Stemt de Tweede Kamer voor of tegen?
Op 10 mei stemt de Tweede Kamer over een wetsvoorstel dat op Bonaire Papiamentstalig mbo-onderwijs mogelijk moet maken. Wat er echter in werkelijkheid op het spel staat is of Papiamentstalige rijksgenoten vrije en onafhankelijke informatievoorziening en gelijkwaardige ontwikkelingskansen gegund wordt.
In het debat over de vraag of het onderwijs Nederlandstalig of Papiamentstalig moet zijn lopen er voortdurend twee belangrijke, maar van elkaar verschillende discussies door elkaar: de discussie over erkenning van het Papiaments als taal en cultuuruiting enerzijds en die over inzet van het Papiaments als onderwijstaal anderzijds. Wie daar niet goed onderscheid in maakt komt zomaar terecht in een situatie waarbij aan basisprincipes van onze democratische rechtsstaat wordt gemorreld.
Het wetsvoorstel beoogt voor een kleine en specifieke groep reeds werkende jongeren een Papiamentstalige mbo-opleiding mogelijk te maken. Als uitzondering; gezien hun onvoldoende beheersing van het Nederlands. Dat dit de wens is van een aantal organisaties en instanties op Bonaire maakt het nog niet tot een goed wetsvoorstel. Uitzondering of niet: wetten hebben een precedentscheppende werking. Een groot deel van de niet-Nederlandstalige leerlingen op Bonaire (alsook op Aruba en Curaçao) beheerst het Nederlands onvoldoende. Op welke gronden zal wettelijk gezien andere Papiamentstaligen een opleiding in hun moedertaal ontzegd kunnen worden, daar waar een uitzonderingsgroep wel de gelegenheid krijgt?
Uitgangspunt
De essentie van het onderwijsvraagstuk op de ABC-eilanden is noch in de Tweede Kamer noch op de eilanden zelf te horen. Het is namelijk cruciaal voor deze onderwijsdiscussie om inzicht te hebben in het verschil tussen grote talen en kleinschalige talen. Kleinschalige talen, zoals het Papiaments, worden door een relatief kleine groep gesproken. Er zijn er duizenden van op de wereld. Deze talen hebben vanwege geringe schaalgrootte onvoldoende afzetmarkt. Ze hebben daardoor niet dezelfde publicatiemogelijkheden en hetzelfde bereik als grote(re) talen. Concreet betekent dit dat 99% van wat u als lezer van dit artikel dagelijks wil of moet lezen gewoonweg niet bestaat in het Papiaments. Niet op papier en ook niet online. Papiamentstalige burgers kunnen zich in hun eigen taal op geen enkel terrein afdoende informeren. Om net als iedereen toegang te hebben tot de in de wereld aanwezige kennis over allerhande onderwerpen – bijvoorbeeld websites, tijdschriften, (voor)leesboeken, studieboeken, naslagwerken, handleidingen, hypotheekaktes, bijsluiters van medicijnen enz. – moeten zij een grotere taal op een behoorlijk niveau beheersen. Zelfs wanneer Papiamentstaligen zich in hun moedertaal over allerlei onderwerpen willen uitdrukken, moeten ze daarvoor eerst de benodigde informatie uit een grotere taal weten te halen. Het is deze feitelijke omstandigheid op de ABC-eilanden die het vertrekpunt moet zijn voor welke onderwijsdiscussie dan ook!
Denkfout
Een fundamentele denkfout in zowel het wetsvoorstel als het onderwijsbeleid is de veronderstelling dat het Nederlands (of een andere grote taal) alleen relevant is voor bepaalde beroepen of voor diegenen die in Nederland willen doorstuderen. Onjuist, want hoewel de meerderheid van de (Papiamentstalige) jongeren de eilanden niet zal verlaten, hebben zij voor hun ontwikkeling niet voldoende aan het Papiaments. Ook deze jongeren hebben allemaal in het (beroeps)onderwijs een grotere taal nodig om kennis op te doen, om een gelijkwaardige ontwikkeling door te kunnen maken, om op het veronderstelde werk- en denkniveau te kunnen komen en om goed voorbereid te worden op de beroepspraktijk.
Elk vakgebied is constant in beweging en mbo’ers worden geacht daarin up-to-date te blijven. Vrijwel alle innovaties komen uit het buitenland en moeten gelezen kunnen worden. Denk maar aan allerlei technische vernieuwingen, handleidingen en naslagwerken voor apparatuur, instructies met betrekking tot veiligheid en hygiëne, het kunnen volgen van (online)trainingen op het gebied van automatisering, kwaliteitsverbetering, duurzaamheid, voedselveiligheid enz. Dit alles is in het Papiaments niet beschikbaar! Eenmaal afgestudeerd en werkzaam op de arbeidsmarkt kan een werknemer natuurlijk niet even de oude docent van het mbo bellen om alles in het Papiaments uit te laten leggen.
Zelfstandig
De afgelopen jaren is grote focus gelegd op het ontwikkelen van Papiamentstalig les- en toetsmateriaal. Studiemateriaal vertalen naar het Papiaments is echter geen oplossing voor kleinschaligheid. Kinderen leren op school immers niet lezen om alleen maar studieboeken te kunnen lezen. De bedoeling van onderwijs is dat zij leren om de rest van hun leven alles te kunnen lezen wat ze maar zouden willen of moeten lezen.
Zelfstandig! De realiteit is dat ze dat vooral in een grotere taal moeten kunnen. Zowel privé als beroepsmatig. Gezien het bovenstaande is de conclusie dat met Papiamentstalig onderwijs niet aan dezelfde kwalificatie voldaan kan worden en er geen gelijkwaardig onderwijsniveau gerealiseerd kan worden. Dat geldt niet alleen voor het mbo maar voor het onderwijs over de hele linie.
Wie zich de impact van de kleinschaligheid van het Papiaments realiseert kijkt heel anders naar deze onderwijssituatie. Een gemis in het decennialange debat over onderwijstalen is het noodzakelijk te maken onderscheid dat kleinschalige talen wel gelijke waardering toegekend moet worden, maar helaas niet gelijke mogelijkheden hebben om dezelfde onderwijskerntaken te realiseren.
Informatievoorziening
Wat er moet komen is een nieuw onderwijsmodel waarin twee uitgangspunten – respect en waardering voor eigen taal en cultuur enerzijds en toegang naar onbeperkte informatievoorziening anderzijds – met elkaar verenigd worden. Want als de verschillende overheden in ons Koninkrijk er niet voor zorgen dat in het onderwijs al hun Papiamentstalige burgers een grotere taal op hoog niveau leren, dan ontnemen ze deze rijksgenoten de mogelijkheid om volwaardig mee te doen in een moderne democratische samenleving waar geletterdheid een vereiste is en vrije informatievoorziening de norm.
In een democratische rechtsstaat is het essentieel dat alle burgers vrije toegang hebben tot informatie. Overal op de wereld zien we landen waar vrije en onafhankelijke informatievoorziening onder druk staat. In ons eigen Koninkrijk moeten we ervoor zorgen dat we niet in dezelfde onwenselijke situatie terechtkomen; dat zal echter wel gebeuren als we een deel van de burgers vrije informatievoorziening en ontwikkelingskansen ontnemen door ze op te sluiten in de begrensde leeromgeving van een kleinschalige taal.
Dames en heren politici er wordt van u verwacht, politiek gevoelig of niet, dat u niet wegkijkt maar verantwoordelijkheid neemt. De leden van de Tweede Kamer moeten zich realiseren wat het echte thema is waar zij op 10 mei voor of tegen zullen stemmen: vrije en onafhankelijke informatievoorziening, gelijkwaardige toegang tot kennis en gelijkwaardige ontwikkelingskansen voor alle rijksgenoten; ook voor de Papiamentstaligen!
Juana Kibbelaar is onderwijsadviseur en trainer en heeft jarenlange onderwijservaring in zowel het Caribische als het Europese deel van het Koninkrijk.
Dit stuk verscheen eerder op Caraïbisch Uitzicht.
Laat een reactie achter