•• Het is vandaag de Dag van de Literatuurkritiek. Daarom dit gedicht van Joannes Romboldus van der Lans.
Poëzie en critiek
Er fladderde een vlindertje al over de hei
En vlamde als een flikkerend lichtje
In ’t blauw, — gouden vonk in het oog van saffier,
Dat straalt uit een kindergezichtje.
Het dartelde al voort langs zijn baan van kristal,
Van jolige jeugd uitgelaten. —
Een troepje van vlasblonde kleuters — o jé! —
Krijgt juichend het beestje in de gaten.
En nu ’t zich, eens poozend van ’t klapwiekend spel,
Op de bloeiende bramen wil zetten,
Is ’t aanstonds een joelende jacht, een gestoei,
Een lawaai en gezwaai met de petten!
“Ik heb hem!” roept de een met een kleur als een roos,
Sluit ballend de vuilroode vuistjes,
Doet ze open, voorzichtig — daar spartelt het dier,
Eén vlerk in de klem van de knuistjes.
Het wiekje, als het weefsel van ’t bloemblad zoo fijn,
Zoo teer als de theeroos van verven,
Trilt klapprend en rukkend; de vingerklem knelt,
Al moet het ook scheuren en kerven.
“Hè hoe mooi” — “Wat een groote!” — “Laat zien!”— “Wacht je beurt.”
“’t is een koolwitje maar,” smaalt een rakker,
En neemt het hardhandig voor zich in beslag.
De vlinder besterft het, de stakker.
Elk liep heen met een vlerk of een trekkenden poot
Om op zijn beurt te analyseeren —
En ik dacht bij me zelf aan de Jonge Critiek
En haar woest poëzie-recenseeren.
J.R. van der Lans (1855-1928)
uit: Egelantieren (1890)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail
Luc Vrielinck zegt
Een prachtig gedicht van J.R. van der Lans met de volte in de laatste verzen.
Het doet me denken aan het liedje De Vlinder van Miel Cools (jaren ‘70) hoewel de teneur in beide elkaars tegenovergestelde is.
https://youtu.be/nfwqitbOmjM