Schrijfvaardigheid is een onderdeel dat in elke lesmethode Nederlands te vinden is. Vaak wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen wat je en hoe je iets moet schrijven. Bij het wat gaat het dan om de wijze waarop je van een bouwplan tot een tekst komt. Welk onderwerp kies je, wat is de hoofdgedachte van je tekst, wat bespreek je in de inleiding, de kern en het slot, welke tekststructuur pas je toe, welke alineaverbanden breng je aan? Als je deze punten in acht neemt, krijg je een gestructureerde en begrijpelijke tekst.
Aantrekkelijk formuleren
Maar of een tekst prettig leest of niet, hangt in belangrijke mate af van het hoe, de manier waarop je de inhoud op papier brengt. Dit aspect van schrijfvaardigheid komt in lesmethodes Nederlands vaak in een apart hoofdstuk ‘formuleren’ of ‘stijl’ voor. Zo laat de lesmethode Kern in het hoofdstuk ‘Formulering en stijl’ van het Oefen- en examenboek vwo leerlingen op vier verschillende vlakken oefenen om betere teksten te schrijven. Zij leren achtereenvolgens aan de hand van oefeningen begrijpelijk, nauwkeurig, bondig en aantrekkelijk te formuleren. Om dat laatste te bewerkstelligen leert deze methode dat je als schrijver diverse middelen kunt inzetten, zoals voorbeelden, beeldspraak en stijlfiguren. Ook woordkeuze draagt bij aan een aantrekkelijke tekst. Daarover schrijft Kern:
“Voor woorden geldt net als voor zinnen: herhaling maakt je tekst saai, tenzij het een functie heeft. Gebruik dus niet te vaak dezelfde woorden kort na elkaar. Synoniemen en verwijswoorden verlevendigen je tekst. Let er wel op dat synoniemen soms krampachtig kunnen overkomen. Bovendien betekenen alternatieven soms net iets anders dan het woord dat je wilt vervangen.” (Kern Nederlands, Taal & Cultuur, p. 80)
Ook de lesmethode Nieuw Nederlands – ik gebruikte de vijfde editie – heeft onderscheiden hoofdstukken voor Schrijfvaardigheid (met onder andere algemene schrijftheorie, schrijfdoelen en tekstvormen) en Formuleren (correct formuleren en aantrekkelijk formuleren). In Nieuw Nederlands wordt net als bij Kern het gebruik van uitdrukkingen, stijlfiguren en beeldspraak gestimuleerd. In de paragraaf Aanwijzingen voor het woordgebruik krijgen leerlingen vijf tips voor prettig leesbare teksten. De laatste tip luidt om te variëren in woordkeus.
“Woordherhaling maakt een tekst saai. Je moet dus variatie aanbrengen in je woordkeus. Dat kan door in de tekst synoniemen te gebruiken. Voor synoniemen kun je de synoniemenlijst van Word raadplegen. Let op: beruchte ‘herhaalwoorden’ zijn ook en maar. Behalve met synoniemen kun je ook werken met verwijswoorden. (…) Probeer synoniemen en verwijswoorden af te wisselen” (Nieuw Nederlands, 5/6 vwo 5e editie, p. 186).
Met de adviezen van Kern en Nieuw Nederlands over de inzet van synoniemen en verwijswoorden zal niemand het oneens zijn. Maar hoe kun je deze aanwijzing in de praktijk brengen als je een bescheiden woordenschat hebt en je arsenaal aan synoniemen daarom niet zo groot is?
Synoniemen vinden
Nieuw Nederlands geeft daarvoor een handige tip. Gebruik de synoniemenlijst van Word. Die zal lang niet in alle gevallen pasklare alternatieven bieden maar de functie ligt letterlijk binnen handbereik van leerlingen als ze een tekst schrijven met behulp van dat tekstverwerkingsprogramma. Het gebruik van de lijst is erg eenvoudig: ga in een tekst op een woord staan, klik op de rechtermuisknop en selecteer vervolgens synoniemenlijst. Er verschijnen dan een of meer woorden die als een gelijkbetekenend alternatief worden gezien.
Er zijn ook andere mogelijkheden om synoniemen te vinden. Woordenboeken bijvoorbeeld maken voor de betekenisomschrijving van woorden vaak gebruik van synoniemen. Het is een eenvoudige manier om herhaling van het te definiëren woord te vermijden. Als je bij mama het synoniem ‘moeder’ schrijft is dat handiger en korter dan ‘naam voor een vrouw in betrekking tot het kind of de kinderen die zij heeft ter wereld gebracht’.
100% garantie dat je op deze manier een synoniem vindt, is er niet. Daarvoor en daarom kun je beter een papieren synoniemenwoordenboek raadplegen, zoals het Synoniemenwoordenboek van Riemer Reinsma, Van Dale Groot Synoniemenboek of Het juiste woord van L. Brouwers. Maar welke leerling maakt tegenwoordig nog gebruik van papieren woordenboeken?
Betaalde online alternatieven zijn er wel, maar daar zal een leerling niet snel zijn geld aan uitgeven. Echt nodig is dat ook niet, want als je in de zoekbalk van een browser het woord synoniem intikt, kom je vrij snel uit bij synoniemen.net, het grootste en gratis online woordenboek voor Nederlandse synoniemen. En het moet gezegd, je vindt er snel andere woorden waarmee je variatie in je woordgebruik kunt aanbrengen. Bovendien geeft synoniemen.net niet alleen synoniemen, maar verwijst het ook naar andere woordenboeken of relevante websites.
Gevoelswaarde
Het grootste probleem voor leerlingen zal zijn om vast te stellen of een woord inderdaad onderling uitwisselbaar is met een ander woord. De lesmethode Kern wees er in het hierbovenstaande citaat al op dat alternatieven soms net iets anders betekenen dan het woord dat je wilt vervangen. Zelfs als twee woorden precies hetzelfde betekenen dan nog kan een verschil in gevoelswaarde ervoor zorgen dat je het ene woord niet zonder meer voor het andere kunt gebruiken. Zo klinkt tuberculose een stuk vriendelijker dan tering. Een ander probleem is dat een synoniem een gedateerd woord kan zijn Je moet er toch niet aan denken dat leerlingen massaal doch, evenwel en echter gebruiken ter vervanging van maar.
Kunnen leerlingen bepalen of een woord geschikt is om als synoniem te dienen? Voor een deel wel. Als puber zijn ze in voldoende mate blootgesteld aan Nederlandse taaluitingen om een oordeel te vellen over het gebruik van woorden. Maar bij minder courante woorden zullen ze daar meer problemen mee hebben.
Oefenen, repeteren, trainen
Hoe kunnen ze zich daarin oefenen? Een voor de hand liggend en veelgehoord advies is lezen, lezen en nog eens lezen. Oefenen, oefenen en nog eens oefenen is ook een optie. Het internet biedt daartoe enige mogelijkheden. Op Fibonicci kun je bijvoorbeeld op drie niveaus een taaltest doen over synoniemen. En op de website virtuele training zijn oefeningen van verschillende websites bij elkaar gezet. Daar is ook een afbeelding opgenomen waarbij voor een aantal veelgebruikte woorden (zoals zeggen, kijken, lopen, lachen, eten) ‘synoniemen’ onder elkaar zijn gezet. Bij lachen zijn dat de volgende woorden: grinniken, glimlachen, giechelen, schateren, brullen, gieren, geinen, bulken, proesten, lol hebben, schik hebben, ginnegappen. Een interessante opdracht zou zijn om deze werkwoorden individueel in volgorde van intensiteit te zetten, met links de meest ingetogen en rechts de meest uitgesproken vorm van plezier hebben. Daarna kunnen leerlingen in twee- of viertallen hun bevindingen met elkaar delen. Heeft iedereen dezelfde volgorde opgesteld? Welke woorden zijn op dezelfde positie terechtgekomen, waar zitten de verschillen?
Als leerlingen inzien dat een woord voor een lezer een andere betekenis of gevoelswaarde heeft, kunnen zij daar tijdens het schrijven van een tekst rekening mee houden en (nog) beter hun gedachten onder woorden brengen.
Jan+Stroop zegt
Mag ik als tegenwicht verwijzen naar een stukje van Karel van het Reve in zijn ‘Uren met Henk Broekhuis’ (1978): “Op welhaast alle scholen zegt de meester dat je herhaling van hetzelfde woord moet vermijden.”
Daarin bijv. deze zin:
“En het voorschrift, dat je “niet twee keer hetzelfde woord mag gebruiken” is grote onzin. ” En dan volgen zijn argumenten.
Robert Kruzdlo zegt
Thomas Bernhard misschien ook genoemd¿ Of moest die nog geboren worden¿ Je leert kinderen toch dé domheid om een eind verder te komen. Want het is verbazingwekkend hoe dit op vooruitgang hebben geleid. Zelfs zou niemand dom willen zijn. Of, het tegenwicht wint.
Inge Boulonois zegt
Goed om daar aandacht aan te besteden. En mochten de leerlingen puzzelende ouders hebben: De Puzzel Encyclopedie in 2 delen van Henk Cornelissen bv. bevat een schat aan synoniemen, hyponiemen en hyperoniemen. Ongetwijfeld zijn zulke naslagwerken ook online in ruime mate te vinden.
Michaël Steehouder zegt
Je kunt het gebruik van synoniemen aanbevelen als een middel om te voorkomen dat je twee keer hetzelfde woord gebruikt (hoewel het gebruik van verwijswoorden daarvoor minstens zo belangrijk is). Maar ook als middel om net iets preciezer of genuanceerder te formuleren. Dat is geen ‘neveneffect’ van synoniemen, maar juist het hoofddoel ervan. Als je het op deze manier onderwijst, verleg je het accent van de vorm naar de inhoud. Het boek van Brouwers heet niet voor niets Het juiste woord en niet Een ander woord. Mijn ervaring is dat studenten meer extra moeite willen doen om helder en precies te forumleren dan om mooi te formuleren.
En dan ook verwijzen naar het prachtige verwarwoordenboek van Ja Renkema: https://www.schrijfwijzer.nl/taalvragen/verwarwoordenboek/verwarwoorden