ook nog naar het verhaaltype ATU 875 The Clever Peasant Girl. Er wandelen dus zeker hier en daar wat intelligente, daadkrachtige en zelfstandige dames door de verhalen heen. Zij blijven dan wel in de minderheid, maar brengen het geheel gelukkig weer in enigszins in balans.
Conclusie
Samenvattend kan beargumenteerd worden dat vrouwen in de traditionele sprookjes ten opzichte van mannen maar weinig agency hebben. Vrouwen kunnen vaak niet kiezen met wie ze trouwen, ze lijken uit een veel minder grote selectie van beroepen te kunnen kiezen dan mannen en moeten vooral thuis heel hard werken. Bovendien gaan vrouwen gebogen onder specifieke ideale vrouwelijke eigenschappen als gehoorzaamheid en nederigheid, die direct verbonden zijn aan vrijheid en agency. Vertellers en verzamelaars zijn zich hier tot op zekere hoogte van bewust. Er zijn namelijk voorbeelden van sprookjes te vinden waarin de vrouw wel female agency heeft, doordat ze zelf kiest met wie ze trouwt, de held van het verhaal dankzij haar eigen intelligentie weet te redden of volledig zélf de held van het verhaal is; maar dat zijn toch wel echt de uitzonderingen. Of de vrouwen die wel agency hebben worden heel negatief gerepresenteerd, zoals de gemene oude heksen. Over het algemeen leven de vrouwen in onze klassiekers niet heel avontuurlijke levens en hebben ze weinig te zeggen over hóe ze hun leven willen leiden. Mannen daarentegen hebben veel meer keuzevrijheid, bijvoorbeeld wat betreft hun beroep maar ook in hoe ze zich door de wereld willen bewegen. Zij kunnen meestal wel kiezen om op avontuur te gaan om bijvoorbeeld een bruid te gaan veroveren, zonder dat iemand hen vertelt dat dat niet mag. Enkel vooroordelen over iemands intelligentie of lage afkomst worden soms gebruikt om een man tegen te houden. Bovenal hebben mannen de meeste zeggenschap over met wie er getrouwd wordt, of dat nou om henzelf of hun dochters gaat. Daarentegen zijn óók mannen slachtoffer van allerlei structuren en idealen, dat zal niet ontkend worden. Mannen moeten toch maar altijd weer sterk, slim, rijk en handig zijn. Zowel mannelijke als vrouwelijke personages in sprookjes zijn stereotype. Het grote verschil blijft echter dat mannen veel meer bewegings-, handelings- en keuzevrijheid hebben dan vrouwen in de traditionele sprookjes.
De traditionele sprookjes die zijn geanalyseerd stammen met name uit de twintigste eeuw en eerder. Het zou heel interessant zijn om hierop volgend nog naar de huidige situatie te kijken. Hoe staat het er nu voor met de vrouwen (en mannen) in sprookjes? Hebben vrouwen inmiddels wat meer agency gekregen? En hoe zit het met de verhouding tussen de meer traditionele heruitgaven en de aangepaste, gemoderniseerde sprookjes? Lees hier het vervolg op dit artikel om op die vragen een antwoord te krijgen.
Literatuur
Agatha (1873). Prins Vriendelijk. Rotterdam: Jacs. G Robbers.
Buchanan, L. (2013). Rhetorics of Motherhood. Carbondale: Southern Illinois University Press.
Clerkx, L. E. (1992). En ze leefden nog lang en gelukkig. Amsterdam: Bert Bakker.
De Jong, E. & Sleutelaar, H. (1985). Alle Sprookjes van de Lage Landen. Den Haag: Unieboek.
Dekker, J. J. H. (2015). Vrouw en opvoeding sinds de late negentiende eeuw. Low Countries Historical Review 130, 70-91.
Dykstra, W. (1974). Uit Friesland’s Volksleven (herz. ed.). Leeuwarden: M.A. van Seijen.
Meder, T. (2013). Roodkapje en Sneeuwwitje als strijdbare meiden. De meest recente sprookjesfilms voor (jong)volwassenen. Literatuur Zonder Leeftijd 27, 103-132.
Sinninghe, J. R. W. (1978). Volkssprookjes uit Nederland en Vlaanderen. Den Haag: Kruseman.
Stephens, J. & McCallum, R. (1998). Retelling stories, framing culture: Traditional story and metanarratives in children’s literature. Chapter 7 Folktale and Metanarratives of Female Agency. New York: Garland.
Sturm, B. W. & Kuykendal, L. F. (2007). We said feminist fairy tales, not fractured fairy tales! Children and Libraries, 38-41.
Frederike Groothoff zegt
Ik ben erg benieuwd naar het vervolg artikel! En is het niet een idee om die ‘uitzonderingen’ te bundelen, te herschrijven en uit te geven?! Sowieso een bundel met een gebalanceerd geheel zou erg mooi zijn.
G. van der Leeuw zegt
Is er nou werkelijk geen goed Nederlands woord voor dat rare ‘agency’? Ik heb het artikel overigens met veel plezier gelezen. Hoe zit het trouwens met de diverse culturen, zijn er verschillen die met taal, de traditionele plaats van de vrouw in de geschiedenis etc. te maken hebben. En verschuift dat? En verschuiven de sprookjes dan mee? In het Blauwbaard-motief kun je b.v. best verschuivingen opmerken.
Celeste van Veenen zegt
Bedankt G.! Ik vind persoonlijk ‘agency’ op het moment nog onvertaalbaar, vandaar de keuze. Er zijn wat opties, maar die dekken wat mij betreft niet helemaal de lading. Een bredere vergelijking met andere talen en culturen en een diepe analyse van de verschuivingen zouden zeer interessant zijn, maar ik heb mijn onderzoek zoals je misschien begrijpt moeten kaderen.
Celeste van Veenen zegt
Bedankt Frederike! Dat klinkt als een tof idee, hoewel er gelukkig al wat moderne sprookjesbundels zijn waarin de vrouwen iets meer agency hebben. Zie daarvoor het volgende artikel!
Weia Reinboud zegt
Heel interessant.
Ik zou dat ‘agency’ maar 1 keertje gebruiken en het gewoon over ‘handelingsvrijheid’ hebben. Niet handelsvrijheid, zoals er eenmaal staat.
Aan het eind zeg je dat de sprookjes uit de twintigste eeuw en eerder stammen, moet dat niet negentiende eeuw zijn? Ik kan me niet voorstellen dat er een sprookje in de twintigste eeuw bijgekomen is.
Theo Meder zegt
Ik neem aan dat bedoeld wordt: in de 20e eeuw of eerder opgetekend of gepubliceerd. Veel sprookjes hebben een ontstaansdatum ergens tussen de middeleeuwen en de 19e eeuw, maar ze werden zowel in de literatuur als in de volksmond ook nog in de 20e eeuw gevonden, en weer naverteld of voorgelezen.
Celeste van Veenen zegt
Bedankt Weia! Het klopt wat Theo zegt. Handelsvrijheid is een typfoutje, dat heb je scherp gezien. Persoonlijk vind ik agency momenteel nog onvertaalbaar, vandaar de keuze. ‘Handelingsvrijheid’ alleen dekt wat mij betreft niet volledig de lading van het begrip.
Berthold van Maris zegt
Vrijheid.