Vorig jaar berichtte ik hier over een reeks visuele poëzie van Wilfred Smit in zijn bundel Verzamelde gedichten (1971). In elk gedicht van de reeks worden een of meer afbeeldingen gesuggereerd: een figuur, een letter of een lijn. De lijnen en figuren scheiden tekstgedeeltes van elkaar en er ontstaan nieuwe teksten. Bergzondag, het slotgedicht van Een harp op wielen (1959), kun je ook aanduiden als visueel gedicht maar staat niet in de reeks van Verzamelde gedichten. Het wijkt af van de gedichten van de reeks maar er zijn ook overeenkomsten. Smit lijkt het eigen type figuurgedicht te ontwikkelen.
Op Smits Sweet bahnhof wordt een vraagtekenlijn gesuggereerd die van linksboven naar rechtsonder loopt en door het gedicht zelf wordt beschreven. De eerste versie van dit gedicht werd anoniem gepubliceerd in de Almanak van het Leidsche studentencorps in 1956. Het jaar daarvoor stond Bergzondag in de Almanak, ook zonder naam van de auteur. Op het gedicht kun je in de omgekeerde richting bewegen als op de uiteindelijke versie van Sweet bahnhof. In Een harp op wielen van 1959 staat in regel 2 een dubbelepunt ipv het gedachtestreepje uit de Almanak.
Na de regel ‘de helling op.’ wordt de laatste letter p, schuin omhoog, herhaald in het woord harp en zie je nogmaals het woord op. Als vanzelf lees je: ‘wielen, meisje, zielen t’ontmoeten door kindervoeten, karrespoor’. Omdat de eerste regel een eindje terugligt en de drie woorden van de laatste regel het startpunt waren van de nieuwe tekst vervolg je met ‘Een andere route’ ipv alleen het laatste woord ‘route’. De tekst na ‘de helling op’ beschrijft geen lijn langs de rand van het gedicht zoals in Sweet bahnhof maar lijkt zelf een soort pad te vormen op de pagina, een ‘karrespoor’. ‘Een andere route’, een andere manier van lezen, is nu de weg omlaag, vanaf het eerste woord ‘Een’ via de eerste letters van de regels, een variant op het acrostichon.
Je kunt hernemen met ‘de helling op’, en gaat weer omhoog. Er is een nieuwe tekst langs de rand van het hele gedicht. Deze ‘buitentekst’ lijkt een andere nieuwe tekst te omsluiten, een ‘binnentekst’.
Het is of er iets moet volgen op ‘harp op ….’ Kijk je nu naar het totaal van het gedicht dan doet de vorm denken aan een harp, een kwartslag gedraaid. De kleine beginletters van de regels zijn rond als wielen en de regels zijn dan snaren. In Sweet bahnhof wordt de ronde vorm van de letters e, d, g gebruikt om de letters oo van het woord ‘Door’ te suggereren. Een kwartslag gedraaid kun je ook de afbeelding van een berg zien op Bergzondag. Je leest de rebussen ‘harp op harp’ en ‘harp op berg’.
Naast het acrostichon blijven een aantal delen van woorden over. In de eerste binnentekst treffen we ‘in de week’ ‘een tweetal’. Als tweede binnentekst lees je nu: ‘ann aan miep: uw thee’. De stukjes tekst in deze binnentekst lijken de eigen situatie te beschrijven. Je leest: an ‘an’ d, n ‘n’ e, aan ‘aan’ g. Ook het beginwoord gebruik je: m ‘om’ o, ‘die’ ie d, p ‘op’ o. uw t: d sluit de rij.
De hele tekst van het gedicht is nu ‘overschreven’ met nieuwe teksten. Dit is een overeenkomst met de gedichten van de reeks, op twee na. Maar nu valt op dat je in de gedichten 23 en 25 de letters van de acrostichons Ehh en Bbee weg kunt laten. De stukjes tekst ‘en:’, ‘ ‘erinnerd’, ‘ ‘oeveel’, ‘uiten:’, ‘uiten:’, ‘en maal’, ‘en maal’ worden beginpunten van delen van nieuwe teksten.
Het verschil van Bergzondag met de gedichten in de reeks lijkt me de manier waarop de nieuwe teksten ontstaan. De binnenteksten ontstaan niet door gesuggereerde afbeeldingen maar na de vorming van de buitentekst. Voor de rechter binnentekst neem je om te beginnen de regels tussen de eerste en de laatste regel en vervolgens de woorden tussen het eerste en het laatste woord van de regel. Voor de linker binnentekst gebruik je het eerste woord van de regel minus de eerste letter.
Toch lijken ook in Bergzondag de inteksten een visuele kant te hebben. In de buitentekst zag je een karrespoor de helling op, je gaat dan naar de andere teksten kijken. De rechter binnentekst zou ook berghelling kunnen zijn. Maar als je een lijn om deze binnentekst trekt zie je nog een afbeelding, het lijkt zowel een profiel als een hand die iets beet pakt. De linker binnentekst lijkt een staande figuur. Die figuur bevindt zich naast de bewegende lijn van het acrostichon.
In het artikel ‘Meesterlijk maniërisme’ geeft Simon Vestdijk een interpretatie van Bergzondag, maar het plaatje op de pagina blijft daarbij buiten beschouwing. “Vestdijks essays, (nog liever essays dan poëzie) en Rilke beschouw ik als de bijbel”, schrijft Wilfred Smit in een autobiografisch fragment.
Simon Vestdijk spreekt in De glanzende kiemcel Acht lezingen over wezen en techniek der poëzie met enige scepsis – ‘dergelijke kunsten’ – over een figuurgedicht van Victor Hugo: “ het gedicht (beschrijft) de nadering (…) van de ‘Djinns’, de Arabische geesten, die de gelovige een hevige angst aanjagen, om dan langzaam aan weer weg te trekken. Het geval is aardig en leerzaam, maar blijft tenslotte aan de oppervlakte. Welbeschouwd kan men evengoed de nadering en het aftrekken van een onweer op deze typografische wijze symboliseren als het optreden van de Djinns.”
Het schriftbeeld van Bergzondag brengt Vestdijks kritiek uit De glanzende kiemcel in herinnering. Door o.a. de ronde letters en de horizontale regels vonden we de afbeelding van een harp op wielen. Dan denk je: het kan evengoed een berg voorstellen. Maar de beide afbeeldingen zijn gedraaid en rechts zagen we al het karrespoor op de berghelling.
In het eerste gedicht uit de reeks, Strand, worden een schuine lijn, een letter P en een waterkan gesuggereerd. Je mist dan nog een schenktuit maar de eerste letters van de eerste strofe vormen ‘Din’. Met een schuine lijn kun je, vanaf de voet van de i, een J en schenktuit vormen.
De gesuggereerde afbeeldingen in de gedichten van de reeks zijn duidelijk. De lijnen en figuren bevatten inteksten en/of scheiden tekstgedeeltes van elkaar. De woorden en het wit naast de afbeelding zijn de ‘achtergrond’, maar kunnen zelf ook een afbeelding zijn. De lezer wordt uitgedaagd om het zelf in te vullen. In Russisch liedje lezen we ‘achtergrond/// zijn mond’.
Elk gedicht valt uiteen in tenminste twee stukken die alle een ‘intekst’ worden. Er lijkt geen hiërarchie te zijn van afbeeldingen en ook niet van inteksten. Er is geen basistekst meer zichtbaar waar de intekst tegen afsteekt: die is overschreven door de nieuwe tekst. In Bergzondag zien we dit volgens mij voor het eerst gebeuren.
Wilbert van Walstijn zegt
Bijzonder is hoezeer Vestdijk zich inspande om Wilfred Smid gedichten gepubliceerd te krijgen.
Wim Voskuilen zegt
Geachte heer Van Walstijn,
Uit uw artikel in de Vestdijkkroniek, dat ik in de bibliotheek gelezen heb, herinner ik me dat Vestdijk Wilfred Smit ‘mijn enige vondst’ heeft genoemd. U besprak de briefwisseling tussen Smit en Vestdijk die in Bzzletin is gepubliceerd. Er is daarna nog een brief van Vestdijk aan Smit gepubliceerd- in een artikel van Jan Kostwinder. Dit is Met de kop tussen de deur. Wilfred Smit en Simon Vestdijk, discipel en leermeester? In: Dietsche Warande & Belfort, nr. 2, april 1992, jrg. 137, p. 210-216. In een bijlage bij de brief geeft Vestdijk puntsgewijs beoordelingen van gedichten die Smit hem had toegestuurd. Erg interessant om te lezen vond ik.