Koop ik een nieuwe roman, louter omdat ik zag dat er een lovende recensie over geschreven was (ik las de recensie overigens niet eens, maar vertrouwde op de kwaliteit van de bron, de klaterende kop boven het stuk en de vijf sterren of ballen erbij, het maximum aantal), struikel ik al lezend toch weer over de stijl, de formuleringen, en ook over de geringe voortgang die er in het verhaal zit, en over de moedwillige informatieachterstand die ik als lezer steeds weer in mijn schoenen geschoven krijg, en over het al te opzichtelijk fictieve karakter van de plaats van handeling, dat waarschijnlijk de verantwoording is van de aanwezigheid van een enorme lading aan bij wijze van couleur locale aangedragen descripties die echter veel te vaag op de pagina’s zijn geplamuurd, waardoor er helemaal geen intrigerende ruimte uit de verf komt.
Van het eerste deel of hoofdstuk van deze roman heb ik het einde nog net gehaald, maar ik ben definitief onderuit gegaan in het tweede, waarin een ander personage de hoofdfiguur is maar er stilistisch en verteltechnisch weinig verandert, laat staan verbetert. Over de nieuwe hoofdfiguur wordt op de negende bladzij van het tweede hoofdstuk het volgende gezegd:
Hij was toevallig op de markt toen Mabruks mes uitschoot, zocht doelloos tussen de tweedehands gereedschappen naar iets wat hij zou kunnen gebruiken.
Ik snap de samenhang niet tussen de twee zinnen die hier door een komma worden gescheiden. Onze held, oorlogsveteraan, is ‘de enige die wist wat hij moest doen’: hij heeft onmiddellijk (er staat: ‘Zonder tijd om na te denken’) ‘een shirt gecommandeerd en de wond afgebonden.’ Bravo.
Ook wat er in de tweede zin staat, los van dat mes, doet ergens in mijn hoofd allerlei overdrachtelijke stekkertjes uit dito contacten schieten. Ik vraag me af of je de handeling ‘zoeken’ überhaupt doelloos kunt uitvoeren. Maar dat je zoiets dan ook nog doelloos zou kunnen doen terwijl je op zoek bent naar iets wat je zou kunnen gebruiken? Onzin. Óf een personage staat doelloos wat in een bak tweedehands gereedschap te rommelen, óf een personage zoekt in die bak tweedehands gereedschap naar iets wat het kan gebruiken, een hamer, een tang, een beitel, noem maar op, afhankelijk van de klus waar het mee bezig is. Liefst was dat personage dan een bladzijde eerder al bezig iets te maken of te repareren waar het een stuk gereedschap bij nodig had, dat, verdorie-nog-an-toe, niet aanwezig was in de voorhanden gereedschapskist.
Een paar bladzijden later komt diezelfde Mabruk, ‘zijn arm nog verbonden’, onze held, Tarik geheten, ophalen voor een wandeltocht; reden, richting, doel en duur worden niet genoemd. Dan volgt deze alinea:
Hij klom achter de man omhoog, volgde in zijn voetstappen. Een buizerd cirkelde hoog boven hun hoofd, miauwde klaaglijk. Hij had verwacht dat ze dicht bij het dorp zouden blijven, maar Mabruk liep zonder om te kijken verder, klom op die schijnbaar moeiteloze manier die hij zelf na jaren nu nog steeds niet beheerst. Al snel voelde hij zijn eigen adem in zijn keel, merkte dat hij steeds weer op zijn horloge keek. Een zinloze beweging, want kloktijd had hier boven geen betekenis. De zon stond laag en bleek in een nog grijze lucht.
Waarom Mabruk, door Tarik pas nog kundig bijgestaan, opeens nogal afstandelijk ‘de man’ wordt genoemd, is me niet duidelijk; het verwart me.
Dat Tarik Mabruk volgt in [?] diens min of meer spreekwoordelijke, om niet te zeggen: clichématige voetstappen als hij achter hem aan omhoog klimt, lijkt me nogal wiedus; de vermelding ervan is compleet overbodig. We weten namelijk al sinds de eerste zin van dit hoofdstuk dat Tariks huis ‘hoog boven het dorp ligt’; brede voetpaden zijn doorgaans dun gezaaid in exotische berggebieden.
Dat er dan ook nog een buizerd in beeld komt, zet weinig zoden aan de dijk van het hier geschilderde beeld. Dat het beest miauwt, kan nog een leuk stukje couleur locale zijn; ik wist niet dat een buizerd zo klinkt. Dat het miauwen dan stereotiep ingekleurd wordt met ‘klaaglijk’ drukt de pret weer, voor zover mogelijk, want ook het cirkelen des buizerds komt uit het grote beschrijfnogeenseendiervoorbeeldenboek. Of: zou die buizerd, al cirkelend in de hoogte, werkelijk likkebaardend zijn zinnen op deze twee mensen gezet hebben?
Wat zou de reden kunnen zijn dat Tarik verwacht dat ze dicht bij het dorp zouden blijven? Mabruks uitnodiging tot de tocht luidde slechts ‘Kom.’ Als gezegd: reden, richting, doel noch duur van de tocht onthulde hij.
Wat die ongegronde verwachting van Tarik dan weer te maken heeft met Mabruks verder lopen, is niet duidelijk; nog minder duidelijk is waarom er ‘maar’ tussen staat.
Even dacht ik dat Mabruk zelf die schijnbaar moeiteloze klimmanier nog steeds niet beheerste, maar die ‘hij’, na twee persoonsvormen met Mabruk als onderwerp in deze zin, verwijst opeens weer naar Tarik, die eerder met ‘Hij’ werd aangeduid.
Die referenten van pronomina zijn lastig. De verteller helpt de lezer door in de volgende zin niet gewoon ‘zijn’ te gebruiken, maar ‘zijn eigen’, alsof de verwarring zou kunnen ontstaan dat iemand de adem van een ander in de keel zou kunnen voelen. Ja, ja, dat zou kunnen in geval van heftig zoenen of eerste hulp bij een ongeval, maar het betreft hier slechts een wandeling. Het gaat nochtans niet goed met Tarik, niet alleen met zijn adem. Hij merkt dat hij steeds weer op zijn horloge kijkt. Hij kijkt dus niet op zijn horloge, hij merkt dat hij kijkt. Hij treedt als het ware buiten zichzelf.
Komt dat doordat kloktijd ‘hier boven’ geen betekenis heeft? En is dat dan een nieuwe variant op de relativiteitstheorie: hoe hoger je stijgt hoe minder de tijd ertoe doet? Wie het weet, zegge het.
Of zit de clou in de volgende zin? Het is al wat later op de dag, want de zon staat al laag? Maar wat betekent het dan dat de zon ‘bleek’ in de ‘nog grijze’ lucht staat? Is het vroeger of juist later als de zon kleurig in de al paarse of groene lucht staat? En waar is die buizerd nou gebleven?
DIt stuk verscheen eerder In den vrolijken hermeneut
Jos Houtsma zegt
Hoort bij zo’n ernstige waarschuwing niet tenminste een vermelding van titel en auteur?
Fabian Stolk zegt
Nee, want ik wil niemand waarschuwen voor dit boek, want ik weet niet of andere lezers misschien wel luchtig langs al die ‘dingetjes’ waar ik over struikel, heenkijken, en zo een intrigerende roman lezen, om niet te zeggen: “een schrijnende, urgente en beeldschone roman”, zoals achterop het boek staat.
Fabian Stolk zegt
Zo las ik vandaag een recensie van dit boek waarin staat dat het proza van de auteur ‘helder en zelfverzekerd’ is, en dat de auteur ‘een overtuigende technische beheersing van dialogen en natuurbeschrijvingen [heeft]. Het is puntgaaf geschreven’. Dat getuigt van een heel andere leesbril dan de mijne.
Hans W. zegt
Ja, het irriteert als je het gevoel krijgt je tijd te verdoen aan het lezen van een boek dat je niet bevalt. Het struikelen en de overtuigende uitleg daarvan kan ik goed volgen.
Maar: waarom struikelt u er ‘toch weer’ over? Is dit de schuld van de recensent of van de wervelende kop of van de vijf ballen/sterren? Had u het boek anders niet gelezen? Was het dan überhaupt aan uw aandacht ontsnapt of was u er niet aan begonnen als de recensent het bij een of twee ballen had gelaten onder een vernietigende krantenkop? Ligt het niet in de aard van een recensie dat je het er wel of niet mee eens kan zijn?
Hopelijk valt het volgende boek weer beter in de smaak – met . En blijven in uw hoofd ‘allerlei overdrachtelijke stekkertjes’ in ‘dito contacten’ zitten. Al helemaal hoop ik dat dat met de niet-overdrachtelijke stekkertjes ook zo zal zijn. Waar die dan ook mogen zitten.
indenvroolijkenhermeneut zegt
“Toch weer”, omdat het me eerder is overkomen, namelijk dat het oordeel van de recensent niet strookt met dat van mij, er zelfs haakst op staat. Dat lijkt me niemands schuld; het heeft wellicht te maken met individuelen verschillen in smaak of verschillen tussen individuele smaken; en die verschillen hangen misschien weer samen met de samenstelling van het complexe geheel dat een roman is. In andere gevallen stemden mijn oordeel en dat van deze recensent wel overeen. In nog weer andere gevallen trek ik me niets aan van het oordeel van een recensent: er zijn auteurs van wie ik elk volgend werk koop, krijg, of leen en lees. En ook die leesselectiestrategie heeft geen succesgarantie.
Robert Kruzdlo zegt
En waar is die buizerd nou gebleven? Een buizerd zal nooit boven mensen vliegen of cirkelen. Hooguit overvliegen of een paar kilometer verderop zijn PROOI zoeken. Waarom wil je trouwens de buizerd in het boek terugvinden? Er worden ook boeken geschreven zoals jij die gelezen hebt.
Fabian Stolk zegt
Je geeft aan dat een buizerd “nooit” boven mensen zal vliegen of cirkelen (ik vermoedde al zoiets). In de roman doet dat beest dat wel. Dat is op z’n minst opmerkelijk, toch? Dan vraag ik me af: wat doet dat beest daar? Oftewel, na een eind verder te hebben gelezen, denk ik: waar is dat beest gebleven? Hing het daar maar een beetje voor de lol de cirkelen terwijl het dat volgens een buizerdkenner “nooit” zou doen?
Met je laatste opmerking ben ik het geheel eens: er worden ook boeken geschreven zoals ik die gelezen heb.