Tegen sommige dingen hoef je eigenlijk niet te ageren. Heel veel mensen, misschien wel de meeste, weten dat ze niet goed zijn. Maar de kans dat er iets aan gaat gebeuren is toch in wezen nihil. De enige reden om er iets over te zeggen is om aan die andere tegenstanders te laten weten: je bent niet alleen. En om aan de mensen in de toekomst te laten weten: de waanzin werd toen ook wel gezien, al werd er weinig over gepraat.
Een zo’n onderwerp is de verdeling van opleidingen in het hoger onderwijs in een bachelor- en een masterfase. In plaats van een studie van vijf jaar doen studenten een opleiding van drie jaar en daarna nog een van één of twee jaar. De toch al krappe tijd die er staat voor de kans om je voor de rest van je leven intellectueel te specialiseren in een bepaalde richting wordt onbarmhartig in tweeën geknipt.
Flexibiliteit
Master-studenten taalwetenschap die bijvoorbeeld op verschillende plaatsen een bachelor hebben gedaan (de een taalwetenschap in Amsterdam, de ander Nederlands in Utrecht) hebben allemaal een paar jaar vooropleiding, maar de grootste gemene deler daartussen is nog steeds heel klein. Het betekent naar mijn ervaring de gemiddelde cursus aan het begin van een master een inleidend karakter heeft – de inleiding kan weliswaar veel sneller gaan dan in de bachelor, maar er gaat onherroepelijk tijd verloren.
Wat is het voordeel? Studenten worden uitgenodigd tot mobiliteit. Ze kunnen na drie jaar een master doen die net anders is dan de bachelor die ze toch niet helemaal is bevallen. Ze kunnen ook naar een andere stad gaan en zelfs naar een ander land. Maar eigenlijk zou zo’n opknippen van de studie helemaal niet nodig hoeven zijn voor wat flexibiliteit. Ik ben in de jaren tachtig ook overgegaan van de ene studie in de ene stad naar de andere in een andere stad, en ben na 4,5 jaar afgestudeerd. Wat daarvoor nodig was: voldoende flexibiliteit bij de betrokken docenten om me bij de nieuwe opleiding wat vrijstellingen te geven, bijvoorbeeld na een mondeling tentamen. En de mogelijkheid om op ieder moment van de opleiding cursussen die nu in de bachelor zouden zitten te combineren met cursussen die nu in de master zitten.
Ook van de verhoogde kansen op internationale flexibiliteit geloof ik niet veel: naar mijn ervaring stond de Nederlandse doctorandustitel internationaal hoog aangeschreven. In ieder geval in de taalkunde kon je er gemakkelijk een promotieplaats mee krijgen aan prestigieuze universiteiten in allerlei landen.
Het enige wat de bachelor-masterstructuur daaraan toevoegt is een vorm van onderwijs die gericht is op efficiëntie. Van verhoogde flexibiliteit is alleen in schijn sprake. Voor het soort geïmproviseerde cursussen dat ik als student volgde – er was een nieuw boek verschenen en het volgende semester was daar een cursus over – is sowieso geen plaats meer.
Zinloosheid
En dan is er nog het argument dat heel Europa ditzelfde armzalige systeem gebruikt. We kunnen er dus niet vanaf omdat… eh, omdat, eh. Omdat diploma’s vergelijkbaar moeten zijn? Maar waarom moest dat ook weer? Ik kan me eigenlijk maar een argument voorstellen: omdat grote werkgevers geen zin hebben om zelf vergelijkingen te maken. Het hoger onderwijs moet een industrie zijn die uniforme producten aflevert.
De reden waarom het voorlopig niet afgeschaft zal worden is dat zoiets enorm veel geld kost. En bezuinigen is net als uniformeren al bijna veertig jaar het parool. Maar ooit keert de wal het schip. Ooit richt iemand een paar grote privé-universiteiten op in Europa, waar aan deze onzin niet wordt meegedaan en waar docenten nog een aantal jaar studenten mee mogen nemen over een grillig pad.
Het gaat nog heel lang duren. Maar zie, lezer in 2062: veertig jaar geleden schreef iemand het al op. En hij was zeker niet de enige die er toen zo over dacht. Iedereen dacht er zo over, maar de meesten zagen de zinloosheid om het ook nog op te schrijven.
Jona Lendering zegt
Ik denk dat die lezer in 2062 de vraag stelt: waarom verzette men zich dan niet, als iedereen wist dat het niet klopte?
Eén antwoord is: omdat het universitair personeel klem zit. Verzet moet je organiseren en kost tijd. Daar zijn je studenten de dupe van. Zodat academisch werk, lijkt het, steeds meer neerkomt op “op de korte termijn studenten opleiden”, onder bewuste verwaarlozing van de lange termijn en de belangen van de samenleving (met een website als Neerlandistiek als prettige uitzondering).
Een tweede factor: de universiteiten zijn gewone bureaucratische instellingen. Als iemand wordt aangesteld, moet je met zo iemand nog jarenlang samenwerken. Ongewild ontstaat een mechanisme dat je geen mensen aanstelt die de rode banier hijsen. Daar komt maar gedoe van.
En zo rommelen de universiteiten verder. De enige manier om nog iets te redden is als de burger begint te begrijpen dat zijn eigen toekomst op het spel staat. Ik denk dat we niet tot 2062 hoeven wachten.
Marc van Oostendorp zegt
Ik denk dat het veel groter is dan ‘de universitaire mens’. Er zijn allerlei structuren in ons leven die niet goed functioneren, maar die simpelweg te groot zijn en buiten onze controle lijken. Ik ken geen enkel voorbeeld waarin mensen zaken die op Europees niveau zijn afgesproken, proberen terug te draaien. De moed zinkt je al in de schoenen als je eraan denkt dat je dat zou moeten doen. En dat dan ook nog in een wereld waar iedere kritiek op ‘Europa’ wordt gemonopoliseerd door dubieuze clubjes. Mijn voorbeeld in dit stukje komt van het hoger onderwijs (ik heb niet goed zicht op hoe goed een en ander werkt voor de hogeschool, maar kan wel zeggen dat het in mijn ogen ook de aansluiting tussen hogeschool en de universiteit niet echt verbeterd heeft), maar het is een veel breder probleem.
Lucas zegt
Ik herken dat probleem van inleidingscursussen in de master helaas maar al te goed. Zelfs in de ReMa taalkunde had je feitelijk nog een inleiding statistiek op niveau 2e jaars bachelor. Al moet ik zeggen dat de echte taalkunde cursussen (semantiek, syntaxis, corpus, discourse) na een week of twee, drie alsnog wel de diepte in gingen. Het tempo lag beduidend hoger.
Als ik kijk naar hoe dit gaat in andere landen. Tijdens mijn promotie zat ik tijdelijk aan UCLA, waar MA-studenten (in feite de promovendi, want je doet anders geen master) ook gewoon een introvak moesten volgen met de bachelorstudenten. Het niveau bij werkcolleges en toetsen lag wel beduidend hoger, maar inherent lag het tempo van de hoorcolleges niet hoger, want dat volgden we met de bachelorstudenten.
Overigens zou jouw idee over docenten die flexibel omgaan met ervaring natuurlijk ook prima moeten kunnen in een BaMa systeem. Je kunt die introcursussen aanbieden, maar kwijtschelden voor wie de ervaring al heeft. Helaas zijn vrijstellingen en individuele programma’s een hoop geregel en moeite, wat me meer een artefact lijkt van de rigide manier waarop universitair beleid op hoger niveau gemaakt wordt tegenwoordig. Alles moet controleerbaar en toetsbaar zijn, de inviduele kunde van de docent is weinig ruimte voor met oog op “kwaliteitscontrole” – en dat is niet alleen op hoger onderwijs zo.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, je hebt gelijk: als er wat minder bureaucratie zou zijn, en wat minder druk om iedereen die instroomt snel te laten uitstromen, zou je ook van het BA/MA-systeem iets kunnen maken. De voornaamste angel zit in het gebrek aan flexibiliteit. In een systeem waar de menselijke maat weer echt een rol speelt, maakt het natuurlijk niet uit wat de namen van de academische titels zijn.Het is goed om daaraan te herinneren, want de mensheid kennende zou men in 2062 weleens kunnen menen dat de problemen worden opgelost door andere labels op dezelfde problemen te plakken.
Lucas zegt
Dit roept wel een vraag op: waarom hebben we academische titels? Anders dan als kwalificatie voor bepaalde functies, maakt het voor iemand uit dat ik dr ben? Ik ben trots op mijn promotie, maar verder boeit het nergens.
Marc van Oostendorp zegt
Titels zijn onzin. Dat geldt natuurlijk nog meer voor prof. dan voor dr., voor het tweede heb je nog een bepaalde prestatie op je naam hebben staan, maar de tweede berust, zeker in het Nederlandse systeem, voor een belangrijk deel op willekeur.
Berthold van Maris zegt
Standaard vijf jaar (in jouw geval viereneenhalf jaar, in mijn geval acht jaar) was inderdaad veel beter. Dat zou ik iedere student van nu toewensen. Alleen, bij de huidige studentenaantallen wordt dat ongelofelijk duur. Denk ik. Dus laten we het over geld hebben. Hoe zou je die vijf jaar voor iedereen willen financieren?
Marc van Oostendorp zegt
Merk op dat ik het niet over duur heb, behalve dat ik noem dat ik er inderdaad 4,5 jaar over heb gedaan; maar de officiële studieduur was indertijd ook 4 jaar, dus net zo lang als nu BA en (‘éénjarige’) MA samen. De vertraging had overigens vooral andere gronden (het promotiestelsel werd net drastisch veranderd en ik wilde meedoen met het nieuwe systeem van onderzoeksscholen). Omdat de studie een ongebroken geheel was, zat er alleen meer samenhang en opbouw in. Een opleiding van 4 jaar is beter dan een opleiding van 3 jaar gevolgd door een opleiding van 1 jaar.
Hoewel ik het dus niet over die duur heb, is er ook best een manier te verzinnen om het betaalbaar te houden terwijl je de studieduur wel verlengt, want dat lijkt me los van alles ook wel wenselijk. In het algemeen geldt: zolang er nu nog allerlei prikkels zijn om zoveel mogelijk studenten binnen te halen, vind ik ieder argument dat lange studieduur voor zoveel studenten onbetaalbaar is, ongeldig. Selectie lijkt me een belangrijke methode, het is bekend dat er veel mensen in het hoger onderwijs rondlopen die er niet veel te zoeken hebben. Ik ben persoonlijk wel een voorstander van het nu weer afgeschafte bindend studieadvies, en dan in een strengere vorm, en zonder dat afwijzen van studenten financiële consequenties heeft voor de opleiding.
Berthold van Maris zegt
Inderdaad ontkom je dan niet aan een zekere vorm van selectie.