Capittel 108 van de prozaroman Margrieta van Limborch opent (wederom) als een toneelstuk als de Calijffe van Baldac (Bagdad) in verzen lucht geeft aan zijn groot onbehagen:
Washington, Library of Congress, Rosenwald Collection 1134, fol. s4 recto, b.
Leest u deze passage in de (diplomatische) editie Schellart (1952) zonder interpunctie, woordverklaring en commentaar dan zult u zonder grondige kennis van het Middelnederlands (en de middeleeuwse cultuur) deze versregels niet goed begrijpen. Maar ook als u wél over die kennis beschikt, dan nog is de beginregel duister:
Over maers dijn instrumenten
Ghy als serpenten
Met groten riguere tons wert iaecht
In gevallen als deze is het raadzaam om in jongere herdrukken te kijken hoe men daar met deze enigmatische regels omsprong. Werden ze slaafs gekopieerd door volgende zetters of kozen zij voor een nieuwe duidelijkheid? De oudste herdruk is die van Symon Cock, Antwerpen 1544, nog onaangeraakt door P. de Lens, die in 1554 deze roman censureerde om vooral jeugdige lezers niet op verkeerde gedachten te brengen. Helaas is deze herdruk, die bewaard wordt in The British Library te Londen, nog niet gedigitaliseerd. Ik weet dus (nog) niet wat de calijffe daarin zegt.
Een wel gedigitaliseerde herdruk is de (gecensureerde) druk van Jan Bouman, Amsterdam1662. Hoewel minstens anderhalve eeuw jonger dan het origineel biedt de druk van Bouman een redelijk betrouwbare versie van Margrieta van Limborch, en heeft hij Inge Van Outryve en mij bij het editeren van Een schoone historie van Margarieten van Limborch meer dan eens uit de brand geholpen. Ook dit keer reikte Bouman ons de oplossing aan:
Amsterdam UvA, OTM: O 83-15, fol. H3 verso, b.
O Mars dijn instrumenten
Ghy als Serpenten
Met grooten rigeur t’onswaert jaeght /
De calijffe roept Mars, de Romeinse god van de oorlog, aan. Maar hoe kan het dat er bij Willem Vorsterman “O Ver” staat en bij Jan Bouman “O”? Het antwoord op die vraag is een wedervraag: Hoe zag de kopij van Vorsterman eruit? Hadden zijn zetters een al eerder gedrukte Margrieta van Limborch als kopij? Of was Vorsterman de bezorger van de eerste druk en was de kopij met de hand geschreven en daarom soms onduidelijk voor een zetter (die per vorm betaald werd en niet per uur, Frans A. Janssen)? Naar mijn mening werkten de zetters van Vorsterman met handgeschreven kopij. In dat kopij-handschrift zal deze zin begonnen zijn als:
OV’ Ma(e)rs die instrumenten
De zetter van Vorsterman interpreteerde het accent na de V als een er-abbreviatuur en maakte er daarom “OVer” van. Dat hij ‘Mars’ als “Maers” spelde, is niet zo uitzonderlijk. Dat deed Jan van Ruusbroec ook al, getuige dit zeer toepasselijk citaat uit Vanden twaelf beghinen, ed. CD-ROM Middelnederlands:
Hier-na volghet die derde planete, van boven nedercomende, die heet Maers: heet ende droghe, scalc, nydich ende wreet; ende hi ghelijct Saturno in vele poenten. Die menschen die onder hem gheboren werden die sijn van natueren droghe, inborstich, ondoechtsam, onwillich, onghemeine, niemen vrient, niemene goet doende dan den-ghenen die hem vrient schinen ende goet doen. Si zijn heet ende wreet van complexien, haestich van moede, licht gherenen, licht ghestoort ende saen verbolghen, langhe ghedinckende ende node verghevende, gherne wrekende, licht bedrueft, scalc int spreken: altoes dunct hem dat si recht hebben; want onbekinde hoverdie is in hem verborgen.
Naar mijn mening was het accent na OV geen afkorting van ‘er’ maar bedoeld als uitroepteken: OU! De uitroep ‘ou’ komt wel vaker voor in Margrieta van Limborch:
Doen seide die ruese: “Ou, ghi biese boutken, wat soect ghy hier? (cap. 67).
Als dat die ruese hoorde, so woude hi verwoeden van spijte, ende hi seide: “Ou, ghi guytken, comt ghi hier om met mi te ghecken? (cap. 67).
Achte, negen … Ou, Margrieta is de tienste! Dus es sy die coninginne van ons allen. (cap. 94).
Daarom denk ik dat de zetter van Jan Bouman, of diens voorganger, gelijk had met zijn emendatie en dat Vorsterman 1516 gelezen moet worden als:
Ou! Maers, dijn instrumenten
ghy als serpenten
met groten riguere t’ons wert jaecht.
Vertaald in hedendaags Nederlands:
O, Mars, gij die jouw instrumenten
als serpenten
met groot geweld op ons af jaagt!
Ja, de calijffe is niet consequent in zijn aanspreekvormen.
Maar er is meer. Dat “serpenten” zowel ‘draken’ als ‘slangen’ betekenen kan, weet u wellicht, maar wist u ook dat het woord ‘serpent’ / ‘serpentijn’ gebruikt werd voor zowel een metalen blaasinstrument met een lange, meermaals gebogen blaaspijp:
Bron Wikipedia Frans, s.v. Serpent (musique)
alsook voor een middeleeuws kanon met een lange loop, ook wel veldslang (WNT s.v. SLANG, sub 12) geheten:
Bron: Wikipedia Frans, s.v. Serpentine (artillerie)
Beide betekenissen functioneren in dit citaat, want in Margrieta van Limborch wordt flink met artelerije, bussen en bombarden geschoten en veelvuldig gerefereerd aan basu(y)nen, claretten, claroenen, hornen, trompetten en andere signaalinstrumenten.
Terzijde, de editie-Schellart van het bovenste citaat bevat, wat de Fransen noemen, een ‘canard’:
Hoeresoons schippers sidi nu versaecht
Geen idee of Schellart een hekel had aan mensen met een bootje, maar hier moet toch echt ‘schimpers’ gelezen worden.
De ellende met dit soort uitglijders is dat ze ‘automatisch’ overgenomen worden in corpora als de CD-ROM Middelnederlands, DBNL en het Corpus Middelnederlands, die op hun beurt weer ‘automatisch’ doorzocht worden, wat ertoe kan leiden dat ooit iemand op basis van ‘automatisch’ onderzoek gaat beweren dat ‘schipper’ een Middelnederlands scheldwoord was, ongeveer even erg als ‘hoerenzoon’.
Even later besluit de calijffe zijn tirade met:
Washington, Library of Congress, Rosenwald Collection 1134, fol. s4 verso, b.
Ook hier laat Schellart een steek vallen. Naar ik vermoed omdat hij niet weet wat het betekent, leest hij:
By baten croene.
Maar dat staat er niet. Er staat: “By baten troene”.
Een minpunt van Schellarts editie is: “Klaarblijkelijke drukfouten zijn verbeterd.” (Inleiding, p. XLVII). Zonder verantwoording wel te verstaan. Dat is een manier van editeren die mij allerminst bevalt. Heeft Schellart zich hier (wederom) verlezen, of dacht hij dat “troene” een ‘drukfout’ was, die hij daarom stilzwijgend verbeterde?
Als Schellart de moeite genomen had om jongere herdrukken te raadplegen, waarvan hij het bestaan kende (Inleiding, p. XX-XXVI), maar waar hij zo te lezen geen eigen onderzoek naar gedaan heeft, dan zou hij wellicht gezien kunnen hebben dat ook Jan Bouman “troene” spelt:
Amsterdam UvA, OTM: O 83-15, fol. H4 verso, a.
Of de zetter van Bouman begreep wat hij zette, betwijfel ik, want een eeuw later leest de lezer in een herdruk van Johannes II Kannewet, Amsterdam ca. 1770:
Dy baten troetjes
Staat niet alleen in Kannewet, vond ik ook in de herdrukken van Jan de Lange, Deventer 1773, en in de herdrukken van S. en W. Koene, Amsterdam 1798 en [1805]. Toch wel opmerkenswaard dat deze roman tot in het begin van de negentiende eeuw in de Oudhollandse drukletter op de pers gelegd werd en lezers vond. Misschien de moeite waard om eens een zo compleet mogelijke inventarisatie te maken van al deze 16e-, 17e-, 18e- en 19e-eeuwse herdrukken en de verschillen te inventariseren?
Welke obsceniteit er schuil gaat achter “Dy baten troetjes’ zal ik eens aan Marita Mathijsen vragen, want dit is haar eeuw, niet de mijne, maar Jacobus van Egmont, Amsterdam 17?? of een van diens voorgangers, vond het nodig om hier in te grijpen:
Het geen gy doed / (vert. wat u (ook) doet [?])
Ging wel ten koste van het slagrijm: spoene / doene / lyoene / troene / bevroene. Maar dat was blijkbaar minder erg dan wat er stond.
Maar nu ik het toch over “bevroene” heb. Probeer die dichterlijke vrijheid maar eens op te zoeken in een woordenboek en daar een betekenis bij te vinden die in de context past. Denk hier maar even over na terwijl ik verder ga met “By baten troene”
Het raadsel “By baten troene” leek onoplosbaar totdat verderop in de roman in capittel 111 een hoge Saraceen zijn calijffe en diens heren groet onder het aanroepen van een viertal Saraceense goden: Mamet, Nykebus, Balentroen en Jupitrin. Geen idee uit welke ton de auteur “Nykebus” grabbelde, de naam is onvindbaar in ‘de Middeleeuwen’, maar doet denken aan de Griekse godin Nike. Jupitrin zal wel een variant van Jupiter zijn, de Romeinse oppergod, die ook dienst deed als Saraceense (af)god. Maar ik geef u op een heel klein briefje dat “baten troen” en “balentroen” een en dezelfde Saraceense god zijn.
Hierboven had ik het over de kopij van de zetters van Vorsterman, en schreef ik dat ik dacht dat die met de hand geschreven was. Een zetter die de zeldzame naam ‘Baratron’ niet kent en die in handschrift leest, kan die gemakkelijk verlezen. Ik vermoed dat er ‘Barentroen’ in de kopij stond, mogelijk met woordscheiding, en dat de zetter niet wist wat dit betekende. En dus las hij: “By baten troene” in plaats van: ‘By Barentroene!’. Dat soms de letters ‘l’ en ‘r’ verwisseld worden, is niet ongebruikelijk. In het REMLT vindt u dat de naam ‘Balentroon’ ook voorkomt in de Historie van Malegijs, ed. E.T. Kuiper (geen familie, jammer genoeg):
De naam ‘Baratron’ is zeldzaam en enkel en alleen bekend van Le Chevalier au Cygne oftewel De Ridder met de Zwaan, een roman over de mythische voorgeschiedenis van Geoffroy de Bouillon, die ook in het Middelnederlands vertaald en gedrukt werd.
Het kan moeilijk anders of de auteur van deze verzen was een literaire avantgardist, een zeer belezen iemand. Een schoone historie van Margarieten van Limborch is ook geen aftreksel van de roman in verzen, waarop hij gebaseerd is, maar een volwassen, eigenzinnige, compacte, creatieve bewerking, met tal van nieuwe elementen. Zeer de moeite van het lezen waard.
Rest mij nog het losse eindje ‘bevroene’:
Die calijffe van Baldac:
Nu pooghen wy ons te schepe te spoene
ent tbeste te doene. Strijt als lyoene!
By Ba[r]entroene, pijnt mi te bevroene!
Connen wi dlant van Griecken winnen,
ic sal u eeuwelic daer omme beminnen.
Dus gawy ons bereeden ongespaert
en[de] reysen wy te Griecken waert!
Hoewel “bevroene” = ‘bevroeden’ voor de hand ligt, past dat niet in de contekst. Ik denk dat de betekenis van ‘bevroene’ verscholen zit in ‘vroe’ in de betekenis ‘vrolijk’. Volgens mij zegt de calijffe: Probeer mij vrolijk te maken!
Jos Houtsma zegt
Mooi!
Maar één ding: Pijnt mi te bevroene: wat mij betreft liever “span u in om me te begrijpen”. Een stoplap, maar soortgelijk gebruik van bevroene vind je bij diverse citaten in WNT. Zoals:
— Sus sijdi ghewapent en wel begaeft Ghelijc behoort tot eenen campioene En om meer ontsien te sien als ghij slaeft Zoe moet gij gestoct sijn ende gestaeft Alzoot behoert tot sulcken doene Men verliest genen tijt diet pijnt te bevroene Sulcke stocken suldi ooc mogen begeren Als daer gij v lijf met sult verweren, pertcheval, Camp v.d. doot
Willem Kuiper zegt
Voor de calijffe is het beleg van Constantinobele een aaneenschakeling van tegenvallers en rampen. Daarom geloof ik niet in de interpretatie ‘begrijpen’. De calijffe vraagt niet om begrip of om begrepen te worden. De calijffe vraagt om uit zijn ellende geholpen te worden. Die man wil een overwinning waar hij eindelijk blij van kan worden.