•• Willem Jan Otten is vijftig jaar dichter. Daarom verscheen Wil je mij poëzie leren?, met persoonlijke beschouwingen over poëzie, en Diepe eb, een keuze uit vijftig jaar gedichten.
Korte toespraak wanneer mijn zonen op kamers gaan wonen
Zonen, heel de mensheid heb ik voortgebracht zien zijn,
en allebei de keren kwam zij naakt en kledder voort
uit Vonne, mensdom hing als een gestroopt konijn
aan z’n poten in de vuist van een stoïcijn
die het een lel verkocht en het bleek jullie,
telkens één, een dubbelklappend, krijtend, alles
vergend dier met, wisten wij meteen, daarin een kier,
daar situeerden wij, onderfontanels, de ziel.
Er is een ja dat alle nee omvaamt en in zich draagt,
het is gekreten voor je weet wat krijten is,
het klinkt voor altijd na in wie het horen mocht,
het klinkt als nee maar krijt van ja, het is maar liefst
als alle amens samen, laatste zucht is het te slaken
na het onuitsprekelijkst gebed. Dit was ons eerste
amen en het was er eerder zelfs dan onze namen
en voor altijd zal de kwestie zijn: waar hebben wij
ons ja vandaan, wie heeft ons opgescheept met meer
dan wij? Herinner waar je mee begonnen bent, herinner,
in de weeënstorm van zeker nee, wanneer je alles
weet wat zeker wordt geweten, herinner daar je ja,
en zeg haar nieuw geboren en ten einde na.
Willem Jan Otten (1951)
uit: Diepe eb (2022)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail
Laat een reactie achter