•• Twee gedichten uit Wij zijn uitgeweken, de debuutbundel van Anne Louïse van den Dool.
Vousvoyeren
Dit
moet je hebben gemist:
een panty, verfrommeld op de vloer,
iemand om je tandenborstel mee
te delen, tegen je gezegd krijgen
dat je zo warm wordt in de nacht.
Je moet hebben gedacht:
ik mag weer zeggen dat ik heb gemist,
een hand vastpakken en wachten tot die
terugpakt, hij pakt niet terug en dat
deert je niet, zal ik haar vragen, denk je,
zal ik haar vragen en geen ja of nee krijgen,
de aandacht verliezen, meer vertellen,
gissen naar hoe het met haar gaat —
en zij die niet antwoordt, en bijna denk je:
ik noem haar u, het zou passender zijn
haar u te noemen.
••
Gulzigheid
De happen worden groter,
de gesprekken korter, het gras
wordt steeds slordiger gemaaid.
Ooit maakten we lange wandelingen
en knepen we in elkaars hand. We sloten
liever onze ogen dan de ander
aan te kijken, niet uit brutaliteit maar
uit angst de blik van de vorige
weerspiegeld te zien.
Naderhand zakten we in een warm bad.
Een van ons bleef nog even op de rand
zitten, zodat we konden onderzoeken of we
het beeld aandurfden van een naakte
geliefde in tl-licht, de plooien horizontaal
over de buik gestreken, de moedervlekken
die ieder ander hiervoor had geprobeerd
weg te poetsen met een natte duim —
daarin zouden we ons begraven,
alles om voor de laatste keer
in kleine hapjes
bij elkaar te zijn.
Anne Louïse van den Dool (1993)
uit: Wij zijn uitgeweken (2022)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mail
Laat een reactie achter