Op vrijdag 21 oktober is Hans Wegman, die tot 2017 lerarenopleider Nederlands was aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, op 70-jarige leeftijd in zijn woonplaats Nijmegen overleden. Hij werkte ruim 40 jaar als lerarenopleider.
Hans is een grote inspiratiebron voor mij geweest. We ontmoetten elkaar in 2008, toen ik als eerstejaarsstudent begon aan de lerarenopleiding Nederlands in Nijmegen. Vanaf het eerste moment werd ik door hem gegrepen. Ik herinner me goed dat ik dacht dat hij iets mysterieus over zich had, iets waardoor je meer over hem wilde weten. Ik was daarin niet alleen: op bijna alle studenten had Hans een dergelijke uitwerking. Nadat Hans een intakegesprek met mij had gevoerd, volgde ik met veel interesse allerlei vakken bij hem in mijn eerste jaar, van een inleiding in de taalkunde tot een vak over tekstbegrip.
Mijn interesse sloeg al snel om in bewondering. Dat was deels omdat Hans ons elk college weer wist te prikkelen met een veelvoud aan activerende werkvormen en activiteiten, die niet onderdeden voor die van John Keating uit de film Dead Poets Society. Tijdens een van zijn colleges, waarin we leerden om razendsnel de hoofdgedachte van een tekst te bepalen, gaf hij studenten de opdracht om zo snel mogelijk op een rijtje te gaan staan in volgorde van schoenmaat – elke schoenmaatgroep was dan verantwoordelijk voor de uitwerking van een bepaalde opdracht op het bord. In die tijd had de lerarenopleiding nog niet zo te klagen over studentenaantallen: er kunnen goed 25 voltijdstudenten in die ene groep hebben gezeten. Een week later wist Hans nog van elke student wat diens schoenmaat was. Dat was waarschijnlijk het eerste voorproefje dat we als studenten kregen van Hans’ uitzonderlijke geheugen – we zouden ons er vaker over verwonderen.
Dankbaar
Toch was zijn goede geheugen zeker niet het enige wat opviel aan hem. Hans bezat een enorme kennis over de neerlandistiek, zowel in de breedte als in de diepte. Toen er tijdens een college verhaalanalyse discussie ontstond over de vraag van welk perspectief sprake was in een bepaald romanfragment, werden enkelen van ons door de docent in kwestie (die het zelf ook niet zeker wist) resoluut naar het kantoor van Hans gestuurd: hij zou het wel weten. En inderdaad, Hans kon dan één blik op de tekst werpen en feilloos aanvoelen waar de discussie over perspectief zich op toespitste, alvorens een doortimmerd antwoord op het discussiepunt te formuleren, daarbij argumenten gebruikend die nog niemand in de discussie te berde had gebracht. Het is niet voor niets dat Hans bij zijn afscheid van de HAN in 2017 in een liber amicorum[1] een echte neerlandicus genoemd werd. Hij was thuis in alle deelgebieden van de neerlandistiek, al had hij misschien een speciale voorliefde voor taalkunde. Hij studeerde immers in 1976 bij Ad Foolen af op een scriptie over klasseninteractie binnen de opleiding Algemene Taalwetenschap in Nijmegen.
Een andere bijzonderheid van Hans was zijn speelse karakter. Voor en tijdens colleges kon je hem er geregeld op betrappen deuntjes van The Doors te neuriën, hij kon een college midden in een zin onderbreken om naar het raam te rennen en ‘Gele kwikstaart!’ te roepen, en tijdens het typen hoorde je hem bij het aanslaan van toetsen soms ‘tak – tak – tak’ zeggen, alsof hij elke letter nog even wat extra nadruk wilde meegeven. Hij had een gezonde aversie tegen zinloze administratie en vooral tegen bureaucratische inperking. Hans kon je het beste gewoon zijn gang laten gaan, dan kwam het allemaal wel goed.
Naarmate de opleiding vorderde sprak ik Hans steeds vaker. Zijn passie voor zinsleer werkte aanstekelijk: door zijn kunde en enthousiasme ging ik me steeds meer verdiepen in grammatica en de didactiek daarvan. Op een gegeven moment bespraken we bijna wekelijks grammaticale vraagstukken, al dan niet met zijn oud-collega Nard Loonen, die op afstand ook geregeld zijn licht liet schijnen over problemen waar we met z’n tweeën niet direct uitkwamen. In mijn tweede en derde jaar gaf ik – in het kader van de ‘vrije ruimte’ die de opleiding toen nog aanbood – een verdiepende collegereeks grammatica voor medestudenten. Vanzelfsprekend was Hans toen de docent die me daarin achter de schermen begeleidde, en die me zowel inhoudelijk als didactisch coachte. Het is dan ook niet vreemd dat ik mijn afstudeerscriptie aan grammaticadidactiek zou wijden. Die afstudeerscriptie werd, hoe kan het ook anders, begeleid door Hans. Daar had ik om gevraagd. Hij wist dat het onderwerp me na aan het hart lag, en moedigde me daarom na voltooiing aan om mijn bachelorscriptie om te zetten tot een artikel voor Levende Talen Tijdschrift. Het feit dat dat gelukt is, enthousiasmeerde me om me bezig te blijven houden met grammatica, grammaticadidactiek en het onderzoek daarnaar. Als student mag je dankbaar zijn voor zulke betrokkenheid van een docent.
Maar Hans’ betrokkenheid hield daar niet op.
Inspireren
In 2012 werd ik uitgenodigd om mijn onderzoek te presenteren op de jaarlijkse HSN-conferentie, die toen gehouden werd in Brugge. Als pas afgestudeerde bachelorstudent was dat een enorme eer voor me, en ook wel een tikkeltje intimiderend – zou ik daar eens even aan ervaren docenten Nederlands komen uitleggen dat je grammatica toch het best op een semantische manier zou kunnen aanvliegen. Bovendien was ik nog nooit op een dergelijke conferentie geweest. Ik voelde me dan ook gesterkt door het aanbod van Hans om samen naar de conferentie te gaan. Op 16 november van dat jaar tuften we dus in het autootje van Hans naar Brugge (navigeren deed hij volledig uit zijn hoofd). Tegen de tijd dat mijn workshop begon, hadden de zenuwen mij aardig in hun greep. De zaal puilde uit: hoewel er ruimte was voor zo’n 40 deelnemers, verzamelden zich niet minder dan 60 docenten in het lokaal. Ik was het inmiddels gewend om voor groepen te staan, maar voor zoveel ervaren collega’s had ik nog nooit gesproken. Ik denk dat Hans, die vooraan zat, wist wat er op dat moment door me heen ging, want toen onze blikken elkaar kruisten glimlachte hij geruststellend. Vanaf dat moment waren de zenuwen verdwenen. Als Hans er vertrouwen in had, dan zat het wel goed. Na de conferentie bespraken we de workshop na in de Pizzahut in Brugge. Vier jaar daarvoor had ik nooit kunnen denken dat ik daar ooit nog eens met Hans zou zitten.
We zouden ook de twee jaren erna samen naar de HSN gaan, telkens alleen op de vrijdag. In 2014 zat ik voor het laatst bij Hans in de auto, samen met Fontys-collega Tim Neutelings. Dat leverde een komische herinnering op: toen we terug naar huis wilden gaan, dacht Hans zijn auto in de achteruit gezet te hebben. Hij keek net over zijn schouder of er niemand achter de auto voorbijliep, toen hij vol gas gaf. Dat ging niet helemaal goed. Verstrooid als hij was had hij de versnelling juist in de 1 gezet, zodat we met de voorbumper tamelijk hard tegen een betonnen muurtje botsten. Hans lag er niet wakker van: hij ging niet eens kijken of er schade was, corrigeerde de schakelfout en reed toen weg alsof het voorval nooit had plaatsgevonden. Tim en ik konden er jaren later nog om grinniken. Het was een verstrooidheid die typerend was voor Hans.
Meteen na de afronding van mijn bacheloropleiding ging ik door met de hbo-master in Nijmegen, waar ik opnieuw met Hans te maken kreeg, als docent en (in de beginfase) als coördinator. Ook toen inspireerden de werkvormen van Hans me in het kiezen van mijn afstudeeronderzoek, dat ditmaal ging over anafoor-antecedentrelaties in het schrijfvaardigheidsonderwijs. Hoewel hij mijn scriptiebegeleider niet was, bleef hij geïnteresseerd in de voortgang van het project.
En ook daar hield Hans’ betrokkenheid niet op.
Diepvriesspinazie
Nog voor mijn afstuderen aan de master solliciteerde ik op een baan als lerarenopleider Nederlands aan de lerarenopleiding Nederlands van Fontys Sittard. In plaats van me te ontmoedigen, bijvoorbeeld omdat ik destijds nog behoorlijk jong was, spoorde Hans me juist aan om ervoor te gaan. Niet alleen dat, hij schreef zelfs een aanbevelingsbrief voor me, die ongetwijfeld heeft bijgedragen aan het feit dat ik de baan uiteindelijk kreeg. Een aanbevelingsbrief van Hans Wegman, daar had ik nooit op durven hopen.
Vanaf dat moment bleven we contact houden, en de aard van ons contact begon ook langzaamaan te veranderen. De gesprekken die we voerden, gingen niet meer alleen over vakdidactiek of over grammatica, maar in toenemende mate ook over persoonlijke dingen. Sinds die tijd is er bijvoorbeeld geen afspraak met Hans voorbijgegaan zonder dat hij het over zijn dochters had – soms terloops en soms wat uitgebreider, maar altijd met warmte en met trots. Wie Hans kende, zal dat niet verbazen: het was een ontzettend warme, vriendelijke man.
Hij bleef ook altijd geïnteresseerd in oud-studenten. Ik ben meermaals getuige geweest van ontmoetingen tussen Hans en studenten die soms wel 30 jaar daarvoor bij hem afgestudeerd waren. ‘Hans, ken je me nog? Je hebt mij ooit nog lesgegeven’, zei zo iemand dan, waarop Hans steevast antwoordde dat hij dat zeker nog wel wist: hij noemde dan direct het cohort op waaruit de student afkomstig was, gevolgd door een reeks namen van andere studenten uit dat betreffende cohort. Bovendien was het eerste wat hij op een HSN-conferentie deed altijd hetzelfde: het bestuderen van de deelnemerslijst om oud-studenten of -collega’s te identificeren.
Ook in mij is hij zijn interesse nooit verloren. Hoewel hij bij mijn afstuderen aan de masteropleiding niet meer voor de master werkte, kwam hij als gast naar mijn diploma-uitreiking op het prachtige oude Canisiuscollege aan de Berg en Dalseweg in Nijmegen, met persoonlijk cadeau en al. Dat betekende erg veel voor me. Een halfuur na de uitreiking (die op dat punt al ruim twee uur geduurd had) moest hij er langzamerhand toch maar eens vandoor: hij had nog diepvriesspinazie in de auto liggen.
Prettig
In de periode na mijn afstuderen spraken we elkaar soms per mail, al bleven we elkaar ook met enige regelmaat ‘in het echt’ ontmoeten. Soms bij hem thuis in Nijmegen, soms in de Refter van de Radboud Universiteit, en soms in Boxmeer, op een terras halfweg Nijmegen en Venray.
Tussen 2015 en 2020 werkte ik aan mijn promotieonderzoek over grammaticadidactiek, dat in feite een voortzetting was van het werk waarop ik enkele jaren daarvoor bij hem afstudeerde. Hij bleef mijn vorderingen binnen dat traject met interesse volgen, en ik hield Hans op mijn beurt graag op de hoogte: ik wilde hem laten merken dat het door hém kwam dat ik op dit traject terechtgekomen was. Dat zijn passie voor taal en taalonderwijs op mij was overgeslagen, zoals dat voor zovelen waar is.
Toen ik in februari 2021, midden in een zware corona-lockdown, mijn proefschrift in de Aula van de Radboud Universiteit verdedigde, kon hij alleen via de live-verbinding meekijken. Na afloop mailde hij me: ‘Van harte, Jimmy. De livestream werkte helaas met schokken en onderbrekingen, maar ik kreeg er gelukkig voldoende van mee. Had nu meteen op de fiets willen springen om je bij de aula op te wachten en je te feliciteren, maar mijn schuur is ingesneeuwd. Dan maar zo en binnenkort hopelijk live.’ Toen hij later de opname in alle rust (en zonder schokken en onderbrekingen) terug kon kijken, liet hij me weten dat het hem een gevoel van trots gaf om me daar te zien staan, zoals hij dat ook had als hij lezingen van me bijwoonde op de HSN-conferentie. Hij was er trots op, zo schreef hij, dat hij een klein beetje had kunnen bijdragen en een vonkje aan had kunnen blazen. Een klassiek understatement, maar wel typerend voor Hans, die altijd erg bescheiden was. In dit geval veel te bescheiden.
Hij eindigde zijn mail in een stijl die hem typeerde: hij hoopte me binnenkort echt de hand te kunnen schudden, ‘in plaats van dat coronagewapper’.
Het afgelopen jaar trokken we nog éénmaal samen op, als auteurs van een hoofdstuk over pragmatiek in een nieuw te verschijnen vakdidactisch handboek. Het wetenschapsgebied waarbinnen hij zelf ooit afstudeerde. Voor mij was er maar één persoon met wie ik dat hoofdstuk samen wilde schrijven, en dat was Hans. Hans, ik ben dankbaar dat we samen nog een laatste project hebben kunnen doen. Hoewel het je niet meer gegund is het eindresultaat te zien, hoop ik dat het voor jou net zo prettig was om met mij samen aan dit project te werken als het voor mij was om dat met jou te doen.
In dankbaarheid,
Mijn inspiratiebron, mijn mentor
En bovenal,
mijn vriend.
[1] Giesbers e.a. (Red.) Waar ben ik en waar moet ik naartoe? Een afscheidsbundel voor Hans Wegman. Gennep: Printmark V.O.F.
Yvette Jansen zegt
Dank, Jimmy. Een heel mooie en herkenbare schets. We gaan Hans missen.
Ad Foolen zegt
Een schok om te lezen dat Hans is overleden. Het voelt onrechtvaardig: Hij was bij mij afgestudeerd, zoals Jimmy schrijft, dus ik zou toch eerst aan de beurt zijn? Maar rechtvaardigheid is bij de dood blijkbaar een onbekende categorie. Ik herinner me zijn speelsheid, die hij deelde met Henry Nijenhuis, een van de andere studenten Algemene Taalwetenschap in de afstudeergroep klasinteractie, de eerste afstudeergroep die ik als docent mocht begeleiden. Zo’n eerste groep is altijd bijzonder, en met Hans erbij nog eens extra.
Arjen Speekenbrink zegt
Mooi dat de vonk op deze wijze blijft branden. Een prachtige herinnering waarmee je je mentor inderdaad eert. Dankjewel.
Kim Hirdes zegt
Ook voor mij was Hans een mentor en inspirator.
Toen ik het niet zag zitten om af te studeren, liet hij me na een goed gesprek los om me jaren later met net zoveel begrip en enthousiasme weer op te vangen.
Hij verzon een alternatief programma om me mijn diploma te laten halen en heeft me bij elke stap begeleid.
Ook toen ik zei dat ik helemaal niet voor de klas wilde, bleef hij zeggen dat daar toch echt mijn toekomst lag.
En hij had verdorie nog gelijk ook! Ruim 20 jaar later ben ik alsnog het onderwijs ingegaan en ik heb er geen seconde spijt van gehad.
Bedankt voor alles, Hans. Je was een geweldig persoon om gekend te mogen hebben ✨
Selma Markhorst zegt
Prachtig Jimmy, dank je wel
Patrick zegt
. Mooi portret van de beste docent die ik heb meegemaakt tijdens mijn lerarenopleiding Nederlands. Een erg bijzonder mens: warm, betrokken en hij stond altijd klaar als je vragen had, niet alleen over het vak Nederlands. Hij heeft me echt door de opleiding heen geholpen door zijn persoonlijke begeleiding en aandacht.
Jan Smits zegt
Mooie herinnering aan een bijzonder mens, Jimmy. Dat Hans dat was heb ik in de ruim twaalf jaar dat ik met hem samenwerkte bij Neerlandistiek op de HAN mogen ervaren. Alhoewel ik een beetje uit de sectie Nederlands schoof richting onderwijskunde, projecten en nascholing, kon ik altijd bij Hans terecht. Toen ik na mijn pensioen naar Balkbrug verhuisde kwam hij meteen op de proppen met Achterberg, die in Veldzicht, de TBS-kliniek had gezeten. Mooi mens, voor iedereen, zonder uitzondering.
Ying-Fu Li zegt
Een mooi eerbetoon aan Hans. Ik kan me zijn dagelijkse strijd met de PC en toetsenbord nog goed voor de geest halen
Marianne Bouwhuis zegt
Dank Jimmy, prachtig. Door Hans heb ik geleerd het individu te zien en onvoorwaardelijk in de kracht te geloven.
Brummelhuis zegt
Een prachtig mens is te vroeg overleden.
Anne-Marie
Marlies Pfaff zegt
Wat een mooi stuk Jimmy, dank ervoor!
Ruim 25 jaar voor jou was Hans ook mijn docent in het eerstejaar van de Gelderse Leergangen zoals het toen nog heette. Hij is daarna 40 jaar een goede vriend geweest. Ik herken veel in je verhaal en dat is erg fijn en mooi!
MK de Amazoon zegt
Jammer dat je zo vroeg bent heengegaan, Hans. Ik troost me momenteel met mooie herinneringen, van Dukenburg tot aan het Valkhof, en jouw verwonderde blik toen ik je vertelde dat een van mijn romanpersonages op jou geïnspireerd is. Je was een altijd hoffelijke, betrokken docent en een begripvolle, intelligente sparringpartner. Rust zacht, lieve man, ik zal nog vaak aan je denken.
DeAmazoon