Willem van Toorn (1935) is een van de meest productieve en veelzijdige schrijvers van nu. Afwezig tijdens de Nacht van de Poëzie, maar aanwezig in de festivalbundel met een gedicht voor en over Remco Campert, en met zijn nieuwe dichtbundel De dagen.
Dat het mis is in de wereld weet deze nestor als geen ander: de aarde is hard van droogte en hitte, uitgeputte kraanvogels verdolen in finale duisternis, mussen zoeken vergeefs naar water, de verdomd harde grond maakt zelfs het delven van een graf voor hond Pip onmogelijk. Toch moet die verharde aarde worden omgeploegd, immers: “Geen meter akker hier / zonder herinnering aan de ondergrond, // ooit aarde ook, maar door de tijd verhard / voordat zoiets als wij bestonden.”
Veel en velen worden herinnerd in De dagen; zij ritselen nog door de wereld van de dichter. Vrienden Robert Anker en Erik Menkveld, de verongelukte dochter van een andere bevriende schrijver, de in Alzheimer verdwijnende M., een vader als “een vreemde man, / een emigrant in eigen land, ver van je nest / van herkomst”.
Vertroosting (als dat het woord is) wordt gevonden in de kunsten, in Simeon ten Holts ‘Canto Ostinato’, in de ‘Zes bagatellen voor blaaskwintet’ van György Ligeti, in de ‘Passacaglia della vita’ van Stefano Landi (‘we moeten sterven’), een litho van Co Westerik, het monument voor alle gevallenen van Mari Andriessen in Rotterdam.
Ik bracht een boeiende late avond door met deze dichtbundel en met al die werken waar hij naar verwijst.
De dagen is in veel opzichten ‘late poëzie’: traditiebewust en vernieuwend, retrospectief en betrokken op het hier en nu – poëzie waarin de grote motieven uit vroeger werk worden hernomen als in een afsluitingsclausule, maar ook in de hoop (van de dichter, van de lezer) dat er nog meer kan komen.
In het slotgedicht staat Van Toorn – naast heel veel meer ook vertaler van het werk van Franz Kafka – het woord af aan Dora Diamant, Kafka’s geliefde in de laatste fase van zijn korte leven.
Dora aan Franz K.
Dat onze schaduwbeelden op het behang –
de boze wolf, het knuffelbaar konijn –
nu voor altijd verdwenen zouden zijn
is niet te bevatten. Dus voer ik ze opin taal. Je beweegt weer je handen
naar de gaslamp en uit het dreigend bos van franje
aan het bedgordijn springt de baldadige dwerg
met zijn haakneus giebelend tevoorschijn.Je bent haast dood, maar op de kamerwand
maken je vingers nieuwe sprookjeslevens
zolang het duurt. Al zeggen latere lezers wel
allerlei duisters over jou – ik heb geschreven
dat je de geestigste man was die ik mijn leven lang
gekend heb. En dat we tot het bar afscheid,
toen de tering voorgoed je stem wegnam,
altijd zo moesten lachen bij dit spel.
Laat een reactie achter