Er is, schrijft Raoul de Jong in zijn boekenweekessay boekje Boto Banja, een ‘genootschap’ van ‘dansende schrijvers’, afkomstig uit Suriname, Jamaica, Amerika, Martinique, nakomelingen van slaafgemaakten. Schrijvers die zich elegant kleedden en ook inderdaad dansten; schrijvers die lang niet de bekendheid krijgen die ze verdienen, of beter gezegd: die wij, de lezers in Europa, zouden verdienen.
De Jong legt uit dat een van de dansen van slaafgemaakten in het Caraïbisch gebied de Boto banja is, een rituele dans waarin (familie)problemen die soms teruggevoerd worden op de slavenschepen (de boto) worden uitgevochten. Ook de schrijvers dansen een verhaal, een “wonderlijk, episch, waargebeurd verhaal dat veel groter was dan alleen Nederland en Suriname, dat ging over onderdrukking en bevrijding, over wat er aan de andere kant van bevrijding ligt en hoe je dat, als mens, kunt vieren.” En dat ieder mens kan vieren en inspireren, omdat het niet per se een dans is van verdeeldheid, maar van inspiratie.
Ook De Jongs vorige grote boek, Jaguarman, was, schrijft hij, bedoeld als een cadeautje voor iedereen – een boek om witte én zwarte mensen te laten zien wat we kunnen leren van Surinamers, hun veerkracht, hun fantasie, hun schwung, hun verhalen. Maar de reacties waren voor hem soms onverwacht negatief: het boekje werd op het plankje ‘Suriname’ in de boekwinkel gezet en lezers waarschuwden hem dat hij geen Akwasi of Sylvana Simons moest worden – hij moest wel blijven ‘dansen’. Het cadeautje werd als een aanval gezien.
Superslim zijn, dat is wat er van zwarte mensen wordt verwacht in de westerse wereld. Slaafgemaakten moesten al ieder gedrag dat ook maar enigszins kritisch zou kunnen worden gezien, wegdrukken en zich dus oefenen in een tweeslachtigheid: je had gedachten van binnen en tegelijkertijd ander gedrag van buiten. Die dubbelheid wordt in zekere zin nu nog steeds afgedwongen: als een zwarte persoon laat merken wat ze van racisme vindt, wordt haar verweten dat ze op Sylvana Simons lijkt. (Alsof het erg is om Sylvana Simons te zijn, iemand die haar standpunten duidelijk en rustig weet te verwoorden.)
Boto Banja opent zo allerlei perspectieven. Het stelt in kort bestek ook nog eens een aantal Caraïbische schrijvers voor en het vertelt een spannend verhaal over een boottocht van de Dominicaanse Republiek naar Curaçao. En eigenlijk nog veel meer, in elegant, dansend proza. Het is een cadeautje – dankjewel, Raoul de Jong!
Laat een reactie achter