De Taalboekenprijs 2022 is toegekend aan Vertalen in de Nederlanden van de vertaalkundigen Theo Hermans, Cees Koster, Inger Leemans, Ton Naaijkens en Dirk Schoenaers. De prijs – 3000 euro en een oorkonde – wordt op 1 oktober in de uitzending van De Taalstaat uitgereikt door juryvoorzitter Ton den Boon. Het is de vierde keer dat deze taalboekenprijs is toegekend.
Vertalen in de Nederlanden is een zeer complete geschiedschrijving van de vertaalpraktijk in de Lage Landen, vanaf de vroege Middeleeuwen tot nu. Het is voor het eerst dat dit brede onderwerp in één publicatie wordt beschreven.
De jury prees het boek om de deskundige aanpak, de volledigheid en de presentatie: “De vijf auteurs geven een caleidoscopisch en gedetailleerd beeld van de praktijk van het vertaalbedrijf, met alle actoren, gebeurtenissen en ontwikkelingen die er een bepalende rol in hebben gespeeld.”
De Taalboekenprijs is een prijs voor het beste taalboek – een boek dat bedoeld is voor een breed publiek, en dat oorspronkelijk, goed geschreven en taalkundig relevant is. De prijs is een initiatief van het Genootschap Onze Taal, het Algemeen-Nederlands Verbond en dagblad Trouw. Er waren vijf boeken genomineerd, van onder anderen hoogleraar Nederlands Jelle Stegeman en de winnaar van de eerste Taalboekenprijs, Gaston Dorren.
Meer informatie
Zie de website van Onze Taal voor het juryrapport, de shortlist en meer informatie over de Taalboekenprijs 2022.
Zie ook de bespreking op Neerlandistiek door Marc van Oostendorp, Onze eigenheid zit in het vertalen
Frans de Graaf zegt
Onze Taal heeft nooit gereageerd op onderstaande lezersbrief van mijn hand, daarom plaats ik hem hieronder (in enigszins aangepaste vorm).
Volkomen terecht gaat dit jaar de Taalboekenprijs naar Vertalen in de Nederlanden Een cultuurgeschiedenis, een monumentaal, bijzonder fraai vormgegeven boekwerk, dat voorzien is van een indrukwekkende bibliografie en een omvangrijk notenapparaat. Misschien wel het mooiste boek dat ooit over vertalen is verschenen.
Toch moet mij als iemand die 35 jaar lang met veel toewijding vrijwel alleen niet-literaire teksten heeft vertaald, één ding van het hart: het lijkt wel alsof er bij het drukken van het boek een heel hoofdstuk tussenuit is gevallen. Vertalen in de Nederlanden legt extreem de nadruk op literair vertalen, iets wat zich vooral wreekt in de laatste hoofdstukken. Vertaalopleidingen en vertaalhulpmiddelen worden slechts summier geschetst; voor zover ze wel worden genoemd, wordt nauwelijks belicht wat voor werk de meeste afgestudeerden van die opleidingen met die hulpmiddelen gaan doen.
Cijfers over de aantallen bladzijden die door literaire en andere vertalers worden vertaald zijn er niet, denk ik. Ik vermoed echter dat de meeste vertaalinspanningen in de Nederlanden niet worden besteed aan romans of gedichten, maar aan ambtelijke, juridische, technische en meer in het algemeen informatieve teksten. Denk bijvoorbeeld aan de vertalers van handleidingen en bijsluiters of van de vele non-fictie boeken die in de boekhandel te vinden zijn. Vooral het tweetalige België is een mekka voor niet-literaire vertalers. Alleen al bij de voornamelijk in Brussel gevestigde Europese Unie werken meer dan 150 vertalers Nederlands. Een veelvoud daarvan is werkzaam bij Belgische overheidsdiensten en bedrijven. Het had daarom voor de hand gelegen ook een hoofdstuk te laten schrijven door een auteur die meer vertrouwd is met die andere vertalers en meer in het bijzonder de situatie van België.
Het werk van niet-literaire vertalers varieert van eenvoudige informatieve teksten tot razend ingewikkelde, uiterst specialistische teksten die in heel nauwkeurig en toch leesbaar Nederlands moeten worden omgezet. Daarbij gebruiken vertalers snel evoluerende vertaalprogramma’s. Ook raadplegen ze voortdurend terminologiebestanden als het 24-talige IATE, dat de EU in 2007 heeft opengesteld voor vertalers wereldwijd en sindsdien elk jaar enkele honderdduizenden keren wordt geraadpleegd. Veel van die vertalers zijn overigens te jong om gehoord te hebben van het in het boek vermelde Eurodichautom, dat al bijna 20 jaar niet meer bestaat.
Daarnaast is er nog het hier en daar terloops genoemde beroep van tolk. Het snel doorgronden van een in een andere taal uitgesproken tekst en de essentie daarvan omzetten in helder mondeling Nederlands vereist heel andere vaardigheden dan die van een vertaler. Het tolkenberoep heeft een eigen karakter en een eigen geschiedenis, met het proces van Neurenberg als doorslaggevende factor in de verschuiving van consecutief naar simultaan tolken en de EU thans als ’s werelds grootste werkgever. Daarover zo goed als niets in Vertalen in de Nederlanden.
Kortom, literaire vertalers bestaan en ze verdienen veel lof, ja zelfs de hoogste eer, maar niet-literaire vertalers en tolken hadden heus wel wat meer ruimte verdiend.
Frans de Graaf, voormalig tolk/vertaler/reviseur bij de EU