De spiegel
Hier is haar borstel, is haar kam,
hier is de spiegel die zij nam
en hief, ik zag het zwarte haar
en hoe zij keek, en keek ernaar.
Ik ben de ogen die zij zag,
ik die het beeld van haar bewaar,
ik die de nachten naast haar lag
en nu alleen ben, zonder haar.
En nu ik in haar spiegel staar,
mijzelf niet zie maar altijd haar,
— kristallen tranen is het glas
nooit wist ik wie zij voor mij was —
nu ligt zij daar, nu ligt zij daar.
••
Droom
Ik droomde moe: ik was zo stil als oud,
ik wist alleen: nooit zal ik alles weten,
mijn handen waren van verwachting koud.
Toen trad zij binnen die ‘k niet kan vergeten,
zij lachte en haar lach was mij vertrouwd,
zij heette zoals zij alleen kan heten.
Ik riep haar, nam haar slanke bruine hand,
oud was ik zeer, zij was zo jong gebleven
als mijn herinnering, en op de rand
en op de ijle rand van dood en leven
liep ik opnieuw met haar, als eens aan ’t strand
waarvan ik door haar sterven was verdreven.
Max Nord (1916-2008)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter