“Verwarring en onzekerheid, ‘angst’ en verlangen.” Dat zijn volgens Kees ’t Hart de ingrediënten voor wat hij ‘liefdesromans’ noemt, het soort boeken dat in Nederland onder andere verschijnt in de Bouquetreeks.
In zijn boek Pleidooi voor pulp houdt ’t Hart een, eh, pleidooi voor zulke boekjes. Hij wil dat ze serieus genomen worden, dat ze in de boekwinkel verschijnen, dat leraren Nederlands er niet smalend over doen, dat kranten er recensies over schrijven, dat ze bestudeerd worden aan de universiteit. Volgens hem zijn deze liefdesboekjes vooral een ander genre, een met eigen wetten en eigen helden, een genre dat we bovendien niet kunnen missen in de leescultuur. Het is het fundament waarop ook het hogere lezen rust.
Heel veel argumenten geeft ’t Hart niet voor zijn beweringen. Er is bijvoorbeeld, blijkt uit zijn boek, helemaal niet zoveel aanleiding om te vrezen dat we die boekjes moeten missen. Ze verdwijnen weliswaar langzaam maar zeker uit de schappen van de supermarkt, maar ze blijken uiterst populair te zijn als e-book, ook omdat veel lezers deze werken in grote hoeveelheden verslinden (er verschijnen er iedere maand 8 op de Nederlandse markt, trouwe lezers lezen die dan allemaal). Het lijkt ook voor de lezers van deze boeken weinig toe te voegen om ze in plaats van in de Albert Heijn in de boekwinkel te leggen – de supermarkt is, neem ik aan, wel zo handig.
Helikoptervisie
Ook dat voorstel om de boeken in kranten en tijdschriften te bespreken is een beetje achterhaald. ’t Hart noemt zelf dat er van sommige boeken vele duizenden recensies staan op de website Goodreads; misschien is dat dus wel een effectievere manier en doen die recensies er niet zoveel toe. En die leraren Nederlands? Wie heeft zich ooit door hen laten weerhouden van het lezen van een boek? De lezers zijn zich over het algemeen bewust van de ‘lage’ status van de boeken, maar dat weerhoudt ze er niet van om ze te lezen. (Ik weet niet of er onderzoek naar is gedaan, maar het zou me niet verbazen als veel van de lezers hoger opgeleid zijn en zich af en toe met zo’n boek willen ontspannen.)
De ‘liefdesboekjes’ redden zich kortom ook wel zonder Kees ’t Hart. Dat maakt zijn pleidooi overbodig.
’t Harts verzet zich verder om de een of andere reden tegen een ‘helikoptervisie’ tijdens het onderzoek naar deze lectuur – een methode waarbij je als onderzoeker veilig op een afstandje blijft en de boel veilig en ironisch bekijkt. Je moet jezelf inzetten, zegt ’t Hart, en eigenlijk als liefhebber. Het wonderlijke is dan dat ’t Hart zelf eigenlijk ook een helikoptervisie heeft, al is hij niet ironisch. Oké, hij zegt dat hij ze vroeger veel gelezen heeft, dat hij er kennelijk van hield vanwege de emotie, maar ook dat hij ze daarna tientallen jaren niet meer gelezen heeft tot hij het ineens nodig vond er vijftig te lezen voor zijn pleidooi. Hoe dat allemaal zit wordt niet opgehelderd. Hij is toch ook maar een vreemdeling in Bouquet-land?
Uitpluizen
Hij lijkt me ook niet echt gegrepen door het genre. Nergens zet hij gepassioneerd uiteen wat er nu zo mooi is aan de boeken die hij gelezen heeft. Hij bespreekt vooral wat anderen, de recensenten op Goodreads of sommige schrijvers zelf, er nu zo mooi aan vinden. En ook dat blijft bij algemeenheden. Het had mij eigenlijk wel interessant geleken om nu eens van binnenuit te lezen wat iemand aan die boekjes fascineert, in dit geval iemand die literatuur schrijft en recenseert – een beetje zoals voormalig Johannes van Dam, gevreesd culinair recensent van Het Parool, een groot fan was van de vleeskroket.
Volgens mij heeft ’t Hart overigens volkomen gelijk dat het genre meer wetenschappelijke aandacht behoeft. Ik las een aantal jaar geleden weliswaar niet vijftig romans, maar slechts drie, maar die fascineerden me (ik schreef er hier over; de mediawetenschapper Linda Duits voegde daar toen in een blog wat nog veel interessantere observaties aan toe). Ik denk ook dat ’t Hart gelijk heeft dat je het genre bij zo’n onderzoek wel serieus moet nemen, en dat onderzoek meer dan welkom zou zijn, maar niet dat je er dan ook meteen zelf een liefhebber van moet zijn. Het is een fascinerende leeswereld die best eens iemand echt serieus zou kunnen uitpluizen: de thematiek, de rijkdom, de vraag waarom kennelijk ook de Nederlandse boekjes bijna alleen maar vertalingen uit het Engels zijn en zo’n beetje de enige Nederlandse schrijver van het genre er eigenlijk niet echt van kan leven.
We hoeven ze niet ineens in boekwinkels te zetten waar niemand naar ze omkijkt, of in kranten te bespreken die niemand leest. We kunnen ze wel bestuderen voor wat ze zijn.
Kees ’t Hart. Pleidooi voor pulp. Querido, 2022. Bestelinformatie bij de uitgever.
T.Heijl zegt
Het standaardwerk ” De boekcorner van Goos Verhoef ! ” maakt elke discussie op dit terrein bij voorbaat overbodig.