Er is een probleem met bestaande rijmwoordenboeken: ze zijn symmetrisch, de zaken worden zo gepresenteerd dat als slaap op raap rijmt, dat dan ook raap op slaap rijmt.
Die zaken liggen misschien iets ingewikkelder. In handboeken voor beginnende vormvaste dichters wordt wel gesteld dat de volgorde waarin je de rijmen presenteert er óók toe doet. Het tweede rijmpje is wat beter dan het eerste:
- Leve Elon en zijn tweets
Die zeggen elke dag wel iets. - Elon Musk heeft altijd iets
leuks te zeggen in zijn tweets.
Omdat tweets veel minder vaak voorkomt dan iets, wekt het eerste rijmpje de indruk dat iemand zomaar begonnen is over de baas van Twitter, en toen het rijmpje maar heeft afgemaakt met een wel heel voor de hand liggend stopwoord. Door het specifiekere woord als tweede te zetten, komt het meer als een verrassing, en kennelijk werkt dat beter, al weet geloof ik niemand precies waarom.
Het is ook gemakkelijk aan te tonen dat dichters zich hieraan houden. Een paar jaar geleden heb ik – tijdens een lockdown – een keer 190.000 gedichten van de DBNL gedownload. Tijdens weer een andere lockdown heb ik op basis van Celex een rijmwoordenboek in Python gemaakt. Die gedichten en dat woordenboek kwamen gisterenavond goed van pas. Ik schreef een nieuw scriptje dat voor alle 190.000 gedichten kijkt welke rijmen erin voorkomen, hoe frequent ieder woord als rijmwoord wordt gebruikt in deze verzameling gedichten, en dan voor ieder rijmpaar in ieder gedicht of het eerste rijmwoord vaker voorkomt of het tweede.
De resultaten? In ongeveer 43% van de rijmparen staat het minst frequente rijmwoord vooraan, en in ongeveer 46% staat het achteraan. In de resterende 11% van de gevallen zijn de frequenties precies gelijk (wat op zich vrij opvallend lijkt, omdat ik heb gewerkt met absolute freqenties). Dat gaat dus de voorspelde kant op, al is het effect misschien niet zo groot als je zou verwachten (het is, alleen al gegeven de enorme omvang van het corpus) wel statistisch significant). Dat komt misschien ook wel doordat het corpus zo groot is, en rijp en groen door elkaar bevat. Het zou interessant zijn om juist wat gedifferentieerder te werk te gaan en op de een of andere manier ‘goede’ (door veel mensen gewaardeerde) gedichten te onderscheiden van andere. Op basis daarvan zou je dan uiteindelijk een asymmetrisch rijmwoordenboek kunnen bouwen die adviseert in welke volgorde je rijmen het best kunt plaatsen.
Maar daarvoor is het wachten op een volgende lockdown.
Robbert-Jan Henkes zegt
Toen Erik Bindervoet en ik liedjes leerden schrijven aan middelbarescholieren, pakten de meesten het rijmwoordenboek erbij om een rijm te vinden op een regel die ze geschreven hadden en waar ze zonder rijmwoordenboek niet op kwamen. Dat leverde natuurlijk verrassende en onzinnige, soms leuke maar meestal rijmdwangmatige oplossingen op. Majakovski deed het anders: hij had een woord waar hij koste wat kost op wilde rijmen (vaak een bijzonder woord, een sprekend woord) en werkte daar dan naar toe. Het is niet moeilijk in te zien dat de eerste manier meer rijmelaars en sinterklaasdichters oplevert en de tweede manier glimlach opwekkende dingen.
Beide kunnen voor verrassingen zorgen, maar bij de ‘beginners’ hangt de verrassing er los bij, en bij de ‘gevorderden’ wordt ernaar toe gewerkt en past hij in het geheel. Een verrassing werkt alleen als je hem al een beetje ziet aankomen.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, het kan interessant zijn om de relatieve frequentie van het laatste rijmwoord van de gedichten te vergelijken in vergelijking met die van de andere rijmwoorden. Ik heb daarnet even snel een scriptje geschreven die dat doet, maar daar komt het niet uit. De twee getallen liggen heel dicht bij elkaar, en de gemiddelde frequentie over alle rijmwoorden is zelfs iets lager dan over alleen de laatste rijmwoorden in de gedichten.
Kila van der Starre zegt
Heel interessant, Marc! Het doet me denken aan een fenomeen in de improvisatietheaterwereld (en een subgenre daarvan: de theatersportwereld) waarbij improviserend rijmen (al zingend op muziek) vooral als indrukwekkend en vermakelijk wordt ervaren door het publiek als het woord dat door het publiek is geroepen als tweede rijmwoord wordt gebruikt. Het is namelijk verleidelijk om al improviserend eerst een zin te maken met het woord dat het publiek heeft geroepen en vervolgens daarop te rijmen, maar het is veel origineler (en lijkt/is veel knapper) als je vooruitdenkt, eerst een zin maakt zonder het geroepen woord en vervolgens die zin laat rijmen op het geroepen woord.
In de improwereld is de koning op dit gebied Andries Tunru. Hij maakt bijna altijd gebruik van deze techniek en is daar ongelofelijk goed in. Vooral zijn geïmproviseerde raps zijn geweldig knap. (Tunru treedt ondertussen ook op als cabaretier, met ingestudeerde teksten en liedjes, maar wat ik hierboven beschrijf gaat dus echt om ter plekke geïmproviseerde teksten.)