In haar column in de Volkskrant van vrijdag 27 januari doet Elma Drayer haar beklag over de vele beroepstaalkundigen die het nut van aandacht voor verzorgd taalgebruik in het onderwijs volop zouden betwijfelen en ‘neerkijken op kleinburgers die zich er wel druk om maken’. Ze onderbouwt haar beklag met een verwijzing naar een artikeltje in ScienceGuide (24-01-2023) over het onlangs gepubliceerde Taalunie-kader Taalcompetent in het hoger onderwijs en een bijeenkomst over dit kader aan Hogeschool Rotterdam. Ook daar, en in het Taalunie-kader, zou zijn benadrukt: spelling en grammatica vinden we niet belangrijk; schrijfvaardigheid net zo min. Op Radio 1 had Drayer het afgelopen zaterdag in dit kader over afkalvend vakmanschap en gebrek aan trots op je vak.
Ik weet: verslaggevers en columnisten kiezen niet altijd voor de nuance. Maar de kernboodschap van het Taalunie-kader, die ook verkondigd werd in Rotterdam, is toch echt een andere. In het kader wordt benadrukt: taalcompetentie vormt een voorwaarde ‘om in het hoger onderwijs tot leren te komen en om professionele en maatschappelijke doelen te bereiken’ (p. 7). Ook leggen we in het kader uit: werken aan taalcompetentie in het hoger onderwijs omvat veel aspecten, waaronder: een breed talig repertoire ontwikkelen, algemeen en vakspecifiek. En: taalkeuzes af leren stemmen op doelgroep en context, gebruikmakend van ‘kennis van registers, tekstgenres en overtuigingstechnieken, ook kennis van vaktaal en jargon, en van de normen en conventies die in relevante (vak)contexten gelden’ (p. 16). Studenten moeten dus in de gelegenheid worden gesteld om tijdens hun opleiding (onder andere) te werken aan de (door)ontwikkeling van hun schrijfvaardigheid. Daaronder valt: verzorgde en begrijpelijke taal kunnen hanteren (p. 16). Verzorgde taal houdt ook in: correct spellen en formuleren.
Taalontwikkelend lesgeven
Tijdens de bijeenkomst aan Hogeschool Rotterdam werd benadrukt: dit bereik je niet door in het hoger onderwijs hier of daar een opfriscursus aan te bieden. Ook: taalontwikkeling in het hoger onderwijs is een verantwoordelijkheid voor elke docent, niet alleen de taaldocent. Dat vraagt om taalbewustzijn en een brede, vakgeïntegreerde aanpak. In deze context werd tijdens de bijeenkomst in Rotterdam genoemd dat dit niet gelijk staat aan de boodschap dat alle vakdocenten d’s en t’s zouden moeten corrigeren bij vaktentamens. Taalbewust handelen omvat meer dan dat.
Taalbewust handelen houdt vooral in: afstemmen op teamniveau wie waar en wanneer in de vaklessen en -toetsen aandacht besteedt aan welke aspecten van taalcompetentie, in een doordacht en ontwikkelingsgericht curriculum. Dat gaat bijvoorbeeld over: woordenschat, tekst- en argumentatiestructuren in vakteksten, en ook over taalverzorging. Het gaat ook over ontwikkelingsgerichte feedback geven en studenten in de gelegenheid stellen kilometers te maken. In ons vakgebied noemen we dat taalontwikkelend lesgeven. Ik noem dat ook: kwaliteitsbewust handelen. Taaldocenten, de professionals op het gebied van taal, vervullen in deze afstemming en in de professionalisering van dit taalontwikkelend lesgeven een essentiële rol.
Voor zowel ScienceGuide als voor Elma Drayer geldt wat mij betreft: dubbelcheck je bronnen en luister en lees nauwgezet voordat je gaat roeptoeteren in de media. Ook dát is een aspect van kwaliteitsbewust handelen en dus vakmanschap. En van taalcompetentie.
Jacqueline van Kruiningen is Lector Taalbewust hoger onderwijs, Hogeschool Rotterdam, en lid werkgroep Taalunie-kader Taalcompetent in het hoger onderwijs
Arno. zegt
Van het hele artikel gaat een geruststellende werking uit als het gaat om de aandacht voor taalcompetentie in het hoger onderwijs, als we aannemen dat alles wat het artikel benadrukt – het taalontwikkelend lesgeven – de algehele, of in elk geval algemene praktijk is in dat hoger onderwijs. Alleen roept het de vraag op waarom dan die berichten over afnemende taalcompetentie bij studenten door de media blijven stromen. Misschien door toedoen van die verslaggevers en columnisten die de nuance niet kiezen. En hoe zit het met het kwaliteitsbewuste taalgebruik van verslaggevers en columnisten; zijn die professionals (?) zich ervan bewust dat juist zij een belangrijke schakel zijn tussen taalkwaliteit en ‘het grote publiek’? Heeft dat de volle aandacht van de onderwijsinstellingen waar de journalisten hun vak leren? Als ik naar de praktijk kijk vraag ik me dat af. Ik heb eens mee mogen doen met een enquête over de opleiding van journalisten en met nadruk aandacht gevraagd voor dit punt. Ik heb nooit teruggehoord of er iets met mijn aanbeveling is gedaan.
Ik denk bij dit artikel terug aan het artikel jongstleden, dat ging over het gebruik van het woord ‘behelzen’ in een tentamenvraag. Omdat een van de deelnemers aan het tentamen aangaf het woord niet te kennen dan maar niet? Ik zeg: juist wel! Deze student heeft ten eerste de uitdaging gehad om de betekenis op te maken uit de context en kent voortaan hopelijk het woord wel. Dat kun je zien als woordenschatontwikkelend tentamineren – hou dat er vooral in … In hetzelfde kader zou ik schrijvers van kinderboeken willen aansporen om niet te luisteren naar redacteuren die het gebruik van ’te moeilijke’ woorden willen dwarsbomen. Natuurlijk niet alleen maar, maar af en toe een onbekend woord in een kindertekst zet de hersentjes aan het werk om de woordenschat te vergroten, en meer dan dat alleen.
De onrust van mevrouw Drayer wordt misschien ook wel gevoed door artikelen die docenten aansporen om bij het het nakijken van tentamens en werkstukken maar niet op spelling te corrigeren, die je ook hier op neerlandistiek te lezen krijgt. Ik vind haar onrust wel te begrijpen, maar het artikel heeft ook niet ongelijk om verslaggevers en columnisten te verdenken van ongenuanceerd roeptoeteren. Nogmaals, ik hoop maar dat het beschreven taalontwikkelend lesgeven praktijkbreed toepassing vindt.