Eens in de paar jaar herlees ik de roman die mijn ogen opende voor de literatuur en die ik nog steeds als een van de hoogtepunten uit de Nederlandse letteren beschouw: De aanslag van Harry Mulisch.
Elke herlezing gaat gepaard met een zeker risico: zal de roman dit keer niet tegenvallen? Tot op heden blijft het antwoord op die vraag gelukkig ontkennend. Ik ben keer op keer weer onder de indruk van de sublieme plot, de prachtige stijl en de magnifieke compositie.
Wel ontdekte ik bij herlezing onlangs een foutje. Het gaat om de scène waarin de gezinsleden Steenwijk ruzie krijgen over wat ze te doen staat nadat vader en dochter Korteweg het lijk van Fake Ploeg hebben verplaatst, zodat het lichaam nu voor het huis van de Steenwijks is komen te liggen. Peter wil naar buiten om Ploeg daar weg te halen terwijl Anton en zijn moeder daar tegen zijn. Tijdens die ruzie ontstaat de volgende woordenwisseling tussen moeder Steenwijk en Peter:
Moeder: ‘Wat wou je dan doen?’
Peter: ‘Terugleggen – of bij mevrouw Beumer.’
Moeder: ‘Bij mevrouw Beumer? Hoe haal je het in je hoofd!’
Peter: ‘Waarom niet bij mevrouw Beumer en wel bij ons?’
In de proloog van de roman is het echtpaar Beumer door Mulisch geïntroduceerd als een gepensioneerde, ziekelijke procuratiehouder met zijn vrouw maar meneer Beumer, die Anton soms voorleest uit De drie musketiers, is op de avond van de aanslag opeens non-existent.
Toch moet hij nog in leven zijn geweest want in 1952 ontmoet Anton hem als hij voor het eerst na de avond van de aanslag weer in Haarlem is. Hij is daar op een studentenfeestje dat hij verlaat om de plaats delict te bezoeken. Als hij naar de lege plek staart waar ooit hun huis Buitenrust stond en naar de plek op straat waar ooit Fake Ploeg lag, wordt hij door mevrouw Beumer herkend en naar binnen geroepen. In de kamer zit een inmiddels dementerende meneer Beumer. Hij spreekt tijdens deze ontmoeting de onsterfelijke woorden: augurken zijn net krokodillen.
Kennelijk was Mulisch meneer Beumer in de hectiek op de avond van de aanslag even vergeten.
Ook in het script van de met een Oscar bekroonde verfilming van De aanslag noemt Peter alleen mevrouw Beumer:
‘Terugleggen – of bij mevrouw Beumer. Dat ouwe wijf liever dan wij.’
Casper de Weerd zegt
In mijn familie worden buren vaak aangeduid als mevrouw X of (soms) tante, ook al betreft het een echtpaar
Marc van Oostendorp zegt
Ook wij noemen de buren regelmatig ‘P.’, waar P de voornaam is van de vrouw. In het geval van De Aanslag is de echtgenoot ook nog ziekelijk en enkele jaren later geheel dement. Hij zegt eigenlijk niets dat aan hemzelf kan worden toegeschreven (als hij nog ‘goed’ is leest hij De drie musketiers voor).
Marc van Biezen zegt
Dank voor jullie reacties. Wellicht heeft Mulisch het zo bedoeld. Zou kunnen.