• ‘Rotterdam, mon amour’ is een lockdowngedicht uit Zam zam, een mooi Rotterdams vormgegeven bundeling van de 22 wijkgedichten en 16 stadsgedichten die Anne Vegter schreef toen ze in ’21-’22 stadsdichter van Rotterdam was. Met foto’s.
Rotterdam, mon amour
We deden denksport. Het bedoelde antwoord was
nee, niet, hier, alleen, samen. Hoe was ook een antwoord.
Onder je huis je geboortegrond. Je werd Wereldburger nr.1.
Je stond in de zwijgrij van de Lidl aan de Slaak zoals in
die van de Monoprix, maar in het zuiden zwegen ze langer.
De slachtoffers lagen er op straat, liefste,
dit gebeurde New York ook.
Wat we niet begrepen konden we niet navertellen.
‘Ik werd eenzaam, ik moest niet lachen, mijn gezicht
scheurde open.’ Je was alleen, liefste, lachen zou je.
De hemel gulpte uit een raam boven ons raam: iemand
speelde ‘Gaspard de la nuit’, Ravel op een werkelijk klavier.
We maakten intussen foto’s van de intervallen.
Zoom uit en iedereen worstelt. Zoom in en je bent het type
dat kotst in de stadssingels. We lieten kussen achter voor
de pianisten die kussen stuurden naar bewaakte kamers.
Haal de singels weg en het is gewoon een verhaal.
Onder toezicht van de noodzakelijkheidspolitie liepen we
voorzichtig langs de Oppert. We maakten intussen foto’s
van de stilte. We verloren ons aan etalagepoppen,
verdomde onaanraakbaren met gekwelde blik.
Je ijlde tussen de rijzende huizen die doof naar voren bogen,
krankzinnige torenflats schoven richting stadsranden.
Iemand zei daar is de adem gratis, nu kan je oefenen, liefste.
Je wilde altijd al deel uitmaken van de geschiedenis.
Anne Vegter (1958)
uit: Zam zam (Querido, 2023)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht
Laat een reactie achter