Het atelier en de zee (4)
In 2020 vormde ik samen met Marjoleine de Vos, Pauline Durlacher en Tonnus Oosterhoff de jury van de schrijfwedstrijd ‘Latour op het Wad’, georganiseerd door de Stichting Square Web en de Schrijversvakschool Groningen. De aanleiding was tweeledig: de toekenning van de Spinozalens aan filosoof Bruno Latour (1947-2022) – toen al ernstig ziek, maar online vitaal aanwezig – en de ramp met het containerschip MSC Zoe ter hoogte van Ameland, in de nacht van 1 op 2 januari 2019. Erik Lumans won met zijn verhaal ‘Vrachtlijst’. Het grote opruimen op het Noorderstrand van Schiermonnikoog zal ik nooit vergeten.
De studenten in het Groningse onderzoeksatelier over de literaire verbeelding van de Waddenzee kozen hun boeken en die vormen inmiddels een fraai stapeltje. Dat de blauwe omslagen domineren is allerminst toevallig. Het zoeken naar blauwe omslagen is zelfs een beproefde methode voor lezers die belangstelling hebben voor literatuur over de zee, zo leerden we. Vandaag bespraken we de roman Zee Nu van Eva Meijer (2022) en het intrigerende pamflet van Bruno Latour, Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime (2018). Ouderejaars die eerder onderzoek deden naar deze boeken voegden zich bij ons.
Niet-mensen als subjecten
Het boek van Latour past in de palm van een hand, maar is van een groot soortelijk gewicht. Het is een vorm van ‘late stijl’ in de wetenschap. Nog een laatste keer snoerde hij zich aan om de essentie van zijn veelkantige en bewegelijke denken over het voetlicht te brengen en daar een nieuwe politieke urgentie aan mee te geven. Latour betoogt dat de werkelijkheid een systeem is van veelsoortige relaties tussen actoren, een systeem waarbinnen het handelingsvermogen erg ongelijk verdeeld is. Om het kort te zeggen: subjecten domineren objecten en de onderwerping van die objecten (de natuur, de dingen, kortom: al het niet-menselijke) is de kern van wat we modernisering noemen. Latour verzet zich tegen die traditionele (cartesiaanse) tweedeling tussen actieve subjecten en passieve objecten, die door de subjecten naar believen en behoeften kunnen worden getemd en gekoloniseerd. Voorop staat voor hem de wederzijdse afhankelijkheid, de vervlechting van mensen en andere levende en niet-levende entiteiten en de herverdeling van het handelingsvermogen.
Ik moet toegeven dat het lang heeft geduurd voordat ik mij dat denken enigszins eigen kon maken. In mijn onderzoek naar transnationale literaire betrekkingen ging het toch echt om mensen die in een institutionele context handelen om particuliere en sociale doelen te verwezenlijken. Zouden nu opeens dingen (boeken bijvoorbeeld) ook als actoren moeten gelden? Mijn perspectief kantelde toen ik naar het noorden van het land verhuisde en het Waddengebied leerde kennen. Dat gebied stelde zich namelijk aan mij voor. Het liet zich horen (de wind, de branding, de meeuwen), zien (luchtspiegelingen, horizonverheffing), ruiken (het zout, een aangespoelde bruinvis in ontbinding) en voelen (water en slik tot boven de knieen). Door ook niet-mensen als subjecten te erkennen, kan een ongekende kanteling in het denken worden bewerkstelligd.
Eurocentrisch
Waar kan die kanteling beter worden voorbereid dan in de literatuur? De woorden van de dichter M. Nijhoff klinken in mijn hoofd: “poëzie moet voor de toekomst werken”, door die toekomst als reeds bestaand in te denken en de geesten rijp te maken voor een andere wereld. Ja, dat klinkt naïef, bijna utopisch. Ik ken de verlokkende muil van het fatalisme zelf heel goed, maar aan die levenshouding (de aantrekkingskracht van het Bodemloze: zie figuur 3 tot en met 6) hebben we nu even niet zo veel. De vraag is dus: hoe te leven met de zee; een onverzettelijke zee, een zee in opstand? Hoe kunnen we leren leven met wat we hebben ontketend en vervolgens hebben leren ontkennen: een snel muterend klimaat? Moet ieder van ons de wereld redden, of moeten we ons eigen tuintje verzorgen?Tussen het globale (globalisering: “een volstrekt provinciale visie- afkomstig van een paar personen die een uiterst geringe hoeveelheid belangen vertegenwoordigen”) en het lokale zoekt Latour in zijn pamflet – dat in essentie een essay is: een poging tot verheldering – naar een positie buiten die twee polen, naar een derde pool: het Aardse als nieuwe politieke actor. Zo is de zee in de roman van Eva Meijer niet langer een decor van menselijk handelen, maar een handelende kracht, die zich laat gelden door iedere dag een kilometer verder landinwaarts te trekken.
Natuurlijk wekt Latour op tot tegenspraak en kritische vragen. Is zijn “parlement van de dingen” meer dan een metafoor? Is zijn persoonlijke pleidooi voor het Oude Continent niet erg eurocentrisch? Niettemin: Latours accent op voorspoed in plaats van vooruitgang werkt bevrijdend. De manier waarop hij zichzelf tegen het einde van zijn essay voorstelt wekt sympathie:
Vloeibaar denken
Als academicus van burgerlijke, provinciale komaf en als kind van de baby-boom – mijn leven valt dus exact samen met de Grote Acceleratie – heb ik volop geprofiteerd van de mondialisering (plus zowel als min), zonder daarom de grond te vergeten waarmee ik door een familie van wijnhandelaars verbonden ben – het gaat om bourgognewijnen, waarvan wel wordt gezegd dat ze al geglobaliseerd zijn sinds de Galliërs! Geen twijfel mogelijk, ik ben een bevoorrecht mens. Het staat de lezer vrij daaruit te concluderen dat ik niet bevoegd ben mij over geo-sociale conflicten uit te laten.
In zijn pleidooi voor een nieuw perspectief op de aarde als systeem, een nieuwe cartografie, staat Latour niet alleen. Hij kan in paus Franciscus een geestverwant begroeten. Diens indrukwekkende encycliek Laudato Si uit 2015 eindigt met literatuur, in de vorm twee gebeden voor de aarde en voor de eenheid van de mens en de schepping. Een Nederlandse dichter die als geen ander overtuigd was van het belang van het vloeibare denken binnen een netwerk van actoren met handelingsvermogen, was Leo Vroman (1915-2014). Uit zijn bundel Psalmen en andere gedichten (1995):
Psalm XISysteem! Graag word ik niemendal
zodra ik groter ben
en halverwege mijn verval
verliefd word op Uw zoet Heelal
zodra ik het herken.Maar nu ben ik nog maar een ding
denkend van grens tot grens
dat deze zelfgetogen kring
vervlogen vol herinnering
ik heet, en nu nog Mens,dan slechts een boek, is dat een man?
Neen, minder dan een dier
drogend zoals geen preek dat kan;
en daar nog maar de woorden van;
en daarvan het papier.
Het atelier leest en schrijft voort en begeeft zich naar het gebied dat de ervaring van het Aardse nabij brengt (een paklijst is in de maak, de afritsbroeken zijn besteld), want, zoals Latour schrijft in zijn laatste werk: “Hoe ver ze hun gedachten ook uitzenden, wetenschappers staan altijd met hun voeten stevig in de klei.”
- Franciscus, Laudato Si. Vaticaan: Libr. Vaticana, 2015.
- Bruno Latour, Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime. Vertaald door Rokus Hofstede. Amsterdam: Octavo, 2018.
- Eva Meijer, Zee Nu. Amsterdam: Cossee, 2022.
- Leo Vroman, Psalmen en andere gedichten. Amsterdam: Querido, 1995.
Laat een reactie achter