Het gebeurt niet vaak dat er een antropologische studie wordt gedaan naar een groep waar je zelf toe behoort. De studie Esperanto Revolutionaries and Geeks van de Braziliaanse onderzoeker Guilherme Fians heb ik daarom met meer dan alleen professionele belangstelling gelezen.
Fians onderwerp is de moderne Esperanto-sprekende gemeenschap, waarnaar hij in de tweede helft van de jaren tien onderzoek deed. Hij nam daarbij overigens een net iets ander deel van de gemeenschap onder ogen dan waartoe ik behoor: dat in Frankrijk, met name in Parijs, en daarbinnen dan weer vooral de organisatie SAT-Amikaro, een traditioneel club die de klassenstrijd wil combineren met de verspreiding van het Esperanto. Ik kom niet uit Frankrijk, en ben altijd eerder lid geweest van ‘neutrale’ verenigingen.
Vrijblijvendheid
Het zijn belangrijke onderscheidingen, en Fians, die zelf esperantist is, besteed er ook uitvoerig aandacht aan. Naar mijn ervaring is het beeld dat mensen hebben – áls ze een beeld hebben – er een van pacifistische vegetarische communisten die de Internationale in een ontoegankelijke taal wensen te zingen. Zelfs al neemt Fians dus die Franse club als zijn focus, hij maakt duidelijk dat dit waarschijnlijk altijd maar een klein deel van de populatie is geweest. Mensen werden soms gedreven door heel andere idealen – Fians besteedt daar geen aandacht aan, maar er is altijd bijvoorbeeld ook een katholieke beweging geweest die in het Esperanto een waardige opvolger zag van het Latijn – en voor een groot deel hadden mensen heel andere redenen om de taal te leren en zich te richten op die gemeenschap.
Wat dat betreft is het nuttig om, zoals Fians doet, een verschil te maken tussen de beweging – die een bepaald doel nastreeft, zoals het Esperanto de taal te maken van internationale organisaties – en de gemeenschap – die bestaat uit mensen die de taal op welke manier ook hebben opgepikt en haar gebruiken voor willekeurig welk doel.
Om die gemeenschap gaat het Fians uit eindelijk – een ‘one night stand’-gemeenschap, zoals hij het benoemt: esperantist zijn is geen identiteit die je leven doordrenkt, je bent het in doorsnee slechts af en toe, bijvoorbeeld een paar dagen tijdens een congres of andere bijeenkomst, of tegenwoordig ook online. Je wordt het ook niet om carrière te maken of rijk te worden Dat maakt het tegelijkertijd wonderlijk en razend interessant dat iets dat op zoveel vrijblijvendheid gebaseerd is, en dan ook nog betrekkelijk ingewikkeld – want internationaal – georganiseerd moet worden inmiddels al meer dan 135 jaar bestaat.
Gesprekken
De vrijblijvendheid is de afgelopen decennia door internet alleen maar toegenomen: je kunt zoveel online doen (lezen, filmpjes kijken, naar podcasts luisteren, in chats praten met mensen, videobellen) dat mensen menen dat ze SAT Amikaro (of ook de vereniging Esperanto Nederland, waarvan ik voorzitter ben) niet meer nodig hebben. Moderne esperantisten, laat Fians overtuigend zien, beschouwen het Esperanto vooral als een extra schil op hun leven. Ze volgen het internationale nieuws óók in mainstreammedia, en ook in het Engels, maar door het Esperanto kunnen ze op een ándere manier – voor het gevoel rechtstreekser – met mensen elders communiceren, per definitie buiten die mainstream om. Er bestond in de gemeenschap al een vorm van couchsurfing voor dat dit fenomeen is uitgevonden, en er zijn veel internationalere fora, die niet automatisch door Amerikanen gedomineerd worden. (Ik heb zelf de afgelopen maanden ook uitgebreid op Telegram gediscussieerd met Russen en Oekraïners op een manier waarvan ik me ook niet goed kan voorstellen dat die anders mogelijk zou zijn.)
De gemeenschap vormt zo, zegt Fians, een ontsnapping aan het laatkapitalistische systeem, een manier om in ieder geval óók een ander leven te kunnen leiden. Nu kan dat, zegt hij, ook in een gemeenschap van bijvoorbeeld Tolkien-fans die Tolkiens Elventaal hebben geleerd. Het verschil is dat de Esperanto-beweging (en -gemeenschap) inherent gericht zijn op internationale communicatie, op een wereld van gelijkwaardigheid. Dat geeft een specifieke eigen inhoud aan de gesprekken.
Open Source
Interessant vond ik Fians bespreking van het belang van het nationale in de Esperanto-beweging. Ik had daar nooit zo bij stil gestaan. Niet alleen heeft de beweging in de 19e eeuw allerlei symbolen aangenomen die je met nationalisme kunt associëren (er is een volkslied en een vlag), maar het internationalisme van de beweging wordt ook echt vaak ervaren als inter-nationalisme. In het antropologisch jargon van Fians (hij gebruikt overigens zulk jargon spaarzaam en als hij het doet voegt het wel wat toe): de ontmoeting met de ‘nationale Ander’ speelt een belangrijke rol in de identiteit van de Esperantist. Leden van SAT Amikaro praten wel Esperanto met elkaar, maar ze vinden het minder ‘echt’ als er geen buitenlanders bij zijn. De Wereldcongressen worden geopend door een bonte stoet mensen die de naties vertegenwoordigen waar ze vandaan komen.
Het toenemende one night stand-karakter – honderdduizenden mensen hebben de laatste jaren minstens een beetje Esperanto geleerd via Duolingo, maar over de beweging óf de gemeenschap hebben ze daar niet veel meegekregen – maakt het allemaal wel steeds lastiger voor de georganiseerde beweging. Fians beschrijft heel mooi de treurnis rondom SAT Amikaro: de laatste oudere vrijwilligers/bestuursleden daar missen de aansluiting met de digitale tijd en zien de nieuwe generatie dus niet, terwijl ze tegelijkertijd ook door andere linkse organisaties zoals de klimaatbeweging of de vredesbeweging als irrelevant worden gezien. Het is een beetje onduidelijk wat dit gaat betekenen. Je kunt zeggen dat enerzijds die Esperanto-Duolingo alleen georganiseerd tot stand kon komen, maar anderzijds lijkt, zo zegt ook Fians, de Esperanto-beweging wel op die rondom open source-software. Ook daar kan iedereen komen aanwaaien en weer vertrekken en toch worden er dingen tot stand gebracht.
Ik denk niet dat we het in ons leven meemaken dat het Esperanto de enige officiële taal van de VN of de EU wordt. Maar ook niet dat de gemeenschap voor die tijd verdwijnt.
Guilherme Fians. Esperanto Revolutionaries and Geeks. Language Politics, Digital Media and the Making of an International Community. Palgrave Macmillan, 2021. Bestelinformatie bij de uitgever.
Roland Rotsaert zegt
De Esperantobeweging raakt zijn ouderen kwijt en de nieuwelingen vinden de weg niet. Dat bewijst dat een eigen, centraal gelegen en goed bereikbaar lokaal, met echte mensen en ruime openingsuren meer dan ooit noodzakelijk is. Dat moet een aangename (werk-)ruimte zijn waar de vrijwilligers die nu allemaal op hun eentje zitten te werken af en toe collega’s kunnen ontmoeten, ideeën uitwisselen, samenwerken… En als een nieuwgierige veteraan ook eens langskomt en ziet wat je met een computer allemaal kan doen, zal hij het misschien toch eens proberen. (En anders kan hij nog altijd boeiende verhalen vertellen over de goede oude tijd.)