De laatste jaren ben ik geïnteresseerd geraakt in ‘late poëzie’, werk van dichters tegen het einde van hun dichterschap een opvallende wending nemen. Het gaat dan niet om schrijvers bij wie de creatieve vermogens doven onder een deken van nostalgie, maar om dichters die vanuit een besef van eindigheid toewerken naar een afsluiting, waarbij zij een dialoog aangaan met de culturele traditie en met hun eigen dichterschap; poëzie waarin de vroegere stijl en poëtica onbeschroomd worden bevraagd en herzien. Oude vrienden worden herdacht, zoals in de late bundels van Remco Campert en Cees Nooteboom. De balans wordt opgemaakt, maar er wordt ook gezocht naar een nieuw idioom, waar een oud en nieuw publiek zich maar toe moet zien te verhouden. Het behagen van lezers, laat staan critici, of het demonstreren van de eigen relevantie is niet meer van belang.
Ik schreef en schrijf voor onder andere Poëziekrant over laat werk van Armando en K. Schippers (nagelaten bundels) en over recente bundels van schrijvers die hopelijk nog wel even doorgaan: Wiel Kusters, Marjoleine de Vos, H.C. ten Berge. Hun engagement geldt zowel de actualiteit als de traditie en literaire cultuur waarin zij zich geworteld weten. Over dit intrigerende fenomeen bereid ik nu een boek voor en minstens ook een avontuurlijk artikel. (Ja ja, plannen genoeg – maar de tijd, de tijd).
De filosoof Theodor Adorno muntte in 1937 de term ‘Spätstil’, waarmee hij het late werk van Beethoven wilde duiden: de laatste strijkkwartetten bijvoorbeeld, waarin de componist de grenzen van het destijds muzikaal verstaanbare opzocht, waarin continuïteit en harmonische synthese het veld moesten ruimen voor extreme dissociatie. In wat Adorno een catastrofe noemt valt de muziek uit elkaar… en bereidt zij de komst voor van nieuwe muziek, zoals de ‘Stücke’ van Schönberg. Edward Said bouwde voort op Adorno in zijn laatste, onvoltooide boek On Late Style. Music and Literature Against the Grain (2006): intrigerende beschouwingen over laat werk van Mozart, Richard Strauss, Benjamin Britten en Glenn Gould. Het is duidelijk dat ‘late stijl’ eerder een complex is (“a sense of lateness”) dan een lijst met kenmerken.
Mijn nog te schrijven boekje zou ik willen openen met een beschouwing over de beroemdste late bundel uit de moderne Nederlandse literatuur. In 1976 verscheen bij G.A. van Oorschot de laatste bundel van Adriaan Roland Holst, met de betekenisvolle titel Voorlopig. Dit sluitstuk is meteen een hoogtepunt in zijn oeuvre. De gedichten zijn verstaanbaarder dan ooit. Oude beelden – de zee, de meeuwen, de winter, het kristal, een lonkende kim met daarachter het eiland der gelukzaligen – keren terug, maar hebben een catastrofaal karakter: zij beloven nauwelijks nog iets, zijn met angst geladen, luiden een afscheid en een einde in. Telkens is de spanning voelbaar tussen angst en berusting.
De bundel werd met zorg gecomponeerd. De gedichten laten een ontwikkeling zien van observatie naar introspectie. We maken een gang van een bellenblazend meisje (Diana Aafjes), via in memoriamgedichten voor gestorven vrienden (S. Vestdijk, Ed. Hoornik) naar verloren liefdes en het naderende einde, wanneer de dichter “met open ogen / en voorgoed in zichzelf verdween”, dankbaar “voor de genade van het woord”.
Het blijft wonderlijk en indrukwekkend. In Voorlopig klinkt een stem uit een verzonken wereld. De Vijftigers en Barbarber waren al literatuurgeschiedenis toen deze late bundel verscheen. Nieuwe avant-gardes dienden zich aan. Roland Holst, zanger van een voorbije tijd, had het allemaal met belangstelling gevolgd. Toen nam hij, na een lange periode van creatieve verlamming, op eigen kompas een laatste bocht.
Wat was
Toen er niets meer dan afbraak overbleef
deed hij de glazen deuren langzaam open
en trad naar buiten en dacht: ik weerstreef
niet meer en zie van lopen en wanhopen
af nu het graf mij wacht. Ik heb geleefd,
gedronken en gegeten wat ik wilde
en alles wat ik in de avond schreef
blijft naast mij. Toen hij eindelijk verkilde
en zich neerlegde op het doodstil terras
vlogen er meeuwen over zonder kreten.
Zij vlogen over naar wat eenmaal was,
naar lief en leed en naar voorgoed vergeten.
Laat een reactie achter