* dit stuk bevat sterk taalgebruik *
Mongolen wonen in Mongolië. Het is een van de slagzinnen van Wout, een jongeman van tweeëntwintig die als vrijwilliger werkt op de logistieke dienst van een Oost-Vlaams ziekenhuis. De zin komt telkens bovendrijven wanneer ik jongelui elkaar achteloos mongool hoor toeroepen.
Een lichte belediging is het niet, mongool. Dat blijkt uit de inschalingen die Roest, Visser en Zeelenberg (2017) verzamelden voor mongool en 671 andere Nederlandse woorden bij net geen 90 psychologiestudenten. De studenten gaven via Likertschalen de algemene taboewaarde van de woorden aan, in welke mate ze die persoonlijk als taboe beschouwen, hoe beledigend ze de woorden ervaren, of ze die eerder positief of negatief vinden en hoeveel agitatie ze opwekken. Uit de normering blijkt dat we mongool tussen eikel en bitch enerzijds (minder sterk) en allesneuker en kuthoer (sterker) in kunnen plaatsen.
Ze beledigen elkaar dus, die jongelui, wanneer ze elkaar een mongool noemen. Meer zo dan wanneer ze elkaar een eikel of een bitch noemen, maar minder dan wanneer ze voor allesneuker of kuthoer kiezen. Nil nove sub sole, jongeren zijn fan van intensifiërend taalgebruik. Wat deze belediging wel extra bijzonder maakt, is dat je door ze te gebruiken niet enkel de ontvanger beledigt, maar nog ‘ns twee andere groepen mensen. Drie beledigingen voor de prijs van een!
Mongool is namelijk een polyseem woord. Het heeft drie gerelateerde betekenissen. De tieners die het elkaars richting uitwerpen, gebruiken het als scheldwoord om aan te geven dat iemand zich gek of weinig intelligent gedraagt. Die betekenis kreeg mongool erbij door metaforische extensie, via de gelijkenis tussen de tiener die zich gek gedraagt en mongolen, in de betekenis van mensen met het syndroom van Down. De metafoor druipt niet meteen van de politieke correctheid, maar het is zeker niet de enige belediging die zo in de taal kwam. Denk maar aan idioot of debiel. Wat de zaak evenwel extra gevoelig maakt, is dat mensen met het syndroom van Down, net als hun familieleden, het doorgaans niet zo appreciëren dat naar hen wordt verwezen met de termen mongool en mongooltje. Dat is namelijk reductionistisch. Het gaat in tegen het people-first-principe, dat stelt dat we eerst de mens benoemen, iemand, en dan pas de beperking, met downsyndroom. Liever wijzen we er met het hoofd van de nominale groep eerst op dat het om mensen gaat, pas nadien geven we via bijstelling aan dat de mens in kwestie een beperking heeft. Iemand met de term mongool beledigen, is zo gebaseerd op een stereotiepe connectie tussen mensen met het syndroom van Down en hun cognitieve en socio-emotionele vaardigheden, en verwijst daarbij dan nog ‘ns naar die groep met een reductionistische term.
De laatste groep die beledigd wordt wanneer je iemand mongool toeroept, zijn de Mongolen. De termen mongool, mongooltje en mongolisme kwamen er via dokter John Langdon Down, die in 1866 als eerste individuen met downsyndroom groepeerde. Daar kwam hij op via een soort etnische classificatie van beperkingen, waarbij hij wees op de gelijkenissen tussen mensen met downsyndroom en het Mongoolse volk. Veel van zijn theorievorming is met voortschrijdend inzicht achtergelaten, en in 1959 legde Lejeune ultiem de link met chromosomen. De terminologie bleek hardnekkiger, hoewel zeker de Mongolen zelf er niet opgezet mee waren. Daar kwam in de jaren 1960 verandering in. In 1961 publiceerden negentien artsen een brief in The Lancet om aan te dringen op een nieuwe term en mongolisme te vermijden. Die oproep resoneerde in 1965 in een oproep van het Mongoolse volk aan de Verenigde Naties om niet meer met mongool naar mensen met downsyndroom te verwijzen. In een hyperkort stukje tonen onderzoekers Rodríguez-Hernández en Montoya aan dat de term tegen 1980 effectief uit wetenschappelijke rapportering is verdwenen.
Small World of Words toont dan weer dat elk van de drie betekenissen die we hier beschreven wel netjes naar boven komt wanneer respondenten om hun eerste drie associaties wordt gevraagd bij de term mongool. De meest frequente associaties verwijzen naar de beperking (gehandicapt, down, handicap) en naar het Mongoolse volk (Mongolië, steppe, Chinees, paarden), maar ook de belediging komt bovendrijven (scheldwoord). Vóór we ons verliezen in een analyse van de termen handicap en beperking, is het vast tijd voor een besluit.
Mongolen wonen in Mongolië. Ik heb de zin intussen al een tiental keer uit Wouts mond gehoord, denk ik. Wout, de jongeman van tweeëntwintig die als vrijwilliger werkt op de logistieke dienst van een Oost-Vlaams ziekenhuis, en geboren werd met een extra kopie van z’n eenentwintigste chromosoom, wat ie goed beseft. Wout, die het fijn vindt om eerst Wout te zijn, dan pas een man met downsyndroom en in geen geval een mongool.
Meer weten?
- #WDSD23: Op 21 maart 2023 vieren we niet alleen de start van de lente, maar ook Werelddownsyndroomdag. Het thema van deze twaalfde editie van de feestdag was With us, not for us.
- Zelf aan de slag met taboenormen of associatiedata?
- De data van Roest, S.A., Visser, T.A. & Zeelenberg, R. Dutch taboo norms. Behav Res 50, 630–641 (2018) vind je via https://doi.org/10.3758/s13428-017-0890-x
- Small World of Words, het geesteskind van Simon De Deyne en Gert Storms, vind je via https://smallworldofwords.org/en/project/home
- Voor het gebruik van mongool en mongolisme in de medische wereld, zie
- H.-J. Norman. 1979. On the diagnostic term “Down’s disease”, Medical History, 23, 102-104.
- M. L. Rodríguez-Hernández & E. Montoya. 2011. Fifty years of evolution of the term Down’s syndrome. The Lancet, 378, 9789, p.402. https://doi.org/10.1016/S0140-6736(11)61212-9
Drabkikker zegt
“Allesneuker”? Hahaha, die werkt voornamelijk op mijn lachspieren.
Robert Kruzdlo zegt
Ik las eens: Volgens mij is er niks mis mee om een nymfomane pot te zijn. Ook een ‘allesneuker’¿ Spieren hebben het rijk.