Niet weten of je uit de maat klapt, geen toon kunnen houden en niet herkennen dat iemand een vraag stelt – het kunnen zomaar tekenen zijn van toondoofheid. Jasmin Pfeifer promoveerde dit jaar op dit onderwerp aan de Universiteit van Amsterdam en de Heinrich Heine-Universiteit in Düsseldorf, nadat ze er tien jaar geleden achter kwam dat ze zelf deze neurologische stoornis heeft.
Amusie is een auditieve stoornis die voorkomt bij 1,5 tot 4 procent van de populatie. De stoornis ontregelt het waarnemen van ritmes en toonhoogten, maar het is niet alleen een muzikale stoornis. Hier zijn onderzoekers lange tijd vanuit gegaan tot het onderwerp meer aandacht kreeg aan het begin van de 21e eeuw. Mensen kunnen naast moeite hebben met ritme, zoals dansen en klappen, ook in het dagelijks taalgebruik tegen problemen aanlopen. Ze kunnen bijvoorbeeld de toonhoogte van bepaalde woorden en zinnen niet goed onderscheiden en daardoor moeilijker begrijpen wat iemand bedoelt.
Doordat er nog weinig onderzoek naar gedaan is, is het voor mensen met amusie vaak lastig hun stoornis te herkennen. Pfeifer legt uit: “Amusie is niet iets dat op school gediagnosticeerd wordt, zoals dyslexie. Alleen als je aan een onderzoek meedoet, kun je erachter komen.” Sinds de start van haar onderzoek naar amusie in 2012 heeft Pfeifer zo’n vijftig mensen kunnen diagnosticeren. “Ze zijn altijd heel opgelucht om erachter te komen wat hun probleem met ritme of toon veroorzaakt.”
Is dat een vraag?
Problemen met toonhoogte komen onder andere voor bij vraagzinnen, omdat de intonatie aan het einde van de zin omhoog gaat, in tegenstelling tot een stellende zin. “Een toon die omhoog gaat heeft dus meer betekenisverandering dan een dalende intonatie. Daarom ben je meer alert op die toonverandering in de dagelijkse communicatie”, licht Pfeifer toe. Mensen met amusie hebben moeite met het verschil in toonhoogte, waardoor ze vraagzinnen soms niet herkennen zonder genoeg context.
In het Nederlands kan een vraagzin onder andere geformuleerd worden door de persoonsvorm aan het begin van de zin te plaatsen: “Gaan we naar de winkel?” Stel dat een vraagzin in het Nederlands alleen met intonatie aangegeven kan worden, dan zou dat er als volgt uitzien: ‘We gaan naar de winkel?” Dan kan een luisteraar alleen aan de intonatie herkennen dat het een vraag is. Er zijn talen die dit doen, zoals het Spaans – een constructie die voor mensen met amusie extra lastig kan zijn.
Toontalen
“Lange tijd ging men er ook vanuit dat er in toontalen geen mensen met amusie waren, zoals in het Mandarijn”, vertelt Pfeifer. Een toontaal geeft verschillende betekenissen aan woorden afhankelijk van de toonhoogte op dezelfde lettergreep. Het meest bekende voorbeeld is de verschillende betekenissen van het woord ‘ma’ in het Mandarijn, dat afhankelijk van de toon ‘paard’, ‘moeder’ of ‘uitschelden’ kan betekenen. Pfeifer: “De redenatie is dat mensen met een absoluut gehoor veel meer voorkomen bij sprekers van toontalen, dus zal amusie zich daar waarschijnlijk niet voordoen. Toondove mensen blijken er alleen wel degelijk te zijn, alleen vallen ze niet zo op. In de dagelijkse communicatie presteren ze min of meer hetzelfde als mensen zonder amusie, maar als je ze gaat testen in het lab hebben ze zeker moeite met de tonen. Alle andere aanwijzingen verdwijnen dan die zij nodig hebben om de tonen te begrijpen, zoals gezichtsuitdrukkingen en de zinscontext.”
Klinkende emoties
Toondoofheid leidt in sommige gevallen ook tot moeite met het herkennen van klinkers, heeft Pfeifer onderzocht. “Vooral in het Duits is dit een interessant onderzoeksgebied, aangezien de taal tussen de zestien en vierentwintig klinkers heeft, afhankelijk van de verschillende eigenschappen die je mee laat tellen.” Uit het onderzoek blijken de lengte en de toon problematische eigenschappen voor mensen met amusie. Denk bijvoorbeeld aan het verschil in lengte bij de uitspraak van de ‘e’ in ‘ver’ en de eerste ‘e’ in ‘blèren’.
Klinkers onderscheiden zich ook op basis van toon: iedere klinker heeft zijn eigen formanten, beïnvloed door de vorm van je mond als je een klinker uitspreekt: de ‘i’ in ‘hier’ heeft daardoor bepaalde formant-frequenties die de ‘oe’ in ‘doel’ niet heeft. Klinkers die veel op elkaar lijken kunnen mensen met amusie moeilijker onderscheiden, zoals ‘rap’ en ‘raap’, omdat deze klinkers veel formanten delen. “Het herkennen van medeklinkers zou veel makkelijker moeten zijn, omdat er andere eigenschappen een rol spelen”, verwacht Pfeifer. Ook dit is een gebied dat nog uitgebreid onderzocht moet worden.
Kunnen mensen met amusie ook minder goed emoties waarnemen? “Ook hier weten we nog weinig vanaf. Ik merk zelf en hoor ook van andere mensen met amusie dat ze soms heftig kunnen overkomen als ze praten. Dat kan leiden tot misverstanden, omdat ze het niet zo bedoelen.” In sommige gevallen kan dat zelfs relatieproblemen opleveren: “Er was een vrouw die deelnam aan mijn onderzoek en heel veel moeite had met het begrijpen van ironie. Daardoor kreeg ze steeds ruzie met haar man. Ze bezocht zelfs een therapeut die haar vertelde dat ze op haar gevoel moest vertrouwen, maar dat was precies het probleem. Toen ze bij mij in het lab kwam, kon ik haar vertellen dat ze toondoof is. Ze was erg opgelucht, maar haar huwelijk heeft het niet gered, ze zijn uiteindelijk gescheiden.”
Kinderen en erfelijkheid
Toondoofheid bij kinderen is ook een nog weinig onderzocht gebied. “Het is al moeilijk om volwassenen te vinden die toondoof zijn, laat staan kinderen. Je kunt zeker scholen bezoeken en samenwerken met muziekdocenten, maar dat is nog niet gedaan. Ik bezoek zelf twee keer per jaar twee conservatoria waar ze mensen opleiden tot muziekdocent. Ik vertel hen over amusie zodat ze er bekend mee zijn en om ze een idee te geven hoe ze kunnen omgaan met leerlingen die deze stoornis hebben.”
Er zijn genoeg aanwijzingen om er vanuit te gaan dat toondoofheid erfelijk is, ook al is er slechts een keer onderzoek naar gedaan in 2007. Pfeifer is op dit moment nog bezig met een onderzoek naar een familie van vier generaties: “Samen met een geneticus hebben we deze familie onderzocht en monsters van hun DNA naar Wuhan gestuurd, precies op het verkeerde moment, aan het begin van de pandemie in 2020. Gelukkig hebben we de data weer terug, maar we zijn nog bezig met de analyse, wat een vrij lang en complex proces is.”
Uit een onderzoek dat Pfeifer publiceerde in 2018 werd de rol van erfelijkheid bij amusie wat duidelijker. Ze testte een twee-eiige tweeling waarvan de ene zus amusie heeft. “De andere zus heeft ook bepaalde eigenschappen van amusie, zoals een slechter geheugen voor toonhoogtereeksen. Zij heeft dus bepaalde genen waardoor ze slechter presteert dan mensen die niet toondoof zijn, maar dat betekent niet meteen dat ze amusie heeft. Het laat zien dat het wel of niet goed kunnen herkennen van toonhoogtes erfelijk is, aangezien de zussen beiden dit probleem hebben.”
Oefenen, oefenen, oefenen?
De test die bepaalt of iemand toondoof is, de Montreal Battery of Evaluation of Amusia, is de enige gestandaardiseerde tool die bestaat, maar volgens Pfeifer is die niet ideaal. “De test bestaat uit zes onderdelen die gebaseerd zijn op westerse muziek. Deelnemers moeten bijvoorbeeld in het vijfde deel het verschil kunnen horen tussen een mars en een wals, muzieksoorten waar veel niet-westerse culturen niet bekend mee zijn. Het zou beter zijn om deze muzieksoorten weg te laten en alleen pure toonreeksen te gebruiken die iedereen kan herkennen.”
Kunnen mensen met amusie nog beter worden? “Ja en nee”, zegt Pfeifer twijfelend. “Met gedragstherapie is dat in ieder geval niet mogelijk. Sommige studies tonen aan dat mensen met amusie daardoor licht verbeteren, maar die verbetering blijft niet lang. Een andere studie maakt gebruik van een soort wetenschappelijke versie van SingStar. Deelnemers zien op het scherm de toonhoogte van de muziek. Je kunt daarop ook zien of je eigen stem hoger of lager is dan de juiste toonhoogte. Met visuele ondersteuning kunnen ze de juiste toonhoogte vinden, maar zonder hulp zijn ze weer net zo toondoof als daarvoor.”
Andere onderzoeken hebben gebruik gemaakt van elektrische hersenstimulatie om amusie te verbeteren. “We wisten al dat de hersenen van toondove mensen een bepaalde frequentie niet produceren, die zijn we gaan stimuleren met elektrische signalen. Het resultaat was dat ze net zo goed werden als mensen zonder amusie, maar zodra de stimulatie weg was, verdween dat voordeel weer.” Deze vorm van stimulatie is vrij nieuw en wordt ook gebruikt tegen migraine en oorsuizen. Een erg hoopvolle behandeling voor de toekomst, zegt Pfeifer, ook voor het behandelen van amusie: ”Ik kijk ernaar uit om verder te werken met de therapeutische werking van deze techniek, en hoe de muziekperceptie van mensen met amusie daarmee verbeterd kan worden.”
Als je het vermoeden hebt dat je toondoof bent, en je wil laten testen, kun je contact zoeken met Jasmin Pfeifer via pfeifer@phil.hhu.de.
Laat een reactie achter