Hypnus’ geboorte
Reeds in de aanvang van Saturnus’ eeuw,
Toen ’t godendom nog gene driften kende,
Minde Erebus, die vreselijke god,
De bruine Nox, de stilste der godinnen.
Eens ’s nachts bezocht god Erebus zijn bruid,
Daar Bacchus en Cupido hem verzelden;
En als de schone, in hare sombre zaal,
Haar bruidegom en gasten gul onthaalde,
Wierd aller hart door wijn en min verhit,
En allen voelden nooitgevoelde stuipen,
Met de eerste dronkenschap en wulpse drift.
Het onervaren viertal dronken goden
Zong, kuste, woelde, en tuimelde op de grond;
En beurtelings de dronken god des afgronds,
En beurtelings de dronken god des wijns,
En beurtelings de dronken god der liefde,
Omhelsden dronken Nox, vol dartle gloed.
Toen wierden Slaap en Dood uit haar geboren.
O.C.F. Hoffham (1744-1799)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Luc Vrielinck zegt
Een uit de hand gelopen feestje en sindsdien maken Hypnos en Thanatos deel uit van ons leven…