Die arme Betje was pas 21 toen ze aankwam in de pastorie van Beemster, met de man met wie ze enige dagen later zou trouwen. Ze kende hem nauwelijks, alleen van een paar brieven die ze met de 52-jarige dominee gewisseld had. Een verstandshuwelijk? Waarschijnlijk wel, Betje had een affaire achter de rug, in Vlissingen zou ze niemand kunnen vinden die haar nog wilde. Haar vader stemde maar al te graag toe toen Wolff hem om de hand van zijn dochter vroeg, ook al was Wolff in die tijd al een oude man. Nog in Vlissingen werd de ondertrouw gesloten, en Betje vertrok uit het ouderlijk huis. Toch een soort ‘moetje’ dus.
De pastorie waar ze aankwam, na een paar dagen reizen met zeeschip, trekschuit en koets, stond nog helemaal in het teken van de overleden vrouw van Adriaan Wolff. Van inbreng van eigen meubels, eigen linnengoed, eigen servies was geen sprake. Aan de muren hingen nog acht portretten van de familie van de overleden Maria Kaiser. In de kasten lagen servetten met de initialen van de eerste vrouw. Wolffs enige dochter, van Betjes leeftijd zo ongeveer, woonde ook nog in huis, maar die wist niet hoe snel ze weg moest komen: ze trouwde enige dagen nadat Wolff en Betje zich verbonden.
Het was naar verhouding een kleine woning, veel kleiner dan die waar Betje opgegroeid was. Er waren zes vertrekken: een achterkamer, een binnenkamer, twee zijkamers, een studeerkamer van de dominee, en de keuken. Dan was er nog de zolder met daar het dienstbodenkamertje en de kelder. Het museum Betje Wolff dat nu in de pastorie gevestigd is, komt door verbouwingen niet helemaal overeen met de vroegere situatie.
Stampvol was het er: in de achterkamer (tuinkamer) stonden maar liefst twaalf stoelen, een rustbank, een eiken ladetafel, een kast en kleine tafeltjes. Op de kasten en de schoorstenen prullaria – althans zo zouden wij die nu noemen: chinese beeldjes, een japanse kandeelkom, porseleinen kopjes en schoteltjes.
In de binnenkamer sliep de dominee in een bed met peluwen, kussens, lendenkussentjes, dekens, beddenkleden enzovoorts. Het was natuurlijk de bedoeling dat Betje daarbij kwam. Dat er in die kamer maar liefst vier portretten hingen van de familie Kaiser zal het gezamenlijk slapen geen goed gedaan hebben. En dan waren er nog de kwispedoor (spuugbakje) en de ondersteek of nachtspiegel… 21 jaar en dan daarmee geconfronteerd worden zo dichtbij, dat voelt toch anders dan wat je van je vader aan intiems te zien kreeg. Op zolder stonden nog een wieg en een kinderstoel uit vroegere tijden. Dominee had niet de compassie gehad om zaken van zijn eerste vrouw op te ruimen.
We weten uit Betjes brieven dat ze in elk geval in 1774 in haar eentje een eigen bed besliep en dat dominee daar geen probleem van maakte. Dat was dan wel vijftien jaar na hun huwelijk in 1759.
Hoe weet ik al die details van de inrichting? Er is na de dood van Adriaan Wolff in 1777 een complete boedelbeschrijving gemaakt voor notaris Gerrit van der Jagt, van de kleinste voorwerpen als lepeltjes en kandelaars tot de beddenlakens, zelfs de servetten die nog van de was moesten terugkomen kwamen in de lange lijst. Dat was omdat de dochter van Wolff haar kindsdeel moest krijgen. Eerdere biografen hebben de boedelbeschrijving niet gezien, waarschijnlijk omdat die van het ene archief naar het andere verhuisde. Toch schreef een anonymus in 1939 daar al over in De Schouwschuit, een streekblaadje voor de Beemster en omgeving. Hij zou de notariële stukken gevonden hebben in het Rijksarchief te Haarlem.[1] Maar daar zijn die nu niet meer te vinden. Een behulpzame chattende medewerker van het Noord-Hollands Archief wist mij te verwijzen naar het Oud Notarieel Archief Oostzaan in het gemeentearchief van Zaandam.[2] Bovendien stuurde hij me naar de mormonen, die niet alleen miljoenen persoonsgegevens gedigitaliseerd beschikbaar stellen, maar ook notariële archieven. En zo kon ik, zonder een kilometer te hoeven reizen, de boedelbeschrijving downloaden .
Maar de vraag is natuurlijk: zou de boedel in 1777 nog dezelfde zijn als die van 1759? Juist vanwege de servetten en portretten van de overleden eerste mevrouw Wolff, denk ik dat er heel veel uit haar tijd is blijven staan. Bovendien werd die boedelbeschrijving gemaakt omdat de dochter niet alleen het kindsdeel van haar vader opeiste, ook de rechten op erfgoed van haar moeder, dat dus nog in huis was. Van Betjes spullen horen we verder weinig. Het tweede bed dat beschreven staat in de toch al overvolle achterkamer, zal zij wel beslapen hebben. Van het stuk zolder dat ze af had laten timmeren om zich terug te kunnen trekken in een eigen schrijfhok, staat er alleen dat er een tafel met een la was, twee tabouretjes, een leuningstoel en een lessenaar met een bijbel. Arme Betje.
[1] Bij het Betje Wolff Museum is een afschrift aanwezig van de boedelbeschrijving. De conservator, Alie Vis, maakte mij daarop attent. Het zou nog gemaakt zijn toen de stukken in Haarlem berustten.
[2] Ik zocht contact met het Noord-Hollands Archief omdat hier een (later) deel van de notariële acten van Gerrit van der Jagt berust.
Laat een reactie achter