Uit De spronglaag, de nieuwe bundel van Esther Jansma.
Watertaal
Rennend naar een verzonnen uitgang knalde ik met mijn
kop tegen een tram. Barst in mijn schedel. Het donker in
vallen.
Het is niet zo dat ergens verstopt kleine knoppen
opengaan als handjes, sierlijk onderwaterachtig
wuiven in kobaltblauw, vergeetachtige schuilplaats
voor het snelle van denken en vissen en ik
en het is niet zo dat ergens is: vergeten, een zacht
strelend als vanzelf worden overgehaald tot niets
weten, of juist wat helder is, herinnering, korte
geluiden, het vanzelf rijzen en dalen van leven
en het is niet zo dat ergens ver in de watertaal
van dit denken met zijn holtes ook maar een glimp
is te vinden van wat ooit klein was en kenbaar,
een begin dat deed denken aan ademen, slapen.
Maar je kunt daarna ook gewoon verzinnen dat je toen ein-
delijk ergens thuis bent gekomen.
Esther Jansma (1958)
uit: De spronglaag (2022)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter