Wellicht zijn er twee soorten literatuur: teksten die een werkelijkheid beschrijven en teksten die een werkelijkheid tevoorschijn denken. De romans van Marijke Schermer behoren tot die tweede soort. In 2021 schreef zij:
Veel gevoelens zou ik helemaal niet hebben als ik ze niet zou beschrijven, of ik zou ze in mezelf niet herkennen als ik ze niet al eens door iemand anders beschreven had gezien of had gehoord.
De werkelijkheid gaat niet aan de taal vooraf; de woorden scheppen een werkelijkheid die zonder woorden niet zou kunnen bestaan. Schermer is even stellig als beknopt: “Zonder de woorden geen gevoelens, zonder de gevoelens geen noodzaak voor het formuleren, zonder de noodzaak tot formuleren en reflecteren geen beschaving.”
Deze gedachten staan in haar meest recente boek, Gods wegen, in 2021 verschenen in de reeks ‘Terloops’ van uitgeverij Van Oorschot. Wandelen over het Brabantse Kloosterpad woelt het denken los. Veel gedachten wijdt deze wandelaar aan haar “obsessieve en levensbepalende toewijding aan fictie”. Die fictie heeft niets van doen met kopieerlust. “De werkelijkheid heeft niet de constructie van een verhaal,” denkt Clara in Schermers debuutroman Mensen in de zon. Trouw aan Aristoteles beschouwt Schermer het als de taak van de schrijver om te spreken over dingen die kunnen gebeuren, dingen die mogelijk zijn. Doel van dat spreken – het stileren en dramatiseren – is het vinden van een persoonlijke waarheid, ook als die waarheid wellicht ongemakkelijk is. Misschien vangen we iets meer dan een glimp van die waarheid op als we de drie romans van Marijke Schermer opnieuw lezen. Zo weten haar personages dat zij alleen kunnen bestaan in hun verhouding tot andere mensen, maar verlangen zij er tegelijkertijd naar om te ontsnappen aan een al te bleke of beklemmende werkelijkheid, die door die andere mensen bevolkt wordt.
Niet toevallig maakt Marijke Schermer een buiging voor Virginia Woolf en Carry van Bruggen, twee schrijfsters voor wie ‘werkelijkheid’ een klemwoord was, die verlangden om te ontsnappen aan de banale dagelijkse wereld – maar ook: twee schrijfsters die (in de woorden van Carry van Bruggen) bewogen in de slingerslag tussen levensdrift en doodsdrift, tussen de drang om zich als individu te onderscheiden (in vrijheid, in eenzaamheid) en het diepe verlangen naar overgave aan en eenwording met wat het individu overstijgt.
De roman is voor Marijke Schermer een laboratorium, waarin werkelijkheid wordt gemaakt uit woorden. Die werkelijkheid kent weinig zekerheden, al wordt er soms met de woorden, in het schrijven, een ontdekking gedaan die het bestaan verheldert, zoals in Liefde, als dat het is: “Dat is vreemd aan de liefde, de liefde is het medicijn dat je zonder diezelfde liefde niet nodig had.” De schrijver Vik in Mensen in de zon overweegt: “Een voorwaarde voor geluk, denkt hij, is de afwezigheid van een al te groot talent voor spijt.” In Noodweer denkt Emilia: “Het is een daad van autonomie om te beslissen of een gebeurtenis wel of niet een rol mag spelen in je leven.” Maar die stelling, zoals de meeste stellingen in het oeuvre van deze schrijver, wordt onmiddellijk bevraagd: “Is dat waar? Is dat een opvatting of was het een vlucht? Kan ze daarop terugkomen? Kun je jaren na het stellen van een vraag alsnog antwoord geven?” Hoe ontvankelijk is iemand voor de geheimen, de liefde en de spijt van een ander? En hoe lang duurt die ontvankelijkheid?
“Ik zou mezelf een kindertijd kunnen bezorgen door te schrijven,” schrijft Marijke Schermer in Gods wegen. Welke herinneringen er dan omhoog zullen kruipen staat te bezien. Dat het geen platte autobiografie zal worden lijkt mij wel zeker, want tussen de feiten en de waarheid bestaat hooguit een los verband. Zonder drama geen verhaal. Hoe de telkens terugkerende ontsnappingsfantasieën vorm zullen krijgen, hoe herinneringsbeelden in woorden tevoorschijn zullen worden gedacht, hoe de schrijfster zichzelf zal verzinnen – het zijn vragen waar we naar uit kunnen zien en die ongetwijfeld weer nieuwe vragen zullen oproepen. Dat is wat goede literatuur doet.
Uitgewerkte tekst van een inleiding bij de vierde en laatste publieke lezing van Marijke Schermer in het kader van haar gastschrijverschap aan de Rijksuniversiteit Groningen op 3 oktober 2022.
Laat een reactie achter