Uit Mythen en stoplichten, de debuutbundel van Alara Adilow. Plus recensie.
Veld
Wanneer mijn wekker gaat, trek ik mijn laarzen aan
betreed het veld en oogst augustus’ graan.
Mijn vaders botten rusten in het veld, naast moeders rib.
Een bronzen klok ligt begraven in het slib.
Het veld zwelt van vuisten, roestend staal, arbeid
een vossenstaart, fantasie van een kind
een oud geloof dat in ons dijt.
Je staat alleen, het veld beweegt.
De overwegingen van het veld trekken aan mijn dagen
totdat mijn weerspiegelingen vervagen.
Mijn zusje zingt een aria
de zon betast de dahlia’s.
Moeder is dronken van de dood
en vader vertelt een reisverhaal.
Een zeilvis volgt zijn vissersboot.
Mijn vingers ruiken naar makreel.
Ik was mijn handen, mijn gezicht, mijn voeten.
Plant een paar gebeden tussen mijn kussens.
Het donkere veld betast de ramen.
Moeder zwemt langs de platanen.
Alara Adilow (1988)
uit: Mythen en stoplichten (2022)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter