Aan de leeuw van Holland
Uitheemse vijanden te zitten in de veren,
Te slingeren de staart grootmoedig over zee,
Is ijdel, als uw long, geslagen aan het teren,
Inwendig vast vergaat en gij met hartewee
Zo deerlijk zucht en kucht en loost bij hele brokken
Het rottend ingewand de keel uit, in de golf.
Wat baat het met uw klauw heel ’t oost en west te plokken,
Indien u bijt in ’t hart deez’ wrede waterwolf,
Nu uit om over u eerlang te triomferen.
O, landleeuw, waak eens op en wek met enen schreeuw
Al ’t veen: de Kennemers en Rijnlands oude heren
Met d’ Amstellanders op, tot noodhulp van hun leeuw.
Met sluite met een dijk dit dier dat u komt plagen.
De windvorst vliege er met zijn molenwieken toe.
De snelle windvorst weet de waterwolf te jagen
In zee, van waar hij u kwam knabbelen nimmer moe.
De veenboer zit en wenst deez’ waterjacht te spoeien
En ’t veenwijf roept: ‘Hij ruimt! De landleeuw weidt op ’t ruim
En zuigt zijn long gezond aan d’ uiers van de koeien!’
Zo wint de landleeuw land. Zo puurt hij goud uit schuim.
Joost van den Vondel (1587-1679)
In de jaren 1630 maakte men plannen om de Haarlemmermeer droog te leggen. Het woeste water vrat aan alle kanten het omringende land aan. Vondels gedicht verscheen in 1641 op een kaart van de voorgenomen bedijking. De dichter stelt het water voor als een wolf of een tering die het lichaam van de Hollandse leeuw van binnenuit aantast. Het zou overigens tot in de negentiende eeuw duren voordat de Haarlemmermeer daadwerkelijk werd ingepolderd.
3 ijdel: nutteloos; 17 spoeien: bespoedigen; 18 ruimt: slaat op de vlucht; 20 goud uit schuim: voordeel (van grond en graan) uit waardeloos schuimend water.
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail
Luc Vrielinck zegt
Ik vind het een mooie beeldspraak om het effect van water dat het land bedreigt te vergelijken met tering die de long aantast. In hedendaagse termen kan men het even goed hebben over de Corona pandemie die de gezondheid ondermijnt en de oproep het te bestrijden: “ Met sluite met een dijk dit dier dat u komt plagen.”