Na de verdediging van mijn proefschrift in 2011 in de aula van de Nijmeegse universiteit – aangrijpend en verheugend – kwam er een reprise in de personeelskamer van het Dominicus College, waar ik toen nog werkte. Al even verheugend en aangrijpend. Ga maar na: een reeks van collega’s had een vraag of een reeks vragen voorbereid, eenvoudige inkoppertjes zaten er niet bij.
Eén van de collega’s richtte zich op Job van Paape, een ander confronteerde me met de reputatie van patriotten als NSB’ers. Een kort voor mij gepromoveerde collega geschiedenis – ook zijn proefschrift was in een geanimeerde bijeenkomst voorwerp van kritisch gesprek geweest – vroeg zich af waarom ik de eerste hoofdstukken van de biografie niet gewoon geschrapt had: in die hoofdstukken trad toch niet de interessante Paape op.
Een andere vraag gold mijn verdediging en verheerlijking van A.J. Kronenberg, de schrijver van wat Buijnsters in een bui van onwelwillendheid een ‘flodderig boekje’ over Gerrit Paape had genoemd.
Dit boekje, Een en ander over Gerrit Paape en zijn tijd, kwam uit in 1886 en was naar mijn idee een prestatie van formaat. In de dagen zonder internet, Picarta, STCN had Kronenberg geweldig veel boven tafel gekregen. Kronenberg, leraar aan de Deventer HBS en later aan het Deventer gymnasium, was er toch maar in geslaagd om naast een drukke baan deze baanbrekende studie te voltooien. Was het plagerig dat een van mijn collega’s zich afvroeg of ik in mijn portrettering van Kronenberg niet wat veel een zelfportret had gesmokkeld? Was mijn verheerlijking van de Deventer leraar niet een vorm van zelfverheerlijking? Ik ontkende uiteraard naar vermogen, maar sindsdien mengde zich in mijn bewondering voor Kronenberg wel een reeks ongemakkelijke vragen.
Sindsdien – misschien ook wel voordien – bezocht ik het archief van Deventer om in het archief van de familie Kronenberg te duiken. De papieren inventaris heb ik hier op mijn bureau liggen en eigenlijk is alleen nr 24 interessant: de namenlijst van oud-leerlingen van de HBS en het gymnasium van Deventer bij gelegenheid van het afscheid van Kronenberg in 1917. Mij staat bij, maar niet heel erg actief, dat ik dat nummer wel heb aangevraagd en niet nader tot Kronenberg kwam.
Met de lectuur van Lucien Custers’ biografie van Dèr Mouw, Alleen in wervelende wereld. Het leven van Johan Andreas dèr Mouw (1863-1919), veranderde dat. In 2018 verschenen, in 2019 gekocht en nu pas gelezen, een schitterende biografie. Dèr Mouw bezocht eerst de HBS van Deventer, maar omdat dat te moeilijk was, stapte hij in 1878 over naar het gymnasium. Bij beide opleidingen had hij als leraar Nederlands Albertus Jacob Kronenberg. Later getuigde Dèr Mouw van zijn dankbaarheid: in zijn proefschrift dankte Dèr Mouw Kronenberg als eerste.
Interessant is het beeld dat Custers geeft van Kronenbergs onderwijs: veel aandacht voor schrijfvaardigheid (opstellen!!!) en literatuur (Hildebrand, De Génestet, Potgieter en Huet; geen Multatuli jammer genoeg). De bladzijden over Kronenberg bevestigden me in mijn waardering van ruim tien jaar geleden.Misschien moet ik binnenkort maar weer eens afreizen naar Deventer, naar de begraafplaats aan de Diepenveenseweg. Daar liggen de ouders van Dèr Mouw, overleden in 1892 en 1906; in Diepenveen, op de begraafplaats aan de Roeterdsweg, ligt naar verluidt zijn leraar Nederlands (zie foto). Die werd wel lekker oud overigens. Misschien mag ik me op dat punt aan Kronenberg spiegelen.
Dit stukje verscheen eerder op de website van het Weyerman-genootschap.
Riet Schenkeveld zegt
Er staat een zeer uitgebreid levensbericht van hem in het Jaarboek van de Maatschappij.
P.S.I. Altena zegt
Dank voor de aanvulling. Prachtig stuk van Fijn van Draat. Bijzonder is de manier waarop de levensbeschrijver in Kronenbergs liefde voor Paape iets van diens eigen temperament herkent: in Paape herkende Kronenberg veel van zichzelf. Het beeld dat Fijn van Draat van Kronenberg als leraar schetst, komt goed overeen met het beeld dat Custers in zijn Dèr Mouw-bio van hem geeft,