Renate Rubinstein moet nu maar weer eens tot leven komen. Het hangt in de lucht: vorige week besprak ik het hier een boekje dat de nu al heel lang beoogde biograaf Hans Goedkoop schreef over haar jeugd. Een aardige lezer wees me erop dat er vorige maand bij Hollands Maandblad ook een boekje verscheen, Renate Rubinstein herontdekt, van Charlotte Goulmy. Het is heel mooi geïllustreerd door Karin Opstelten. Het kan nog worden nabesteld.
Herontdekt telt ongeveer 80 pagina’s en bevat vier biografische essays, die samen het héle leven van Rubinstein bestrijken, in ieder geval chronologisch: van geboorte tot dood. Ze smaken naar meer, bijvoorbeeld omdat ze met zoveel liefde zijn geschreven – niet voor de persoon Rubinstein, want die heeft Goulmy nooit gekend, maar wel voor het werk. Ze bevatten bijvoorbeeld veel meer citaten. Zelfs in het eerste essay, dat min of meer dezelfde periode beslaat dan Goedkoops boek, wordt meer geciteerd uit het sprankelende proza van Rubinstein, en dat is heel fijn.
Goulmy merkt op dat ze graag zou promoveren op een biografie van Rubinstein die ze dan helemaal uit citaten uit het werk zou opbouwen. Dat lijkt mij een mooi idee, maar liever zou ik eigenlijk een goede editie hebben van het verzameld werk: alle boeken en vooral ook alle columns en verspreide stukken. (Bij Meulenhoff verscheen ooit een verzameld werk dat twee problemen heeft: het is niet compleet en het is niet meer te krijgen.)
Want als er iets duidelijk wordt uit dit boekje: voor Renate Rubinstein waren leven en werk in elkaar geknoopt. Haar hoofdwerk was vermoedelijk de wekelijkse Tamar-column in Vrij Nederland, een genre dat nu nauwelijks nog bestaat omdat het zowel ging over haar dagelijks leven als over haar opinies, zowel over wereldpolitieke kwesties als het milieu (zoals het klimaat toen nog heette) en het conflict tussen Israël als Palestina, als over Nederland en Amsterdam. Zowel over de identiteitspolitiek van het feminisme in de jaren zeventig en tachtig als over de in die tijd overal om zich heen grijpende lelijkheid. Ze was een persoon met meningen en beiden kwamen gelijkelijk aan bod.
Nou ja, er zijn natuurlijk nog steeds veel personen met meningen die een column schrijven. Maar een verschil is dat dan noch de persoon noch de mening vaak erg interessant zijn, maar belangrijker: dat ze niet zo duidelijk met elkaar verknoopt zijn. Bij Rubinstein dacht je over een mening eerst: hé, zo had ik er nog niet over gedacht. En vervolgens: oh ja, het is ook wel logisch dat uitgerekend zij het schrijft.
Bovendien was het allemaal behoorlijk gedoseerd, zo blijkt uit Goulmy’s essays. Rubinstein kwakte niet alles wat haar overkwam op papier. Van de grote gebeurtenissen in haar leven – haar scheidingen, haar slopende ziekte, haar verhouding met S. Carmiggelt – kwamen de lezers pas te weten als ze er de juiste vorm voor gevonden had.
Ik wil niemand tekort doen, en ik volg misschien te weinig columns, maar ik geloof dat er geen mensen meer zijn die het genre echt als kunstvorm beoefenen.
Goulmy heeft zelf trouwens genoeg van Rubinstein geleerd. Ze schrijft prettig en ze is er niet voor teruggestrokken om ook zelf persoonlijk te zijn, zonder zich daarbij naar voren te dringen. Je krijgt de indruk dat ze er een paar thema’s uit het werk uitlicht omdat die haar, Goulmy, zelf aan het hart gaan, zoals het feminisme en de lelijkheid. Goulmy heeft bovendien duidelijk een grote hekel aan Hugo Brandt Corstius, ooit kortstondig een geliefde van Rubinstein en later mogelijk een stalker. De paar glimpen die ze van die verhouding geeft, leveren hopelijk nog een nieuw essay op.
Charlotte Goulmy. Renate Rubinstein herontdekt. Hollands Maandblad, 2022. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter