10 mei 1940
Wij wisten reeds lang wat gebeuren zou
Maar aan ’t begin hoorde ik een merel zingen:
Een pure stem die zich niet liet verdringen
En vulde mij met licht en ochtenddauw.
Later toonde de stad een schuw gezicht
Waarover dunne schaduwen vergleden,
De menschen deden traag hun bezigheden
En hier en daar vielen er deuren dicht.
Toen ’t hart van Rotterdam was weggebrand,
Verstarde ’t bloed en kwam de slavernij,
En over alles dreef een zwart getij,
Bezoedelend het uitgeputte land.
En zooveel afschuw werd in ons verzameld
Dat diepe schaamte slechts daarvan nog stamelt.
H.W.J.M. Keuls (1883-1968)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter