Bedenkingen bij Evi Aarens
Sommige schrijvers zijn zó goed, dat ze wat clichés zullen worden aan het land der fabelen toevoegen. Agatha Christie (waarschuwing: spoilers) bedacht voor The Murder of Roger Ackroyd niet de whodunit—die bestond al—maar wel de whodunit waarbij de vierde muur totaal afgebroken werd door de optekenaar (de ik-figuur) van de historie uiteindelijk als dader van de moord te laten ontmaskeren. Het effect is schokkend. Roald Dahl schreef onder zeer veel prachtigs de korte verhalen waar hij furore mee maakte. ‘De Verhalenmachine’ is er één van en maakt gebruik van een soortgelijk procedé: een vertelling in personaal vertelperspectief blijkt uiteindelijk een auctoriaal te zijn: de vertelling onder handen blijkt te komen van één der laatste ‘echte’ schrijvers, aangezien een uitvinder een machine met talloze ‘stijlknoppen’ heeft bedacht, die het denk-en-schrijfwerk van auteurs kan overnemen zodat men enkel op de knoppen hoeft te drukken om teksten te produceren naar gelang de toetsenist de knoppen heeft bediend. Aangezien veel ‘echte schrijvers’, die men in het verhaal contacteert om te bewegen auteursnaam en bijbehorend publiceren te verkopen aan het duo achter de verhalenmachine, daarin meegaan, wordt het verhaal dystopisch wanneer blijkt dat (als was het modern-liberaalkapitalistisch) het geschreven is door een van de laatste ‘echte’ schrijvers ter wereld die het nog aandurft tegen het aanbod van de monopolisten in te gaan, al brengt zijn schrijven amper nog genoeg op om zijn kinderen te kunnen voeden: ‘God, geef me de kracht mijn kinderen te laten verhongeren…’ sluit het verhaal af en geschrokken besluit je dat het zó erg toch nooit zal worden.
Dan kom je erachter dat de eerste door AI geschreven verhalenbundel al bestaat en verkocht wordt, en men op booksby.ai science fictionboeken kan krijgen die geheel gemaakt zijn door algoritmen die heel erg veel boeken gevoerd hebben gekregen vanuit Amazon en Project Gutenberg. De Verhalenmachine…bestaat inmiddels ècht. De realiteit haalt fictie soms in.
Zo werd bijvoorbeeld de door Van Kooten & de Bie opgerichte ‘Tegenpartij’ in 1988 door henzelf ontbonden (middels een fictieve couppoging en executie) nadat zij moesten concluderen dat betreffende partij inmiddels ‘van rechts was ingehaald’ door de Centrum Democraten van Janmaat en hun fictie inmiddels zo bekend, befaamd en geliefd was, dat verwacht werd dat zij bij de Tweede Kamerverkiezingen daadwerkelijk enkele(!) zetels zouden kunnen behalen. De typetjes van het duo waren welbekend in Nederland, en de CD gebruikte enkele van hun kreten zelfs in haar partijprogramma: het werd dus tijd het duo, dat daadwerkelijke macht begon te vergaren in de vorm van het overschrijden van de kiesdrempel, ten grave te dragen. Ook het pseudoniem Richard Bachman—de in de jaren ’80 door de dan zeer succesvolle auteur Stephen King uit de grond gestampte persona met niet minder dan zes gepubliceerde, niet onverdienstelijke novelles (King is er zo één als Vestdijk, die sneller schrijven kan dan God lezen)—zou uiteindelijk met een hersentumor worden gedood. De boeken van Bachman werden redelijk verkocht, al zou één van de werken (Thinner) ook onder de eigennaam van King worden uitgebracht, en daarmee uiteindelijk een tienvoud van de verkopen onder de naam Bachman beleven. Beter bewijs van de potentie, die in een institutioneel bevestigde auteursnaam als ‘Stephen King’ gevat is, bestaat haast niet.
Meizos (2009) ontwikkelde de theorie rond posture van een auteur en citeert de triptiek van Maingueneau (2004) die men zijns inziens nodig heeft om het over een ‘auteur’ te kunnen hebben, omdat die uit deze driedeling is opgebouwd: (1) de persoon, (2) de ‘schrijver’; of wie een auteursfunctie inneemt in het literaire veld, en (3) het literaire personage dat uit de tekst spreekt (1). Om posture te analyseren, dient men te kijken naar elementen van deze drie zaken: ‘étudier une posture, c’est aborder ensemble les conduites de l’écrivain, l’ethos de l’inscripteur en les actes de la personne’ (Meizos, p. 2). Deze drie dingen komen samen en het wordt duidelijk dat zij elk voor zich relevantie dragen, wanneer we terugdenken aan de rel rond Oprah Winfrey’s Book Club: op haar massaal bekeken show bracht zij James Frey’s A Million Little Pieces, zijn relaas over zijn neergang in drugs en criminaliteit en uiteindelijke zuivering daarvan, en drukte iedereen op het hart om het vooral te kopen, wat net zo massaal gedaan werd. Toen kort nadien uit onderzoek bleek, dat het verhaal verzonnen was, keerde de natie zich tegen de schrijver—en Winfrey. Hoewel aan de inhoud van het boek niets veranderd was, de vertelling èn de beweegredenen van het personage daarmee gelijk, zo ook de auteursfunctie in het literaire veld, hield het ethos van de schrijver (de man die door Oprah op nationale tv werd gehaald en die het werk afschilderde als waargebeurd, terwijl het volledig fictief was) geen stand: hij had gelogen over het verhaal en het schrijfproces. Het veranderde de houding van Amerika ten opzichte van het boek, en daarmee posture van de auteur, volledig. Zoals Meizos zegt (p.3): ‘Les actes de la personne civile ne sont […] pas exclus de l’analyse, pour autant qu’on puisse faire le lien entre eux et les conduites de l’écrivain dans le champ littéraire.’ Dat zien we duidelijk aan de affaire-Winfrey. Een ander voorbeeld is de gevierd toneelschrijver Shaw, wiens reputatie en geliefdheid flinke knauwen kregen met het intreden van zijn grijze haren—en zijn nazistische sympathieën. Ook hier geeft de persoon, die weinig van doen heeft met het werk in deze indeling, af op de glans, de posture, van de auteur.
Posture zegt voorts iets over de bewegingen in het literaire veld (denk hierbij aan recensies, polemiek, open brieven, etc.) die de auteursrepresentatie mede dicteren en bepalen: de totaliteit hiervan bepaalt, in heuristische beweging, ook weer posture: ‘elle est co-construite, à la fois dans le texte et hors de lui, par l’écrivain, les divers médiateurs que la donnent à lire (journalistes, critiques, biographes, etc.) et les publics.’ (Meizoz, p.2) Posture gaat verder dan het klassieke ethos, omdat de laatste zich richt op een persoon, of wellicht op de verschillende eerder genoemde segmenten die samen de auteur representeren. Verschillende boeken kunnen, ieder voor zich, zelf ook een ander ethos oproepen en in de volledigheid van het oeuvre daarmee publieke opinie over de auteur veranderen. Interessant in dezen is dat Meizoz (p.8-9) ook de casus van Vercors’ Le silence de la mer aanhaalt, een onder pseudoniem geschreven novelle over de Duitse bezetting, uitgegeven in de Tweede Wereldoorlog. Zo’n schuilnaam kan, naast zoals destijds noodzakelijke bescherming van de schrijver, ook worden ingezet om posture, en daarmee de communis opinio, te wijzigen. Daarmee komen we bij Evi Aarens.
Evi Aarens: Literair Wunderkind
Het laatste nieuws rond de inmiddels infame dichteres Evi Aarens werd op elf december jongstleden naar buiten gebracht door literair weblog Tzum: nadat zij de literaire wereld in al haar velden geschokt had met de publicatie van haar bundel Disoriëntaties (2021), die volgens haar website onderdeel moest zijn van de ‘Europapentologie’, vijf delen dus, omvattend proza en meer poëzie, en nadat een online discussie te volgen was tussen dichteres en literatuurwetenschapper Jeroen Dera tot de laatste de discussie staakte, zal de dichteres nu haar literaire loopbaan voortzetten onder een nieuw pseudoniem: Clovis E. van Wijk. Uitgeverij Cossee, die ook Aarens’ pennenvruchten bracht, kondigt aan dat in mei 2023 de roman Ik ga naar buiten om de tuin te zien gepubliceerd wordt, na de bundel Disoriëntaties op 26 augustus 2021.
Het is natuurlijk een vreemde situatie, waarbij een spel wordt gespeeld tussen auteur en lezer alsmede tussen de actoren binnen het literaire veld: een pseudoniem nodigt uit tot het zoeken en raden naar de bijbehorende ‘gevestigde’ auteur, waarbij tekstanalyse door close reading of een intertekstuele lezing wordt ingezet om achter de identiteit te komen: wie is het?
Rondom Evi Aarens hebben diverse personen de gok gewaagd, ondersteund door zo’n procedé. Jeroen Dera weigerde een ontstane polemiek tussen hemzelf en dichteres, die online gezet werd door Tzum, te vervolgen: in een open brief op Neerlandistiek zette hij uiteen dat het onaannemelijk is dat de persona Evi Aarens daadwerkelijk bestaat—persona in pura forma, verwijzend naar de maskers die men in antiek theater droeg. Sedert Rimbaud lijkt het niet meer voorgekomen dat een éénentwintigjarig dichter de vorm zó goed beheerst (Disoriëntaties is een sonnettenkransenkrans, waarover later meer), en dan bovendien in het Nederlands terwijl zij in Engeland opgegroeid zou zijn en daar ter kostschool gaat. De geprojecteerde auteursfunctie (door uitgever, website) en de persoon erachter, de ‘gewone man’ lijken te ver uiteen te liggen. Dera gelooft het niet, anderen ook niet: Ronald Ohlson, docent Nederlands aan de rijksuniversiteit Groningen, stadsdichter van Groningen en medewerker van Tzum, wijst bijvoorbeeld naar Ilja Leonard Pfeijffer en zet hierbij eerder genoemde instrumenten in.
Toch blijkt een veel eerder bericht, namelijk van 26 november 2021, al naar de schuldige te wijzen: Bas Jongenelen. Deze doctor in de humor (of, zoals de literatuurwetenschapper en biograaf van Kees Lekkerkerker, Menno Voskuil, hem mij eens noemde: “die grappenmaker”) speelt 4D-schaak in het literaire veld. Hierbij een korte uiteenzetting rondom de persona Evi Aarens, die in de tweede helft van 2019 het Nederlandstalig literaire veld instapte met publicatie van ‘Goed falen is een hoogbegaafde daad’, een, jawel, sonnettenkrans, in het Vlaamse poëzieblad Het Liegend Konijn, dat al sinds jaar en dag onder redactie gaat van Josef Deleu.
Het mens en zijn stijl
Zoals Cicero zei: ‘zo de mens, zo zijn stijl’. Oorspronkelijk van stilos, die het pinnetje in de hand aanduidt die men gebruiken kon om in een raampje met was te schrijven: de hantering hiervan en dus de wijze waarop de pen uiteindelijk gehanteerd wordt om de woordbeelden te vormen die we lezen, geschikt in complexe zinnen (of niet!) en zelfs de relatieve vorm van de letters zelf geven al een bepaalde indruk aan de lezer en zullen resoneren in alle afschriften van één auteur. Dat betekent dat een schrijver tot op zekere hoogte kan variëren voor wat betreft taalgebruik in bijvoorbeeld register of perspectief, maar dat bepaalde gewoonten in zijn of haar gebruik van de grammatica (bijvoorbeeld voorkeur voor de rode of groene volgorde in bijzinnen) of voorkeuren in het semantisch apparaat tot op zekere hoogte ingesleten zijn en dus amper helemaal uit te bannen zijn in een tekst die betracht, het publiek in het ongewisse te laten voor wat betreft de auteur: men is zich bewust van de stijl die men beoogt neer te zetten, maar niet volledig van de eigen stijl, die zich immers inherent en onbewust manifesteert.
Daartoe dien je natuurlijk wel te weten waar je ongeveer moet zoeken, en hier kwam mijn eigen ervaring als vormvast dichter enigszins te pas. Het is, moet u weten, maar een klein wereldje, of zoals Bourdieu het zou omschrijven: een onderdeel van het veld dat een ‘beperkte productie’ representeert voor wat betreft gegenereerd, en heden ten dage ook symbolisch kapitaal. Sterker nog, de poëzie is al een veld van beperkte productie, waarbij dat onderdeel ervan dat zich op vormvaste poëzie toelegt een nog kleiner subveld betreft: dat is niet en vogue in letterland. Des te opmerkelijker, dat de bundel van Evi Aarens een ‘sonnettenkransenkrans’ moet zijn. Een wat?
Een sonnettenkrans kenmerkt zich door van veertien sonnetten de eerste en/of laatste regels van elk opvolgend sonnet tot een vijftiende ‘meestersonnet’ te vlechten. In het Nederlands taalgebied wordt Jeanne Reyneke-van Stuwe als eerste vrouw (en echtgenote van Willem Kloos) genoemd die een dergelijk werk schreef (1898) (2) nadat een duo in de zeventiger jaren van die eeuw de trend begonnen was. In het buitenland bestond die al eerder: op Wikipedia’s pagina over de sonnettenkrans als literair fenomeen worden onder anderen Sloveense en Russische dichters genoemd die al eerder sonnettenkransenkransen schreven; veertien sonnettenkransen waarvan de begin en/of eindregels van de meestersonnetten tezamen weer een ‘grootmeestersonnet’ vormen dus, in de jaren ’70 van de twintigste eeuw.
In het Nederlands taalgebied heeft, volgens Wikipedia, Evi Aarens één auteur van een sonnettenkransenkrans als voorganger, te weten de dichter Olax. Laatstgenoemde heeft er zes(!) op zijn naam staan, waarbij nog vermeld wordt dat er een shakesperiaans schema gehanteerd wordt, zoals Aarens ook doet en in tegenstelling tot een auteur als, bijvoorbeeld, Pfeijffer, die in zijn reguliere sonnettenkrans Giro Giro Tondo: een obsessie een tussenvorm van shakesperiaans en petrarcaans hanteerde om in elk geval elk sonnet zonder rijmpaar te eindigen. Overige sonnettenkransenkransen in het Nederlands taalgebied werden gebracht door Jongenelen, in co-redacteurschap over meerdere contribuanten voor de sonnetten leidend tot zo’n grootmeestersonnet. Er zijn nog complexer constructies denkbaar, zoals Olax’ ‘sonnettenkransenkransenkrans’ met ‘oppergrootmeestersonnet’ of de ‘sonnettenmatrix’ die bedacht werd door Peter Knipmeijer, maar tot op heden heeft alleen Jongenelen zich tot zo’n zotte onderneming verplicht om daarmee de matrix Frituur is voor tevredenen of legen uit te brengen, in een papieren rol nota bene, via uitgeverij De Geroosterde Hond, waarvan de website niet veel meer vermeldt dan dat zij in Tilburg gevestigd is. Inderdaad wordt de uitgave onder de sectie ‘boeken’ op haar website niet eens genoemd, zo ook andere uitgaven die zeker bestaan, getuige Wikipedia en de exemplaren in mijn kast(3). Zoekt men naar het ISBN van de rol-als-uitgave, dan komt men erachter dat achter uitgeverij De Geroosterde Hond (en Jongenelen) de uitgeverij Doppelgänger zit. Tijdens de “Literatuurnacht ‘Aardige Jongens’” van 18 december 2010 zou Jongenelen als ‘Neerlandicus en tv-persoonlijkheid’ optreden om deze uitgeverij te vertegenwoordigen, waarbij hij de ‘überfictie (4)’ heeft besproken, die Doppelgänger uitgeeft: hierin zijn auteur én tekst verzonnen, waarbij mogelijkerwijs een schrijverscollectief optrad om tot de volledige uitgave te komen (zoals ook bij Jongenelens sonnettenkransenkransen). Vanzelf roept dit al associaties op met Aarens/Van Wijk, waarbij Tzum nog vermeldt dat men het anagram ‘reviaanse’ kan vinden in de eerste auteursnaam, en lezers aanspoort om ook de nieuwe auteursnaam te verhaspelen (wat overigens niet mogelijk is met meer dan negen letters van de naam, resulterend in iets als ‘viswijven’ of ‘anijsolie’). Saillant detail is dat Neerlandicus Jongenelen ooit afstudeerde op Reve, om deze navorsing toch enige intertekstuele allure te geven.
Even terug naar Doppelgänger en haar überfictie. De onderneming van Jongenelen bracht bijvoorbeeld Nieuwe Brabantse spreekwijzen, gezegden en aforismen, waarbij in het voorwoord enkele auteurs worden genoemd die hebben bijgedragen. Namen als O.B. Kunst, Els Daarvoor en dergelijke—de meeste overduidelijk verzonnen. Zoekt men naar de auteur van dit werk op Google, dan komt zelfs een bij Brave New Books—een ‘doe het zelf-uitgeverij’ die weer onder Singel Uitgeverijen opereert—uitgegeven biografie daarvan uit, genaamd De vele facetten van Adrie Vermetten, waarbinnen dezelfde O.B. Kunst optreedt als maker van het omslag en, zo mag men aannemen, ook als één van de ‘individuele auteurs’ bij wie het copyright liggen zou. Overigens heeft de inhoud niet veel om het lijf: het gaat om vier korte verhalen zonder gemene deler. Als omslagmaker gaat Kunst voortvarend te werk: hij is tevens verantwoordelijk voor datgeen Jongenelens in 2017 via Brave New Books uitgegeven dichtbundel 67 sonnetten siert, terwijl de via hetzelfde bedrijf gepubliceerde sonnettenkrans Een snor van neushaar van Kunst zelf ene ‘Stretto Gertweger’ zou hebben opgetrommeld om de zijne (hare?) te ontwikkelen, die op zijn beurt een niet onverdienstelijk auteur blijkt, aangezien deze Gertweger weer het werk De invloed van het Tilburgs op het standaard-Nederlands van de 18e eeuw schreef, dat voor nog geen vijf dollar verkocht werd op Amazon. Google Books vermeldt nog dat het laatste een werk van 34 pagina’s is, wat niet veel is voor een dergelijk specialistisch taalkundig werk en wel doet vermoeden dat het hier wederom om zogenaamde überfictie gaat, zoals ook die rare ‘biografie’.
Toch zijn er wel enkele verbanden te leggen. Eén door koppig te zoeken naar gemeenschappelijke factoren en koppelingen tussen de publicaties, en één door stom toeval. Zo ziet men dat Kunsts in 2017 gepubliceerde sonnettenkrans (qua vorm weer het midden houdend tussen shakespereaans en pertrarcaans) gedrukt is via Brave New Books, maar ook een drukstempel van Uitgeverij Geroosterde Hond in zich draagt—Jongenelen dus, waarbij moet worden opgemerkt dat ondergetekende de bundel toegezonden kreeg van Jongenelen zelf in een uitwisseling van bundels tussen twee, elkaar bekende, auteurs: ik verzocht hem om mij gratis een exemplaar van 67 sonnetten toe te doen komen in ruil voor mijn Stilistisch Alfabet, waarbij hij genoemde sonnettenkrans meezond als extraatje. De auteur Kunst en Jongenelen zijn dezelfde, de eerste een voortbrengsel van de überfictie van de laatste; andere überfictie zoals eerder genoemde werken is wellicht geproduceerd door een veelheid aan schrijvers, maar de terugkerende naam van Kunst in deze werken doet vermoeden dat Jongenelen toch de eindverantwoordelijke is achter de exercities, nog méér dan dat werken waar hij de aanstichter van is (zoals de eerder genoemde verzameling spreekwoorden en het zogenaamd taalkundige werk van Gertweger, maar óók een bundel als Een kruik vol oude pis, waar hij zich niet incognito voor opwerpt) allemaal een link hebben met Tilburg (de woon- en werkplaats van Jongenelen). Dat zijn schrijverschap méér behelst dan deze literaire grollen ziet men terug in het Wikipedialemma ‘Sonnettenkrans’: indien men bekijkt welke wijzigingen op deze pagina zijn gemaakt, wordt duidelijk dat Jongenelens internetalterego ‘Sonnetist’ verantwoordelijk is voor het gros van de wijzigingen op de pagina—en, zoals door Dera al opgemerkt, tevens voor het gros op de pagina van Aarens. Daarbij moet zich in mei 2020 iets hebben voorgedaan bij Jongenelen, aangezien hij tot die tijd onder gebruikersnaam ‘Basjon’ opereerde op de internet-encyclopedie, daarna pas als het door Dera genoemde ‘Sonnettist’. Dit zou ongeveer overeenkomen met de ontwikkeling van Aarens—indien de onderneming één grote überfictionele grol is, zou de identiteit van Jongenelen in connectie met die van de schrijfster kritiek worden vanaf het moment dat men serieus in contact komt met een uitgeverij—en dat moet ergens begin 2020 zijn geweest, gezien de publicatiegeschiedenis van Aarens bij Cossee en Het Liegend Konijn.
Inhoud & vorm van een überfictieve tekst
Verschillende actoren in het literaire veld hebben zich opgeworpen om te bezweren dat ‘Evi Aarens’ een pseudoniem zijn moet, en de argumenten daarvoor zijn legio: de eerder genoemde moeilijkheidsgraad qua vormvastheid (contemporaine twintigjarigen die naadloze jambische pentameters keer op keer op keer weten neer te pennen, bestaan eenvoudigweg niet en buiten een klein groepje oudgedienden als Kal en Kuijper wordt het sonnet, laat staan doorwrochter versies daarvan, amper nog beoefend)(5), maar ook vindt men obscure woorden zoals ‘dioskuren’ (Aarens, p. 88) dat verwijst naar de halfzonen van Zeus in het echt, maar in het betreffende sonnet ironischerwijs naar Kaïn en Abel verwijst. Wat te denken van het bij uitstek Germaans-obscure ‘spielerei’ (p.90/91), het archaïsche en haast onbekende ‘lammenadig’ (p.107) of de romanismen ‘gebrouilleerd’ (p.107) of ‘desaveu’ (p.161)? Daarnaast zou men bijvoorbeeld het rijm op ‘Ik vlog me / Suf en wordt (sic) beloond met likes’, dat hebraïsch woordgebruik bevat ‘ik ben een wijf met gogme’ (p.123) niet verwachten. Gogme, dat amper nog in woordenboeken, en dan specialistische, vermeld wordt, zou men niet direct aan een hypothetische dame als Aarens toe willen schrijven(6)—aan iemand die het Nederlands als tweede taal vaardig werd, zo stelt de biografie op haar eigen website.
Hoe men zich heeft te verbinden aan Cossee is een raadsel—en vanzelf zwijgt uitgeverij in alle talen—maar dat men doelbewust is qua schrijven en qua zelfrepresentatie in het literaire veld is duidelijk dóór de keuze voor deze uitgeverij van gerenommeerd en literair werk en haar eerdere publicatie door het privéplatform van Josef Deleu: beide literaire instituties van naam die schrijvers het literaire veld in kunnen schieten en waarbij vooral de uitgeverij hen kan larderen met media-aandacht, zoals gegenereerd op Tzum en Neerlandistiek.
Een sonnettenkrans schrijven is trouwens, zo wil ik, maar wil ook een auteur als Jaap van den Born(7), u op het hart drukken, minder moeilijk dan je zou verwachten. Het is alleen zo dat je met de vingers op nogal veel knoppen tegelijk rust, om het zo te zeggen, en die vingers zijn ook voortdurend in beweging—al is het alleen maar om het aantal lettergrepen per regel na te tellen voor jezelf, om er maar zeker van te zijn dat het er steeds acht of tien zijn(8). Ook let je op de cadans van de zinnen (conventie in Nederlandstalige sonnetten blijft toch de jambische pentameter, en al verhoogt een inversie in het metrum het leesplezier vaak, een misdreun doet dat niet) en zorg je dat je een enigszins coherente vertelling(9) aanbiedt van veertien regels, waarbij je rijmklanken goed in het oog houdt of deze ondertussen (al of niet als onderdeel van een hele zin) herschikt. Een sonnettenkransenkrans behoeft alleen enig extra overzicht voor wat betreft het eindresultaat, maar een planning kan dit ondervangen, zo ook een generator(10). Dat is al; meer is het niet… maar voor een twintigjarige is dit toch al best wel veel. Toch was het een sonnettenkrans waarmee Aarens debuteerde. Een opmerkelijke keuze op zichzelf, maar om vervolgens een sonnettenkransenkrans uit te brengen als debutante? Dat is meer dan koppigheid; het is haast trefzekerheid…zoals je van een doctor-docent en, getuige zijn bibliografie, bekende met het literaire veld als Jongenelen zou verwachten.
Daar komt nog bij: tot de tekst zelf hoef je je eigenlijk niet te wenden om die te duiden: de sonnetten zijn namelijk niet eens zo zeer ver verwijderd van Kunsts constructies in Een snor van neushaar. Het grootmeestersonnet van Disoriëntaties verwijst vaag naar het Bijbelse verhaal van Eva (in r.3 ervan wordt de Heer geïntroduceerd, waarna r.5-7 nadrukkelijk naar de archetypische Kaïn verwijst), waarbij allusies naar niet minder dan twee 20e-eeuwse dichters worden gemaakt: in r.1 naar Nijhoff (‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien’), r.9 naar Min (‘Voor wie ik liefheb wil ik heten’), allusies zoals men doorheen de bundel aantreft en die Puper en Ohlson hanteren om het werk toe te dichten aan Pfeijffer. Ook worden personages als Plato, Orfeus, Milton en Vondel opgevoerd in de sonnetten en vindt men verwijzingen naar het j’accuse van Zola tijdens de Dreyfusaffaire (p.82) en de regels boven Dantes Hel (‘ER IS GEEN HOOP VOOR WIE DE TUIN VERLAAT’, p.83), zo ook naar de sonnetten van Shakespeare, bijvoorbeeld nummer 153 (p.193). Het houdt maar niet op en het is allemaal nogal véél. De verwijzingen zijn tegelijkertijd zowel erg vaag als in your face: doorheen de ‘cirkels’ van telkens 15 sonnetten waaruit Disoriëntaties is opgebouwd bekruipt je, als kritische lezer, al snel het idee dat met enige gogme een literair spelletje wordt gespeeld dat elke lezer die iets weet van de bekendste verhalen uit de wereldliteratuur (de hoofdlijnen van het Bijbelverhaal, Homerus, de sonnetten van Shakespeare, Ovidius’ Metamorfosen en Dante zijn wel voldoende) zal uitdagen, maar waarbij alle sporen op zoek naar een sleutel tot de interteksten uiteindelijk doodlopen(11), vooral omdat de verwijzingen lukraak worden gehanteerd. Mary McCarthy noemde Nabokovs Pale Fire (aan de eerste regels daarvan wordt gerefereerd op p.173) eens ‘a chess problem, an infernal machine, a trap to catch reviewers, a cat-and-mouse game’; bij dit werk is dat niet anders, en enkele wetenschappers van standing lijken er ingelopen.
Indien alle verwijzingen worden genegeerd en je gewoon gaat ‘lezen wat er staat’ en daarbij de pompeuze motto’s(12) overslaat, kom je er snel achter dat het verhaal dat verteld wordt niet veel om het lijf heeft. Na de pastiche op Natureingang in het eerste sonnet van de bundel volgt het begin van Genesis (‘Eerste cirkel’), de schepping van Eva (2e), de verleiding door de slang (3e), de verdrijving uit het Paradijs (4e), de broedertwist (5e), de moord op Abel (6e), een bezoek aan het chtonische deel van de wereld inclusief redding daaruit door Orfeus (7e), een verdere onderdompeling in klassieken van de ‘ik-persoon’ in de cirkel (Eva?) en herbenoeming tot Europa (8e), een beschrijving van bootvluchtelingen op weg naar Europa en een ‘zanger’ die ‘voet aan land’ heeft gezet (9e), een focalisatiewisseling naar Adam, die door Eva verlaten wordt en een nieuwe vrouw (Lilith(13)) vindt, die hem ook onmiddellijk verlaat (10e), enige overdenkingen over schrijven en cultuur, waarna Europa zichzelf weer Eva noemt (opnieuw en ongemerkt dus wederom een wisseling) en Adam terugziet, die, getuige het veertiende sonnet, de zanger uit de negende cirkel betrof (11e), een bezoek van de twee aan een museum en de zoektocht van Eva en Adam naar een onbekende man (12e), het door hen hervinden van en een focalisatiewisseling naar Kaïn, die zijn ouders voorstelt aan zijn kleine Henoch en zijn partner Helena (13e), Henoch die zijn eerste moloch vloert, de dood van de Schrijver/Kunstenaar (met hoofdletter) en de introductie van Evi Aarens (14e), waarna het grootmeestersonnet, dat tevens de inhoudsopgave sierde, weer wordt afgedrukt. Indien men naar intertekstuele verbanden zoeken wil, lijkt de lijn van het hele werk nog het meest op Gorters epische gedicht Mei, waarbij losjes maar scheutig met verwijzingen wordt gestrooid—meestal zit er tenminste één, en vaker twee verwijzingen in elk sonnet: de meeste naar de canon van de wereldliteratuur, geflankeerd door wat maatschappelijke en literaire kritiek en quasi-filosofische gemeenplaatsen (‘vrijheid is een hel’ (p.230)). Dit voor wat betreft de inhoud; tijd voor de vorm.
De gedichten uit Disoriëntaties zijn alle shakespeareaans, met een witregel op de gebruikelijke plaats en een inspringing bij het distichon. Opmerkelijk is, dat interpunctie, op wat verdwaalde komma’s en punten middenin regels (nooit op het eind, waar het enjambement de functie van een dergelijk leesteken moet overnemen) en een spaarzaam uitroep- of vraagteken en enkele aanhalingstekens, helemaal afwezig is in de sonnetten. Dit is volledig conform dictaten van de uitgediende god Heinz Polzer, die heden ten dage nog steeds hét grote voorbeeld van een technisch vaardig en lichtvoetig poëet is en nog steeds als voorbeeld geldt—en zijn dictaten als dogma’s. Jongenelen heeft hier, getuige zijn publicaties uit 2017, weinig mee op: zowel zijn eigen coherente sonnetten (krans incluis) als de nonsensicale sonnetten van zijn O.B. Kunst bevatten alle gangbare interpunctie, mèt punt aan het eind van een regel als hier het einde van een zin ligt. Ook het ‘harde enjambement’, met een afbrekingsteken dat woorden aan het eind van de regel, maar niet aan hun eind, afkapt, komt bij Aarens niet één keer voor, terwijl Jongenelen hier scheutig mee is: op zijn Wikipediapagina wordt hij zelfs de ‘ongekroonde koning van het enjambement’ genoemd. Mij goed, maar het is frappant dat, indien geschreven door deze rex, hard enjambement en leestekens missen. Is er toch sprake van een andere schrijver?
Hier komt de stijl van de schrijver weer naar voren. De onbewuste stijl die ieder met zich meedraagt en als moedervlekken in teksten komst te liggen. Tijdens het lezen van Aarens eerste ‘cirkel’ blijkt dat er een grammaticale constructie is die opvallend vaak gehanteerd wordt en bestaat uit de koppeling van twee gelijkwaardige clausen door een nevenschikkend voegwoord, meestal ‘en’. Met ‘gelijkwaardige clausen’ bedoel ik dat telkens twee bijvoeglijk naamwoorden, twee zelfstandig naamwoorden, etc. worden samengevoegd: ‘Wat volgt is uiterst grimmig en tribaal’, ‘verhalen zo fataal / en schaduwrijk’, ‘Wij voeren door een kil en donker woud’, ‘Mijn verzen kort en droog als kreupelhout’, ‘Gewichtig blijft wat ik vertel en groot’, enzovoort. Als ik ze goed geteld heb, komt deze constructie in de eerste veertien gedichten van de ‘eerste cirkel’ 24 keer voor. Telt men hetzelfde construct in Jongenelens eigen sonnettenkrans uit 67 sonnetten, dan komt de teller op 25 te staan. En Een snor van neushaar, Jongenelens sonnettenkrans onder naam van O.B. Kunst? Ook 24 keer. Andere auteurs maken wel gebruik van dit foefje, maar buiten Jongenelen schijnt niemand zich er zó intensief aan te vergrijpen (14). En dan zijn er cirkels waar het foefje nauwelijks voorkomt, zó weinig…dat je je afvraagt of Jongenelen toch het stijlaccent heeft weten uit te bannen: in cirkel dertien vind je de constructie maar vijf keer in de vijftien sonnetten!
En dat is te weinig om van de hand van Jongenelen te zijn: indien hij de constructie [[x] en [y]] níet gebruikt (en ook in zijn ‘gewone’ sonnetten doet hij dit vaak één of twee keer per sonnet) wordt dit opgevangen door herhaling of door asyndetische opsomming. Kortweg: er kunnen twee conclusies getrokken worden, want enige consequentie binnen afzonderlijke cirkels is er dus wèl—en bovendien lijken deze alle een (hoewel vage) verhaallijn te volgen die per cirkel begint en sluit. Het werk van Aarens voldoet aan alle normen die door Jongenelen aan het begrip überfictie zijn gesteld, en het is een voor de hand liggende conclusie dat zij niet dan een toevoeging is aan het oeuvre van Bas Jongenelen, de creator van überfictie. Er is een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan zijn eigen spel binnen het literaire veld, met het doel…een literaire grap te maken.
Want hoewel Jongenelen een flinke schrijfoutput heeft (zie hiervoor ook zijn bibliografie) lijkt het optekenen van 2941 regels als literaire grap wel wat (te) veel. De contacten die Jongenelen in het verleden heeft gelegd, getuige de daadwerkelijk bestaande dichters (Esther Porcelijn, Nick J. Swarth, Rinske Kegel, Simon Mulder, Rik Sprenkels e.a.) die voorkomen in Gouden Tijden, en daarnaast zijn contacten binnen de visvijver-voor-vormvasten Het Vrije Vers, waar hij eerder oproepen plaatste—en kopij kreeg—voor Tilburgse sonnetten (een door hemzelf ontwikkelde vorm) ter publicatie, en co-auteurs voor zijn sonnettenkransenkransen (dit weet ik zeker, aangezien ik hiertoe een deels ingevuld Excelbestand toegezonden kreeg), zullen hem bij de ontwikkeling van Disoriëntaties geen windeieren gelegd hebben. Dat Jongenelen achter het project-Aarens staat, staat buiten kijf, maar voor namen en rugnummers moeten we toch echt bij deze man zijn en het is onaannemelijk dat zelfs uitgeverij Cossee de beschikking heeft over de namen van de contribuanten—indien daar bekend is dat het om meerdere personen zou gaan. Ook past een dergelijke geheimhouding bij de (mij bekende) mastodonten van Het Vrije Vers(15) die al jaren aan een minderwaardigheidscomplex lijden omdat zij níet de aandacht krijgen in letterland, die hen toekomt, terwijl zij toch een habitus delen met auteurs als Jean Pierre Rawie, Driek van Wissen, Jan Boerstoel en Ditmar Bakker—een opmerking die ik volironisch maak.
Ten langen leste: in een tijd waarin vertaalalgoritmes steeds beter worden en AI al in staat is basale verhaalstructuren toe te passen en in te vullen tot een voor een menselijk lezer adequaat niveau, zal het niet heel lang duren voor schrijvers, óók die van poëzie, óók vormvaste, concurrentie krijgen van het metaversum. Het optrommelen van een kleine coterie dichters en hen bezweren tot geheimhouding, zoals Jongenelen hoogstwaarschijnlijk heeft gedaan ter publicatie van Disoriëntaties, zal dan niet nodig meer zijn: hoogdravende gedichten die bomvol verwijzingen en loze symboliek staan hoeven dan niet eens meer door de mens geschreven te worden. De recente winst van computers over homo sapiens, waar het een wedstrijd voor beeldende kunst betrof en die anoniem bejureerd werd, werpt een wat duistere schaduw over het geheel van facetten die de auteur opmaakt: zijn we heden ten dage nog overtuigd van een mens achter de persona, binnenkort hoeft dát zelfs niet meer zo te zijn…
Noten
1) Alle drie op zichzelf relevant: voor (3) kunnen we bijvoorbeeld denken aan Nabokovs Lolita, een boek dat de (in vaderland gevierd, in de Nieuwe Wereld bekend) auteur haast niet uitgegeven kreeg, gezien de parafilie van het hoofdpersonage Humbert Humbert. Voor (2) volstaat het gegeven voorbeeld: Bachman. (1) wordt in de tekst behandeld met de casus Winfrey.
2) Deze sonnettenkrans werd in mei 2020 opnieuw gepubliceerd in Trojka nr. 1, dat onder redactie gaat van onder twee anderen Bas Jongenelen en drie schaakstukken op het omslag draagt (paarden, twee zwart, één wit).
3) Zoals de bundel Tilburgse sonnetten Een kruik vol oude pis, die in 2017 het licht zag onder de uitgeverij en waarvoor Jongenelen auteurs trachtte te werven op het forum van online literair platform “Het Vrije Vers”, de doorstart van het door Peter Verstegen opgerichte tijdschrift KortVerhaal.
4) Een problematisering van het door William Gass geïntroduceerde begrip ‘metafictie’ dat vooral in de postmoderne literatuur een rol is gaan spelen en waarin het medium wordt gebruikt ter zelfreflectie en auto-observatie. Zou Nabokov zijn Pale Fire niet hebben uitgegeven onder eigen naam, maar onder de naam van Kinbote, dan was dit een voorbeeld geweest van überfictie. Overigens kan men zich afvragen, of alle fictie die onder pseudoniem geschreven is dan niet voorbeelden zijn van überfictie. Een pornografische sonnettenreeks als Agath bijvoorbeeld, door E. du Perron onder het pseudoniem W.C. Kloot van Neukema uitgegeven in 1925 en heruitgegeven door Jongenelen: men moge aannemen dat de inhoud niet op het leven geschreven is. Een verschil zou zijn, dat überfictie door collectieven geschreven wordt, maar het feit dat er maar één persoon schuilt achter die van Kunst, doet deze aanname terzijde schuiven. Het enige verschil lijkt een ideologische c.q. poëticale te zijn: de auteur(s) die achter de verzonnen persona van een überfictief werk zit(ten) is niet uit op werving van symbolisch (immers valt op geen enkele manier naamsbekendheid o.i.d. te winnen bij succes na publicatie van een werk) noch daadwerkelijk (want indien men hier op uit is, gaat men voor de bestseller, die, getuige de ‘debesteseller60.nl’ toch in elk geval geen literaire roman en al zeker geen dichtbundel is) kapitaal.
5) Met betrekking tot het sonnet is het al droevig gesteld, gaat het om de sonnettenkrans dan is het droeviger: op Wikipedia ziet men dat de moderne trend begint met F.L. Bastets krans ‘Koning van Rome’ in Catacomben (1960). In de éénentwintigste eeuw gaat het echt hard: naast auteurs als Pfeijffer, Jongenelen, Aarens en Kunst komen hier ook dichters voorbij als de oud-stadsdichter van Leiden Wouter Ydema, cabaretier en rijmkunstenaar Frank van Pamelen en de voodooienne-of-houdounière Maria van Daalen, die allen sonnettenkransen, of iets wat dicht daarbij kwam, schreven. Overigens is nagenoeg alle informatie op deze pagina opgetekend door Sonnetist, of, zoals Dera al meldde, Jongenelen, maar de informatie erop—voor zover ik kon overzien en ik deze steekproefsgewijs heb nagetrokken—is correct.
6) Dat schrijft men eerder toe aan, bijvoorbeeld, een jurylid van de vertaalwedstrijd Hebreeuws, wat Bas Jongenelen toevallig sinds 2017 is.
7) De oud-hoofdredacteur van Het Vrije Vers: in 2015 schreef hij een sonnettenkrans in reactie op Pfeijffers Giro Giro Tondo: een obsessie, die zelf weer een bout-rimé is van het meestersonnet uit de Tilburgse sectie van het ‘alternatieve boekenweekgeschenk’ Gouden Tijden, waarin diverse dichters onder de vlag van Martijn Neggers bijdragen schreven. Van den Born noemt Jongenelen als origisator van de rijmwoorden uit zijn meestersonnet.
8) Dit verschijnsel wordt onderschreven door een vormvasteling als Gerrit Komrij (p.328-329).
9) De sonnettenkrans Een snor van neushaar van Kunst wordt een ‘hermetische’ genoemd en bevat dus klinkklare onzin als ‘Zo was ik rozig opgezwaard. Ik lustte / mijn Bebogeen niet meer, en toch, ik kuste / je eeuwenlang. Mijn lijd was uitgeleed.’ Zo gaat het door en door, maar zoals colourless green ideas dream furiously geen coherente zin vormt, vormen de grammaticaal juiste zinnen van de krans inhoudelijk niets coherents—een kwaal waaraan hedendaagse poëzie, helaas, ook nogal eens lijdt.
10) Zoals het Excelbestand dat Jongenelen tevens publiceerde op Neerlandistiek en waarvan hij ongetwijfeld veel nut heeft gehad bij het vormen van zijn gepubliceerde sonnettenkransenkransen.
11) Zo komen in de dertiende cirkel bijvoorbeeld achtereenvolgens de witte walvis uit Moby Dick, de bijbelse Eva en haar gezin, de vrouw op het schip uit Nijhoffs ‘de moeder de vrouw’, Calderons Het leven is droom, Marlowes Dr. Faustus, de door Nijhoff bekend gemaakte uitdrukking ‘het uur U’, de Brandaan, Catullus, J.K. Rowlings Voldemort, Walter Benjamin, Madockes Vanden Vos Reynaerde, Henoch (volgens Genesis 5:18-24 zoon van Kaïn, vader van Methusalem), Homeros’ Helena en als uitsmijters de vervloeking van Echo door Pan—uit het in het Grieks geschreven verhaal over Daphnis en Cloë van de auteur Longos (tevens zijn enig overgeleverd werk)—die in onze cultuur misschien bekend zijn door de compositie die de Finse componist Sibelius over hen maakte, en de ‘Spaanse nar’ die hier alleen De Cervantes Alonso Quijano kan zijn, getuige de molenklap in de volgende regel.
12) Drie motto’s, van E. Pound, J. Joyce en J. Milton. Het eerste is een doodgeciteerde uitspraak uit de biografie van de antisemitische fascist. Het tweede, de eerste regel van de laatste roman van de Ier. Het derde, een regel uit boek 8 van de blinde man. Over deze paratekst kan een boek worden geschreven, zo dicht ligt interpretatie erbovenop. Volstaat op te merken dat boek 8 van Paradise Lost de monoloog bevat van Adam die de appel aangeboden krijgt van Eva nadat zij ervan gegeten heeft en dat het tweede motto de eerste regel is uit de haast onleesbare roman Finnigan’s Wake, die een circulaire structuur heeft.
13) Het woord ‘Lilith’ komt enkel voor in het Oude Testament (en joodse fabels, aldus refoweb), te weten Jesaja 34:14, maar wordt zelfs in de Statenvertaling niet als eigennaam weergegeven: alleen de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) rept van ‘Lilit’.
14) Uitzondering hierop is Bastets ‘Koning van Rome’, waarin het construct ook meer dan 20 keer voorkomt. Nadrukkelijk wil ik hier vermelden dat de sonnettenkransen van Pfeijffer, zo ook Olax, het grammaticale handigheidje veel minder hanteren.
15) Hierbij denk ik niet alleen aan Jaap van den Born, maar vooral aan Inge Boulonois.
Bibliografie
Gedrukte bronnen
- Aarens, E., Disoriëntaties. Cossee, Amsterdam, 2021
- Abrams, M.H. & Greenblatt, S.: biografie van Bernard Shaw, in: The Norton Anthology of English Literature (p.1808-1810), W.W. Norton & Company, Inc., New York, 2000
- Bastet, F.L., ‘Koning van Rome’. In: Catacomben. Een keuze uit de gedichten. Em. Querido’s Uitgeverij B.V., Amsterdam, 1980.
- Bornstein, G., ‘Ezra Pound and the making of modernism’. In: Nabel, Ira B. (ed.), The Cambridge Companion to Ezra Pound. Cambridge University Press, Cambridge, 2001.
- Dante, De goddelijke komedie. Athenaeum Polak & Van Gennep Uitgeversmaatschappij, Amsterdam, 2019.
- Jongenelen, B., 67 sonnetten. Brave New Books, 2017
- Jongenelen, B. e.a., Een kruik vol oude pis. Uitgeverij Geroosterde Hond, 2019
- Kunst, O.B., Een snor van neushaar. Uitgeverij Geroosterde Hond (druk: Brave New Books), 2017
- Komrij, G., ‘Hoe maak je poëzie?’ In: Inkt, De Bezige Bij, Amsterdam, 2002
- McCarthy, M., ‘A Bolt Behind the Blue’ (Introductory essay). In: Nabokov, V., Pale Fire. Weidenfeld & Nicholson, London, 1962.
- Ovidius, Metamorphosen. Atheneum Polak & Van Gennep Uitgeversmaatschappij, Amsterdam, 1993
- Olax, Ik heb er geen geduld voor, ik ben klaar / Zeven zonden, zeven deugden. In: Trojka nr. 1 (p.61-75), 2020
- Pfeijffer, I.L., Giro Giro Tondo: een obsessie. CPNB, 2015
- Reyneke-van Stuwe, R., Sonnettenkrans. In: Trojka nr. 1 (p.29-43), 2020
Internetbronnen
- Aankondiging literaire avond 2010 ‘Aardige Jongens’ (https://www.tilburgers.nl/literatuurnacht-aardige-jongens-met-campusdichter-nathan-de-groot/)
- Alternatieve Wikipediapagina B. Jongenelen (https://nl.everybodywiki.com/Bas_jongenelen)
- Anagrammengenerator (https://www.wordplays.com/nl/anagrammen-oplosser/)
- Born, J. van, Geschenk voor de Poëzieweek (sonnettenkrans) (http://hetvrijevers.nl/index.php/jaap-van-den-born/3384-gratis-geschenk-voor-de-po%C3%ABzieweek)
- Buwalski, B., De vele facetten van Adrie Vermetten. Uitgeverij De Kroon, 2010 (https://libris.nl/kooyker/BookInfo/GetSample?guid=1311a072-5142-420d-bea3-a1c0798f4eae)
- Database ISBN (titelbank) (www.titelbank.nl)
- DBNL, Algemeen Letterkundig Lexicon (metafictie, veldtheorie) (https://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_04257.php)
- De Bestseller 60: de officiële lijst met bestverkochte boeken. (www.debestseller60.nl)
- Deleu, J. (samenstelling): Het Liegend Konijn 2/2019 (https://hetliegendkonijn.be/inhoud-2019/)
- Dera, J.: ‘Een oefening in lezen’ (26-11-2021). Op: Neerlandistiek (https://neerlandistiek.nl/2021/11/een-oefening-in-lezen/)
- Etymologiebank (www.etymologiebank.nl)
- Gertwerger, S., De invloed van het Tilburgs op het standaard-Nederlands van de 18e eeuw, Lulu.com, 2014 (https://books.google.nl/books/about/De_invloed_van_het_Tilburgs_op_het_stand.html?id=_hHvrQEACAAJ&source=kp_book_description&redir_esc=y)
- Het Vrije Vers (forum). Discussie tussen Jaap van den Born en Ben Hoogland (https://www.hetvrijevers.nl/index.php/forum/34-Reacties-op-de-voorpagina/11927-de-daad-bij-het-woord)
- Jongenelen, B., Neggers, M., e.a.: Gouden Tijden, Neerlands alternatieve boekenweekgeschenk (https://www.yumpu.com/nl/document/view/19877763/alternatieve-boekenweekgeschenk-op-ruwe-planken)
- Meizoz, J., ‘Ce que l’on fait dire au silence. Posture, ethos, image d’auteur’. In: Argumentation & analyse du discours, 3/2009 (https://journals.openedition.org/aad/667)
- Milton, J. Paradise Lost. Boek 8 (http://www.literaturepage.com/read/paradise-lost-128.html)
- Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) (www.bijbel.eo.nl/bijbel)
- NovelAI: the GPT-powered AI storyteller (https://novelai.net/)
- Onze Taal: Het uur U (https://onzetaal.nl/schatkamer/lezen/uitdrukkingen/het-uur-u/)
- Puper, H., recensie Het Liegend Konijn 2019/2. Op: Meander Magazine. (https://meandermagazine.nl/2019/12/poezie-kort-2019-10/)
- Roose, K., ‘An A.I.-generated picture won an art prize. Artist’s aren’t happy.’ In: NY Times, 02-09-2022 (https://www.nytimes.com/2022/09/02/technology/ai-artificial-intelligence-artists.html)
- ‘Vraag & antwoord’ (gogme), in: Onze Taal, jaargang 71 (2002) (https://www.dbnl.org/tekst/_taa014200201_01/_taa014200201_01_0067.php)
- Peppelenbos, C.: ‘Evi Aarens gaat verder als Clovis E. van Wijk’. Op Tzum, 11-12-2022 (https://www.tzum.info/2022/12/nieuws-evi-aarens-gaat-verder-onder-nieuw-pseudoniem-clovis-e-van-wijk/)
- Refoweb over Lilith (https://www.refoweb.nl/vragenrubriek/27190/lilith/)
- Schrijven Online (https://schrijvenonline.org/nieuws/uitgeverij-doppelganger-zelfs-de-auteur-is-verzonnen)
- Shakespeare’s Sonnets: 153 (https://shakespeares-sonnets.com/sonnet/153)
- Singel Uitgeverijen over Brave New Books (https://www.singeluitgeverijen.nl/brave-new-books/)
- Statenvertaling (www.statenvertaling.net)
- Uitgeverij Cossee (www.uitgeverijcossee.nl)
- Uitgeverij De Geroosterde Hond (www.geroosterdehond.wordpress.com)
- Verduin, K., Nieuws uit Afrika: Lilith, de eerste vrouw van Adam? (https://web.universiteitleiden.nl/fsw/verduin/sofa/sofa_lil.htm)
- Vermetten. A., Nieuwe Brabantse spreekwoorden, gezegden en aforismen. Uitgeverij Doppelgänger, 2010. (https://books.google.nl/books?id=dz0qAgAAQBAJ&pg=PA1&lpg=PA1&dq=%22uitgeverij+doppelganger%22&source=bl&ots=2KqGQ7lQ3g&sig=ACfU3U3zCtOPSpzT-sXwN6re7ywHXP13Nw&hl=nl&sa=X&ved=2ahUKEwi0-fHZn678AhWlnf0HHY6ZD04Q6AF6BAgcEAM#v=onepage&q=%22uitgeverij%20doppelganger%22&f=false)
- Website Evi Aarens (www.eviaarens.nl)
- Website Olax (www.olax.nl)
- Wikipedia (www.wikipedia.org). Lemma’s: Echo, Field theory, Jeanne Reyneke-van Stuwe, Lilith, Longus, Nieuwe Bijbelvertaling, Richard Bachman, Sonnettenkrans.
Melchior Vesters zegt
Mooie studie, Ditmar! Zeer fijn om te horen van iemand die goed ingevoerd is.
Ronald V. zegt
Eigenlijk interesseert het me niet wie mevrouw Evi Arens in werkelijkheid is. Maar onderzoekjes van literaire detectives zoals Ditmar Bakker zijn op zich wel boeiend.
Afgelopen zomer was er weer de programmareeks “Zomergasten”. Eén van de zomergasten was een psycholoog die een lans brak voor het zeer omstreden idee van vergeten herinneringen en van leer trok tegen de gerenommeerde en mijns inziens waarachtige geheugenonderzoekster Elisabeth Loftus. Ik kom eigenlijk nooit op twitter maar toevallig in die zomer wel en ik las aldaar een bijval van Evi Aarens en een bijna gelijktijdige bijval van Manon Uphoff voor die psycholoog. Zo’n bijval van de schrijvende mens Uphoff begrijp ik nog wel. Maar eigenlijk niet van de figuur Aarens, die zich toch geregeld presenteert als een analytische rationalist. Zou er misschien een connectie kunnen zijn tussen Aarens en Uphoff? En zou daarom Marc van Oosterdorp, die over fijnzinnige voelsprieten beschikt, recent het werk van Uphoff in het zonnetje hebben gezet?
Zou Bas Jongenelen zijnde Evi Aarens die psycholoog hebben bijgevallen?
https://kloptdatwel.nl/2022/07/12/bessel-van-der-kolk/
Kortom, er zijn meerdere verdachten, dunkt me. Maar of ik nou echt wil weten wie Aarens is, ach nee. Smiley.
zichvanverre zegt
Wie Elisabeth Loftus waarachtig wenst te noemen maakt op mij een onwetende indruk.
Ariel Ramerez zegt
Congratulations Ditmar! Well done.
Jaap van den Born zegt
De enige literaire grap hier is dat een geslaagde poging is gedaan een overduidelijke ChatbotGPT-tekst op ‘Neerlandistiek’ geplaatst te krijgen.
Een van de schrijfopdrachten aan de machine was blijkbaar dat de tekst bombastisch en pompeus moest zijn, gelardeerd met taaljargon en geschreven in foute, kromme zinnen. Alleen de titel al: een komma en een dubbele punt en wat is ‘pseudoniem tot parodie’?
Wie het onwaarschijnlijke aantal kromme zinnen en taalfouten bekijkt ziet meteen dat het onmogelijk door Ditmar Bakker geschreven kan zijn: de man is leraar Nederlands.
Ik noem hier geen voorbeelden: op een site van Neerlandici mag ik aannemen dat dit iedereen opgevallen is.
’Herschrijf deze tekst in correct Nederlands’ zou een aardige taalles opleveren.
Er wordt al meteen gehint op het gebruik van AI en aan het slot wordt ook duidelijk een hint gegeven, die niet is opgepakt door de redactie: “in een tijd waarin vertaalalgoritmes steeds beter worden en AI al in staat is basale verhaalstructuren toe te passen en in te vullen tot een voor een menselijk lezer adequaat niveau, zal het niet heel lang duren voor schrijvers, óók die van poëzie, óók vormvaste, concurrentie krijgen van het metaversum”.
Wie na het lezen van het stuk en deze hints nog niet ziet dat het een AI-tekst betreft moet nog maar eens goed kennis nemen van dit fenomeen. Wat mij betreft een geslaagde literaire grap.
De inhoud gaat over de al langer durende discussie of de naam Evi Aarens al dan niet een pseudoniem is en in de woordenbrij die ChatbotGPT hierover wist te fabriceren is door de grappenmaker die dit tot stand bracht een klein complottheorietje ingevoegd.
Daarin wordt Bas Jongenelen opgevoerd als de echte Evi Aarens, voornamelijk omdat hij als Tilburger over verdacht veel Tilburgse connecties beschikt.
Maar aangezien hij onmogelijk het werk ‘Disoriëntaties’ geschreven kan hebben (hij kan geen gedicht schrijven zonder enjambementen en die ontbreken totaal in het werk) wordt gesuggereerd dat het geschreven is door ‘een coterie’ waaronder Inge Boulonois en ik, onder strikte geheimhoudingsplicht aan de Leider van het complot, Bas Jongenelen.
Bewijs wordt uiteraard niet geleverd, want het is onzin, het enige bewijs is dat wij ‘hem bekend’ zijn.
Waarom kiest hij voor ons?
Omdat hij al jaren een wrok koestert tegen ons en die niet onder stoelen of banken steekt. En dit is gewoon een nieuw hoofdstukje.
Ik werd al blij gemaakt met een haatgedicht op Hekelvers dat ik u niet wil onthouden (ik voelde me zeer vereerd door de moeite die hij nam) en dat hij schreef vijf jaar nadat ik hem van Het Vrije Vers verwijderde wegens aanhoudende scheldpartijen, dus het zit wel diep:
Op de persoonlijke sigaaraansteker van Drs. P
Geplaatst op 23 december 2020
Voor Jaap van den Born
Zo Christus ferm zijn passiegang beleed
walg ik van jou: gelijk een Gargamel
van smurfen walgt – doordrongen en compleet
zoals de Muzelman van Israël,
republikeinen ooit van Watergate,
patiënten van een malicieus gezwel,
junks van de dealer die hun stuff versneed,
cultuurbarbaren van chansons door Brel.
Je bent een netel, een letaal allel
voor moeders, dwangvoeding voor de asceet,
zo walgelijk als tarrels aan een reet,
potsierlijk als een kerstboom in de hel,
ranzig als een bedorven ulevel
en euvelmoedig als een vals profeet.
Ditmar Bakker
En ook Inge Boulonois moet er al langer aan geloven, zie: “plotsklappe aanval van Ditmar Bakker op ‘hypocriet kutwijf’, de oud-stadsdichter van Heerhugowaard Inge Boulonois – pomgedichten.nl”
Dat bedoelt hij dus met ‘mij bekend’ en dat verklaart zijn verder door niets onderbouwde keuze voor ons in zijn complottheorietje. Als je met een literaire grap bezig bent, kan dit er nog wel bij.
Het zou natuurlijk ook zomaar kunnen ( we zijn immers met een literaire grap bezig) dat ik zelf de auteur ben achter het hele stuk en daarmee Ditmar Bakker in de maling wil nemen middels een ChatbotGTP-tekst.
Zijn eigen schrijfstijl heeft er immers ook wel iets van weg.
Dan zou ik natuurlijk óók aanwijzingen aangebracht hebben.
Dat de schrijver en ik samenvallen zou dan in een zin gehint worden als:
“Een sonnettenkrans schrijven is trouwens, zo wil ik, maar wil ook een auteur als Jaap van den Born(7), u op het hart drukken, minder moeilijk dan je zou verwachten.”
En ook hier zien we een hint voor de oplettende lezer:
“Dat Jongenelen achter het project-Aarens staat, staat buiten kijf,(…). Ook past een dergelijke geheimhouding bij de (mij bekende) mastodonten van Het Vrije Vers(15) die al jaren aan een minderwaardigheidscomplex lijden omdat zij níet de aandacht krijgen in letterland, die hen toekomt.
15) Hierbij denk ik niet alleen aan Jaap van den Born, maar vooral aan Inge Boulonois.”
Die aandacht komt hen dus toe laat ik dan als auteur fijntjes weten, waar Ditmar Bakker in zijn schuimbekkende taal mij een ‘letaal allel’ noemt (wat, naar ik vermoed, beledigend bedoeld is), die die aandacht juist niét toekomt.
We hebben hier dus te maken met een literaire grap, waarbij al in de titel met koeieletters duidelijk is dat het een ChatGTP-maaksel is: “Überfictie, of: pseudoniem tot parodie” krijgt geen verstandig mens uit de pen.
Wie de dader is?
U heeft de keus uit twee mogelijkheden:
Ditmar Bakker, die bij zijn geslaagde poging meteen zijn al jaren brandende wrok tegen Inge Boulonois en mij botvierde, of:
Ikzelf, die het onder de naam van Ditmar Bakker instuurde om bij een geslaagde poging hem als reactie op zijn persoonlijke aanvallen belachelijk te maken als een leraar Nederlands die enkel kreupeltaal kan leveren en niet in staat is in heldere taal een betoog te houden. En dit ook niet kan onderbouwen met enig bewijs.
De keus is aan u.
Robert Kruzdlo zegt
Hoogdravende gedichten die bomvol verwijzingen en loze symboliek staan hoeven [dan] niet [eens meer]door de mens geschreven [te] worden. Je kunt de bibliotheken sluiten.
Frank Tarenskeen zegt
Ik heb wel een donkerbruin vermoeden Jaap 😉 Wat mij intrigeert is waarom het stuk überhaupt geplaatst is: ofwel ingeleverde stukken worden niet of nauwelijks gelezen, of ze worden wel zorgvuldig gelezen. In beide gevallen moeten degene(n) die verantwoordelijk zijnen het fiat voor plaatsing geven zichzelf afvragen of ze wel op de goede plaats zitten.
Inge Boulonois zegt
Dit epistel had de heer Ditmar Bakker beter op zijn vaste stek pomgedichten.nl kunnen plaatsen.
Bart Fm Droog zegt
Zeldzaam warrig betoog, terwijl iedereen toch weet dat Evi Aarens een mislukt anagram van Sven
Ariaans is.
Marc van Oostendorp zegt
Bij plaatsing van dit stuk waren we ons niet bewust van de spanningen die er kennelijk zijn tussen Bakker enerzijds en Boulonois en Van den Born anderzijds. We denken dat deze discussie beter elders gevoerd kan worden en sluiten dit reactiepaneel. Een ieder die verder wil discussiëren kan terecht op ons Forum.