Al decennialang zoeken literatuuronderzoekers naar een juffrouw die in het voorjaar van 1788 met Betje Wolff en Aagje Deken naar Frankrijk vertrok. De dames gingen toen op de vlucht voor de toenemende intolerantie voor verlichte geesten in hun vaderland.
Zij vertrokken met een eigen koets vanaf hun toenmalige huis in Beverwijk, dat daarna verkocht zou worden.
Tot 1949 ging men ervan uit dat de vriendinnen met hun tweeën richting Trévoux gingen. Toen vond de bibliothecaris Hendrik Höweler een brief in het archief van de familie Six. Daarin schreef Nicolaas van Winter aan zijn zoon Pieter: ‘Juffr. Wolff en A. Deeken hebben een Fransche juffrouw aangenoomen, die ergens voor juff. van gezelschap of huishoudster is geweest, en zyn in ’t laatst van Maart of in April met een eigen reiskoets naar Vrankrijk vertrokken en nu te Trevoux by den broeder dier dame gelogeerd’.[1] Geen twee maar drie dames gingen dus samen in een koets op weg, niet naar Brussel of Parijs waar gevluchte patriotten zich verzamelden, maar naar het arcadische Bourgogne. Höweler vroeg zich verder niet af wie die Franse juffrouw was.
Het verhaal gaat verder. In 1954 kwam de geromantiseerde biografie van Hendrika Ghijsen op de markt, onder de titel Dapper vrouwenleven. Hendrika weet nu via Höweler van die Franse juffrouw. Zij herinnert zich een brief uit 1787 van Betje aan Coosje Busken. Die was al in 1904 door Joh. Dyserinck gepubliceerd.[2] Betje klaagt daarin over de vele brieven die ze krijgt van ongelukkige mensen die haar hulp inroepen. Daarbij was er een heel dramatische, van een gouvernante, Ravanel, geheten, die wil ze wel eens laten lezen aan Coosje, die dan zeker ook in tranen zal zijn. ‘Het is zeker niet gewaagd’ schrijft Ghijsen, ‘in Mlle Ravanel en de Franse dame (…) één en dezelfde persoon te zien.’[3] Nu dat was wél gewaagd, want verder zijn er nergens vermeldingen van Ravanel of een Franse juffrouw, niet in brieven, niet in de literaire werken van Wolff en Deken. Bestond ze wel?
Tot Piet Buijnsters aan het werk ging. Hij nam de trein (jazeker, de trein, dat vertelde hij me) naar Trévoux en doorzocht archieven. Tot zijn stomme verbazing vond hij een testament, in 1790 in Trévoux opgesteld, waarin Betje en Aagje elkaar tot erfgename benoemen. Maar als er iets met hen gebeurt, dan gaat alles naar Caroline Victoire Ravanel, weduwe van Charles Ferdinand Rinsby, overleden scheepskapitein in dienst van de Hollandse Republiek. Ravanel woonde op hetzelfde adres als de dames. Ravanel was dus niet zo maar een gezelschapsjuffrouw of iets dergelijks, maar iemand van groter belang voor Wolff en Deken dan hun vrienden of familie: een erfgename. Maar Buijnsters loopt toch vast na deze vondst: ‘een uitvoerig systematisch onderzoek in allerlei kerkelijke, burgerlijke en militaire archieven, zowel in Frankrijk als in Nederland’ heeft hem niets opgeleverd heeft over de achtergrond van de dame. [4]
Daar zit je dan als zelfbenoemde nieuwe biograaf. Dat mens Ravanel, dat de dames misschien wel overgehaald heeft naar Frankrijk te gaan, dat misschien wel schromelijk overdreven heeft hoe paradijselijk dat oord aan de Saône zou zijn, dat zich zo wist in te werken dat ze hun erfgename zou worden – wie is dat? Geen geboortejaar of sterfjaar is bekend, geen afkomst, alleen de naam die Frans klinkt en die broer in Trévoux. Buijnsters zocht die broer of andere familie maar vond niets. Buijnsters is een rasonderzoeker: wat hij onderzocht hoeft niet overgedaan te worden. Maar ik heb het voordeel dat er sinds 1984 allerlei archieven gedigitaliseerd zijn.
Dus tikte ik lukraak de naam Ravanel in bij allerlei stads- en provinciearchieven die een zoekfunctie hebben. Niets dat naar deze Caroline wees. Diverse genealogische sites leverden wel honderden Ravanels op, vooral via Myheritage: Ravanels in Frankrijk, in de Verenigde Staten, in Engeland, in Duitsland, maar geen Caroline Victoire Ravanel. Onverwachts kreeg ik hulp: via mijn blog diende zich iemand aan die plezier heeft in genealogisch onderzoek en daar razend knap in is, Henk Krigee. De detective die ik geworden was kreeg opeens een assistent. Henk ontdekte via de website ‘Wie was wie’ dat de naam voorkomt in de notariële archieven van het Regionaal Historisch Centrum in Eindhoven. Ravanel blijkt in 1786 in Heeze te wonen. Noord-Brabant: wie woonde daar nou in de achttiende eeuw, daar zoek je toch niet?
Dan maar eens naar de documenten. De Eindhovense archivaris bleek even behulpzaam als alle archivarissen die ik ken en stuurde me scans op van de akte. Ravanel blijkt recht te hebben op een erfdeel van tante Marianne Fisees-Ravanel. Fisees, zo staat de naam gespeld in de akte. Tante is overleden in Darmstadt. Caroline Ravanel geeft nu volmacht aan een zekere heer Bouchet de Preville uit ‘twee Brüggen’ om namens haar die erfenis af te handelen. Die man is een hele piet: hij is de Geheime raad van de Doorluchtige Hoogheid de Prins van twee Brüggen.
Wat was ik nu wijzer? Caroline heeft een tante van vaderszijde, ze heeft contact met een man uit ‘twee Brüggen’. Dat is het. Ik stuurde de Eindhovense scans door aan Henk en hij boog zich erover – ook hij kwam hier eerst niet verder mee. Na een slapeloze nacht keek hij nog maar eens op de uitgebreide Ravanel-lijsten van Myheritage. Er was kennelijk een Duitse kant ook aan Ravanel. En toen ging er een licht op bij hem. Twee Brüggen: lijkt dat niet erg op ‘Zweibrücken’, een Duitse stad in Rijnland-Palts? En Fisees, lijkt dat niet erg op Fiser als je het op z’n Frans uitspreekt met een lange -ee? En geheel uit het niets konden er opeens gegevens met elkaar verbonden worden.
Ravanel had een andere tweede naam dan ons bekend was: ze heet in de doopakte Caroline Frederique Ravanel, en ze is in januari 1751 geboren in Zweibrücken. Ze heeft nog een zus en twee broers. Tante Marianne is in 1760 getrouwd met Johan Caspar Fizer in Holzhausen en ze moet in Darmstadt overleden zijn vóór 1786.
Ravanel moet wel uit een belangrijke familie komen dat ze een Geheimrat kan inschakelen voor de afwikkeling van een testament. Zweibrücken was een zelfstandig staatje, dat een eigen prins erop na hield, met de lange naam Van Palts Birkenfield Zweibrücken.
Een van de prinsessen uit dat geslacht blijkt een Marie Antoinette Ravanel als gouvernante gehad te hebben, een andere trouwens dus dan onze Caroline. Erg deftig allemaal.
Maar we zijn er nog lang niet, want behalve dat we de geboortedatum, geboorteplaats, godsdienst (Evangelisch-Reformiert) en verblijfplaats weten, zijn we nog niet verder dan Buijnsters. Wat deed Ravanel in Heeze? Er is een oud kasteel in Heeze, tot heden ten dage in bezit van de familie Van Tuyll van Serooskerke. Zou Ravanel misschien in dienst zijn geweest als gouvernante bij die familie? Bij het Regionaal Centrum informeerde ik verder, maar daar waren geen nadere gegevens over waar ze woonde.
Exit Ravanel? De zaak aan toevalsvondsten overlaten?
Stel je voor dat ze inderdaad in dienst was van de Van Tuyll van Serooskerken? Zijn er brieven van rond 1776-1795 in die familie? Belle van Zuylen is een geboren Van Tuyll van Serooskerke, en mogelijk heeft ze Ravanel gekend. Haar brieven zijn digitaal doorzoekbaar, maar daarin vond ik geen aanknopingspunten. Op het kasteel moet nog een familielid wonen – zal ik eens proberen die te benaderen?
En dan is er nog het Duitse spoor. In het Hessisches Staats Archiv ligt volgens de digitale catalogus een map met Ravanel-documenten. Eens een brief schrijven en kijken of ze daar net zo behulpzaam zijn als in Nederland?
Maar wat ik eigenlijk zou willen vinden zal ik niet vinden. Die ene brief waarin Betje verklaart waarom Caroline zo zielig is, wie haar zo verdrietig gemaakt heeft dat ze steun bij de haar onbekende schrijfster zocht en vooral: waarom Betje en Aagje zo gesteld op haar raakten dat ze op haar voorstel naar Trévoux vertrokken en dat hun erfenis na beider dood bij haar zou komen. Caroline moet een bijzondere vrouw zijn geweest.
[1] H.A. Höweler, Archivalia betreffende Aagje Deken, Betje Wolff en personen uit haar kring. Amsterdam 1949, 66.
[2] Joh. Dyserinck, Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken. ’s-Gravenhage 1904, 285.
[3] Ha.C.M. Ghijsen, Dapper vrouwenleven. Karakter- en levensbeeld van Betje Wolff en Aagje Deken. Assen 1954, 324.
[4] P.J. Buijnsters, Wolff & Deken, een biografie. Leiden 1984, 247-248.
Annemieke Houben zegt
In de roman (!) ‘Ter navolging’ van Kees ’t Hart wordt er over deze Caroline Ravanel geschreven. Ze zou getrouwd zijn en een zoon hebben gekregen, die gedoopt zou zijn in Trévoux. Het is al een tijd geleden dat ik het boek in handen had, in de doorzoekbare pagina’s van Google Books is volgens mij niet alle relevante informatie te vinden.
maritamathijsen zegt
Dit is puur verzonnen door Kees, die ik kort geleden nog sprak. Het was leuk voor de roman om Ravanel zwanger naar Trévoux te laten rijden. Maar nee, er is nooit enig bewijs van een Ravanelletje in Trévoux gevonden. Ook de broer in Trévoux die er volgens de brieven wél is, heeft Buijnsters niet kunnen opsporen. Ik heb zijn documenten uit die tijd mogen bekijken: hij heeft werkelijk alle archieven daar overhoop gehaald, maar niets gevonden dan dat opvallende testament.
Annelies van der Stoep zegt
Waarom niet verder gezocht op Rinsby?
maritamathijsen zegt
Natuurlijk heb ik dat gedaan en niets gevonden. Ook niet in marine-archieven of kranten (Delpher). Maar alle hulp is welkom.