Op vrijdag 7 oktober reflecteerden verschillende neerlandici in de Koninklijke Bibliotheek op de resultaten van de canonenquête. Op Neerlandistiek worden de bijdragen van de sprekers gebundeld – opdat de discussie breder kan worden voortgezet.
De leesambassadeurs van Blink. Ze staan niet in de literaire canon van 2022. De een heet Kluun, een ander Özcan Akyol en de volgende heet Maren Stoffels. Of: niet literair genoeg, te young-adult en andere bezwaren. We zouden kunnen zeggen dat ze samen het negatief zijn van wat we nu de literaire canon noemen. Ik denk aan mijn studenten, Ilham, Alica en Shanaya. Docenten in opleiding. Wanneer zij naar de canon kijken, vinden ze zichzelf daar mondjesmaat in terug. Datzelfde geldt voor mijn oud-leerlingen, Siham, Yaren en Ermias. We weten dat het voor leerlingen belangrijk is dat de literatuur die zij aangeboden krijgen op een of andere manier aansluit bij hun interesses en belevingswereld. En niet alleen dat – de samenleving is en/of raakt gepolariseerd. Des te belangrijker is het dat leerlingen geconfronteerd worden met de veelkleurigheid van de maatschappij. Zo worden ze gestimuleerd zich te verhouden tot de ander die in meer of mindere mate onbekend is. Hier kunnen methoden op inspelen. Toch zien we vaak dat in traditionele methodes canonieke auteurs worden behandeld met hier en daar een kopje ‘migrantenliteratuur’ of ‘gender’. Het klinkt wellicht wat gechargeerd, want er zijn mooie digitale initiatieven als Litlab, met een zeer divers aanbod, er zijn tegengeluiden als Fixdit, waar vrouwelijke auteurs zich hard maken voor de zichtbaarheid van vrouwelijke auteurs.
Maar er zijn ook methodes die het canon-bastion meer in stand houden. Van lesmethodes kan je zeggen dat ze een collectieve verantwoordelijkheid hebben in het mogelijk maken van verbinding en het bevorderen van respect voor andere perspectieven. Dat betekent dat we die andere perspectieven wel op moeten nemen in onze methodes. Dat betekent dat de canon niet zonder meer kan worden overgenomen. Het is immers niet een gedeelde en inclusieve basis van kennis en waarden met oog voor diversiteit binnen het auteursveld, het lerarenveld of de Nederlandse leerlingpopulatie.
Mankement inbegrepen
Dat betekent niet dat we er ons niet toe moeten verhouden, zo’n canon. We kunnen er meer beschouwend naar kijken: ‘welke dynamieken, die we ook in de samenleving zien, herkennen we bij de totstandkoming van de canon.’ Je kan dan kijken naar machtsverhoudingen, naar inclusiviteit en uitsluiting, naar de discussies die zo’n lijst van canonieke werken in de samenleving teweegbrengt. En over twintig jaar kunnen we wellicht zien dat het ook wel een beetje grappig is, dat witte mannen-eiland in de verte, dat geen andersheid duldt. Goed, ik ga misschien wat te ver, ridiculiseer 700 jaar vaderlandse literaire geschiedenis. Maar zo lang de canon eruitziet anno 2022, is het zaak die canon terzijde te durven leggen wanneer het gaat om het stimuleren van leesvaardigheid bij leerlingen. Een methode moet een docent assisteren in het aanbieden van diverse teksten en leerlingen nieuwsgierig maken naar werelden die anders buiten hun vertrouwde periferie blijven.
Aansluiten bij de belevingswereld van leerlingen, voor sommigen is het vloeken in de kerk. Moeten die leerlingen niet groeien, niet opstijgen, niet tot grotere hoogtes worden gebracht? Ja. Dat denk ik wel. Maar er is wel wat te repareren. Leerlingen lopen internationaal ver achter op zaken als leesvaardigheid en voor hun plezier lezen ze vanaf het voortgezet onderwijs steeds minder. Die belevingswereld is een mooi aanknopingspunt om leerlingen verder te brengen. Een docent is daarbij een brug, om de leerling naar de overkant en dan weer naar een volgende overkant te helpen, het mogelijk makend leerlingen te laten groeien, verbanden te leggen, inzichten op te doen.
Komen we terug bij de rol van de methode. Ideaal is een methode die gericht is op variatie, via bijvoorbeeld thematische modules die leerlingen in aanraking laten komen met verschillende tekstsoorten en een veelkleurigheid aan personages en auteurs. Het nieuwe lezen, noemt Blink dat. Er wordt een grondige poging gedaan om leraren te assisteren in de complexe taak leerlingen in de huidige, al even complexe maatschappij nieuwsgierig te maken naar de wereld. Dat kan niet zonder inclusiviteit. Dus kom maar door, Virginie Loveling, Andreas Burnier, Karin Amatmoekrim, Simone Atangana Bekono en Tobi Lakmaker. Elk lijstje geeft zicht op wie er niet in staat, het mankement is inbegrepen. De verantwoordelijkheid om leerlingen rijke teksten te laten lezen waarin ze zichzelf herkennen maar ook met de ander worden geconfronteerd, teksten die prikkelen, nieuwsgierig maken en eventueel zelfs leesplezier bieden: dat is waarin methodes kunnen en moeten voorzien. En die canon? Die kan altijd nog.
Rolf den Otter zegt
Andreas Burnier is nog knap uitdagend, moet ik zeggen! Zowel de romans als de essay’s in “de zwembadmentaliteit”. Laatste boekje las ik, dankzij een lokale minibib, voor het eerst. De tekst staat ook op DBNL. In het essay “Veranderingen in het mensbeeld” uit 1976, las ik overigens een rake sneer naar de richting waar het toenmalige feminisme heen ging. Die tijd heb ik niet (bewust) meegemaakt, maar ik kan mij er van alles bij voorstellen. Ook omdat ik het nog steeds raakvlakken vind hebben met hoe er over de maatschappij in 2022 gedacht wordt. De complete context (belangrijk!) is te volgen in –> https://www.dbnl.org/tekst/burn001zwem01_01/burn001zwem01_01_0005.php
Burnier: “Mijn bezwaren richten zich uitsluitend tegen wat er vervolgens is gebeurd in de feministische massabeweging: De institutionalisering van het klagen, van het anderen aanklagen en van het ‘eisen’, zonder dat men zelf iets noemenswaardigs doet. Ook is, in mijn visie, kwalijk het voortdurend verwijzen naar ‘de structuren’ (naar analogie van het neomarxistische jargon) als de grote boosdoeners, als de verklarende factor voor alles. Binnen de ‘structuren’-ideologie acht het individu zich niet medeverantwoordelijk voor wat haar overkomt en voor wat zij doet met de haar gegeven mogelijkheden. In het hedendaagse feminisme als continu draaiende klaagfabriek, ligt het kwaad altijd buiten de betrokkenen. De eigen lafheid, domheid, luiheid, impotente rancune (en natuurlijk zijn wij allemaal op onze tijd min of meer laf, dom, lui en rancuneus) worden zonder enige aarzeling naar buiten geprojecteerd op ‘de mannen’, op ‘het kapitalisme’, of wat ons verder voor de voeten loopt. En als wij zelfs te beroerd zijn om onze projecties expliciet te maken, dan hebben ‘de structuren’ het gedaan. Dit lijkt verdacht veel op hoe vroeger, in andere rancuneuze kringen vol zelfbeklag, de joden en de vrijmetselaars de verklaring van alle macro-ellende en van alle persoonlijke insufficiëntie moesten leveren.”
Zó, die zat.
Maar, zoals gezegd, dit moet je dan ook weer in de context van de rest van het essay lezen.
Marie-José Klaver zegt
Het jongensuur van Andreas Burnier is goed te lezen voor leerlingen in de bovenbouw. De novelle staat ook op Lezen voor de lijst. Ook het werk van Kluun, Özcan Akyol, Maren Stoffels, Karin Amatmoekrim, Simone Atangana Bekono en Tobi Lakmaker staat op Lezen voor de lijst. Lezen voor de lijst is voor bijna 80% van de scholen het uitgangspunt voor lezen in de onderbouw en de bovenbouw. Dat is eigenlijk de schoolcanon, en niet de canon van 2002 of die van 2022. ‘De canon’ is ook niet verplicht in het voortgezet onderwijs. De eindtermen zijn zeer ruim geformuleerd. Ook young adultliteratuur is toegestaan in de bovenbouw en terug te vinden op Lezen voor de lijst. Aan de hand van Lezen voor de lijst 15-18 jaar kun je prima een diverse leeslijst samenstellen als je zorgvuldig selecteert.