Langs de vaart
Verwelkend esschenloof danst langs de huid,
glimmend van zweet, van ’t uitgemergeld paard,
dat aan het strakke touw de oude schuit
zachtjes doet glijden op de groene vaart.
Rondom is gansch de wereld als een gaard
vol wondre boomen t’ allen kant, waaruit
een vreemde geur stijgt en een zoet geluid
van blijde vogels die men niet ontwaart.
De zonne zinkt — o, vreedzaam is het uur! —
recht in de vaart die rozig wordt, als voer
de grauwe schuit in het verdoofde vuur,
in tinteling van kleine baar op baar…
— en liedjes-zingend staat aan ’t zware roer
het schippersmeisje korenblond van haar.
Jan van Nijlen (1884-1965)
uit: Het licht (1909)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail
Laat een reactie achter