Uit Bestaansbegeerte, de vijfde bundel van Marijke Hanegraaf.
De gestapelde tijd [1]
Terwijl iemand me vertelde dat deze lijn is opgeheven, sta ik naast mijn fiets
te wachten voor de gesloten overweg, een afgestapt persoon.
Dit toevallig ontstane wezen had hier niet zullen zijn
is er omdat het verkeerd reed.
Bijna geruisloos glijdt een boemel voorbij, deinend op zijn onderstel
vaart minderend voor het stationnetje.
In de trein zie ik mezelf zitten
nog in dat mooie roestbruine maar versleten jack.
Ik staar naar de voorbijschuivende akkers, verlang te fietsen
in dat zachtglooiende land, de weg te volgen waarheen die ook gaat
en zie mezelf vanuit de trein bij de spoorwegovergang staan
gekoesterd door de zon. Kijk me aan.
De gestapelde tijd [2]
Terwijl iemand me vertelde dat deze lijn is opgeheven
sta ik naast mijn fiets voor de gesloten overweg, een afgestapt persoon.
Zojuist nog zocht ik in mijn tas, vond op de bodem een bonnetje terug
van de laatste vakantie (twee cappuccino 65+), maar door het bonnetje
was ik kwijt wat ik zocht.
Vanaf het kleine station van dit dorp hoor ik een boemel optrekken.
Deinend op zijn onderstel schuift hij voorbij en dan
zie ik haar zitten, achter een van de ramen.
Ze kijkt naar buiten. Als ze me ziet, wat ziet ze dan?
Ik had hier niet zullen zijn, ben er omdat ik verkeerd reed
wil nog zo graag door het teder glooiende land
mijn weg vervolgen, waarheen die ook gaat.
Een seconde lang kijken we naar elkaar
zoekend naar het verlorene of wat nooit aanwezig was.
Marijke Hanegraaf (1946)
uit: Bestaansbegeerte (2022)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail
Laat een reactie achter