De duim van Koerbagh
Op 27 juli 1668 kreeg de Amsterdamse arts en jurist Adriaan Koerbagh een gevangenisstraf van maar liefst tien jaar opgelegd voor het publiceren van een woordenboek. Het boek, met de verdacht zoete titel Een bloemhof van allerley lieflijkheyd sonder verdriet, bevat meer dan 8000 lemma’s met ‘Bastaard-Woorden’. Op het eerste gezicht is het een lange lijst met doodgewone leenwoorden, zoals ‘confrontatie’, ‘gouverneur’, en ‘passagier’, waarvoor de auteur zuiver Nederlandse alternatieven aandraagt.
De veroordeling van Koerbagh wordt vaak aangehaald als een van de zeldzame momenten waarop de relatief tolerante censor in de Nederlandse Republiek zijn tanden liet zien. Waarom werd Koerbagh gecensureerd? De korte uitleg is dat hij religiekritiek en godslastering verhulde onder een wel erg dunne dekmantel van taalpuristische etymologie. Verschillende lemma’s, zoals ‘triniteyt’, ‘engelen’, ‘Arke’ en ‘transsubstantiatie’, hebben eigenlijk niets te maken met descriptieve lexicografie. In plaats daarvan bevatten ze bijtende theologische commentaren, waarin Koerbagh de drie-eenheid ontkent, bovennatuurlijke elementen in de Bijbel rationaliseert, en twijfel zaait over gangbare Bijbelinterpretaties.
Volgens deze uitleg speelden het genre van het woordenboek en het taalpurisme van zijn maker geen rol in Koerbaghs uitzonderlijke veroordeling. Taalpuristen vond je immers overal. Jan van de Werve, Simon Stevin, Hugo de Groot, Coornhert, Bredero, Vondel: net als Koerbagh waren ze allemaal op hun eigen manier voorvechters van het Nederlands als de standaardtaal van de literatuur, het recht en de wetenschap. Nog nooit was iemand om die reden veroordeeld. Bovendien was Koerbagh bepaald niet de eerste die een leenwoordenboek publiceerde. Sterker nog, duizenden lemma’s in Een bloemhof waren letterlijk overgenomen uit leenwoordenboeken van voorgangers zoals Johan Hofman en Lodewijk Meijer (zie figuur 1). In tegenstelling tot Een bloemhof werden hun woordenboeken verschillende keren herdrukt, en nooit gecensureerd. Lexicografie was niet verboden; vermeend atheïsme wel.
Toch is deze uitleg – Koerbagh werd zwaar gestraft vanwege de inhoud, en niet vanwege de vorm van zijn kritiek – onbevredigend. Hij was immers bepaald niet de enige auteur die gediskwalificeerd werd als ‘Sociniaans’, Spinozistisch of atheïstisch. Maar hij was wel een van de weinigen die ervoor opgesloten werd. In zijn recente proefschrift Pamflethandel heeft Rindert Jagersma opnieuw aangetoond dat het doorgaans nogal meeviel met de censuur in de Republiek. Hoewel er wel degelijk honderden titels verboden werden tijdens de zeventiende eeuw, waren gevangenisstraffen voor auteurs hoogst uitzonderlijk.
Koerbagh als postmodernist
Dus waarom werd Koerbagh zo zwaar gestraft? Een langere uitleg zou zijn dat Koerbaghs religiekritiek zo’n explosieve lading kreeg juist door zijn opvallende keuze voor het woordenboek als medium. Wie Koerbaghs voorwoorden leest bij zijn Bloemhof en zijn ’t Nieuw woorden-boek der regten (1664) vindt daarin, behalve enkele traditionele argumenten voor taalzuivering en verheffing van de volkstaal, een opvallend (post)modern inzicht in de wijze waarop machthebbers het volk disciplineren met taal. In zijn voorwoord bij Een bloemhof schrijft Koerbagh over de overvloed van Latijns jargon in juridische taal:
Want al het meeste volk onkundig die vermengde taal [d.w.z. met leenwoorden], kan niet anders oordeelen, als of dat sy geduurig bedroogen worden, of dat die geene, welkers spreeken en schrijven men behoorde te verstaan, niet en willen (op sen Caligulaas) dat men het verstaat.
Met hun onbegrijpelijke geleende jargon maakten de autoriteiten (wie precies blijft strategisch vaag) zich schuldig aan een vorm van doelbewuste misleiding en onderdrukking die voor Koerbagh gelijkstond aan de tirannie van keizer Caligula. Klachten over de onbegrijpelijkheid en ontoegankelijkheid van bijvoorbeeld theologische en scholastieke terminologie bestonden al eeuwen, maar zelden werd de kritiek zo scherp geformuleerd. Een hervorming van het denken vereiste niets minder dan een hervorming van de taal. Woordenboeken waren daarvoor het aangewezen middel.
Verderop krijgen ook de theologen ervan langs:
Veel minder voegt het [= past het] de Godsgeleerde in hun schriften en vermaaningen tot de gemeenten en in de gantsche Godsdienst, sodanige vreemde onverstaanbaare woorden te gebruyken, gelijk sy gebruyken, en dat uytdrukkelijk tegen de vermaaning des gesants Pauli [= de apostel Paulus], die niet en wil, datmen tot de gemeente sal spreeken in een vreemde taal (…)
Die kritiek kwam aan. De kerkelijke machthebbers in de Noordelijke Nederlanden – de Contraremonstrantse predikanten en theologen – waren zich maar al te bewust van de macht van de volkstaal. Nergens was de Reformatie zo revolutionair uitgepakt als in de Nederlandse Republiek. Het verzet tegen het katholicisme van de Spanjaarden vond zijn oorsprong in een beweging die nota bene ooit begonnen was met vertalers die het woord van God verstaanbaar maakten voor, in de woorden van Maarten Luther, ‘de moeder in het huis, de kinderen op straat, de gewone man op de markt’. In 1668, ruim een eeuw later, deed Koerbagh precies hetzelfde met de taal van Calvinistische theologen die indirect hun legitimiteit ontleenden aan Luthers belofte.
Hij biedt ons daarmee een inzicht over de geschiedenis van de Nederlandse taal en literatuur dat bredere bekendheid verdient: in een land dat gefundeerd was op een heilig geloof in de waarheid, onfeilbaarheid en authenticiteit van het Woord van God (Sola scriptura) ontwikkelden Nederlandse vrijdenkers al vroeg het postmoderne besef dat de relatie tussen woorden en betekenis instabiel is, dat taal daardoor onvermijdelijk leidt tot misverstanden en ambiguïteit, en dat machthebbers die ambiguïteit misbruiken om het volk te knechten.
Ik gebruik het woord ‘postmodern’ omdat twintigste-eeuwse denkers zoals Michel Foucault vanuit een vergelijkbare visie op taal en macht de radicale conclusie trokken dat taal an sich macht uitoefent. Volgens Foucault bepalen historische discoursen wat kenbaar, bespreekbaar, en daardoor moreel aanvaardbaar is, waarnaar mensen zich voegen. Een minder vergaande, maar vergelijkbare erkenning van taal als middel voor sociale disciplinering vind je ook al bij Koerbagh. De woordenboekenmaker past met zijn taalkritiek bovendien perfect bij de omslag naar het zogenoemde Klassieke épistèmè – één van de fundamentele omwentelingen die Foucault onderscheidt in zijn kennisgeschiedenis Les Mots et les Choses (1966) – die halverwege de zeventiende eeuw zou hebben plaatsgevonden. Die omslag begon volgens Foucault met een kritiek op gangbare vocabulaires – een symptoom van het destijds groeiende besef dat de bestaande taal onbetrouwbaar en ontoereikend was.
De extreme reactie op Koerbaghs woordenboek bevestigt de subversieve kracht en het revolutionaire potentieel van zijn religiekritiek verpakt als etymologie. Wie in het Nederlands kritiek uitte op de taal van de macht en de macht van de taal, gold in de Republiek als staatsgevaarlijk. Je werd vervolgd, gedaagd, verraden, en veroordeeld. Als het aan de schout lag, moest je je arrogantie niet alleen bekopen met je vrijheid, maar ook met een doorboorde tong en een afgehakte rechterduim: lijfstraffen die het de verdachte onmogelijk zouden maken om ooit nog een woord te kunnen spreken of schrijven.
De rechter ging niet mee in die strafeis, maar de sanctie had ook zonder geamputeerde duim het gewenste effect. Nooit meer zou Adriaan Koerbagh de ganzenveer dopen in zijn ‘Helsche Inckt’. Vijftien maanden later was hij dood.
Bronnen/ verder lezen
Laurens, H. De rede: bron van geluk voor iedereen. Inleiding tot de filosofie van Adriaan Koerbagh. Nijmegen: Vantilt, 2019.
Koerbagh, A. A Light Shining in Dark Places, to Illuminate the Main Questions of Theology and Religion. Ed. M. Wielema. Leiden/Boston: Brill, 2011.
Leeuwenburgh, B. Het noodlot van een ketter. Adriaan Koerbagh 1633-1669. Nijmegen: Vantilt, 2012.
Oostendorp, M. van. ‘Verwarring baren en onverstaanbaar spreken. Adriaan Koerbagh tegen de elite.’ In: R. Honings, L. Jensen, O. van Marion (red.), Schokkende boeken!. Hilversum: Verloren, 2014, p. 123-130.
Sanders, E. Woorden van de duivel: een bloemlezing uit het enige verboden Nederlandse woordenboek. Amsterdam: De Bijenkorf, 1993.
Lucas van der Deijl is universitair docent vroegmoderne Nederlandse literatuur aan de Rijksuniversiteit Groningen
Laat een reactie achter