De neerlandistiek blijft in elk geval behouden. Vooralsnog. Dat is zo’n beetje de strekking van een bericht dat Marc van Oostendorp gisteren op Neerlandistiek schreef. In een uitleg die de Nationale Commissie Sectorplannen (NCSP) gegeven heeft aan de sectorplannen voor de geesteswetenschappen is sprake van samenvoeging van Frans, Duits en Nederlands tot één landelijke bacheloropleiding. Er is in die visie nog maar één curriculum voor elk van die opleidingen, al kun je een deel van de vakken aan verschillende universiteiten volgen. Iedereen begrijpt dat dat in de praktijk zal betekenen dat de penvoerder langzaamaan als de enige echte opleiding Duits of Frans of Nederlands gezien zal worden en dat er langzaamaan sprake zal zijn van wat in ambtelijke kringen unilocatie heet.
Voor Frans en Duits was dit het plan en blijft dit het plan. Voor Nederlands gaat het voorlopig niet door. Maar wie goed luistert, realiseert zich dat de gedachte dat dit ook voor Nederlands mogelijk zou zijn niet definitief van de agenda is. Terecht heeft Van Oostendorp het over ‘vooralsnog’. Wie me nog niet zo heel lang geleden gezegd zou hebben dat neerlandici blij zijn dat het vak niet teruggebracht wordt naar één opleiding, zou ik voor gek hebben verklaard. Letterenfaculteiten zonder onderwijs en onderzoek in de moedertaal? Wijs me een land aan waar dat het geval is. Dat moet wel Nederland zijn (meteen ook het enige land ter wereld dat moeiteloos op grote schaal bacheloropleidingen in de moedertaal vervangt door Engelstalige opleidingen). In dit land begrijpen we kennelijk niet hoezeer taal verbonden is met alles wat we doen, hoezeer het dus van belang is dat we de landstaal serieus nemen, er in onderwijzen, er onderzoek naar doen en dat aan zo veel mogelijk universiteiten. Want als wij het niet doen, wie doet het dan wel?
Neerlandici zijn nu dus blij dat het ondenkbare niet doorgaat. Althans voorlopig niet. En dat terwijl er alle reden is niet blij te zijn maar verontrust en boos. Over wat mensen in een commissie van academici hebben bedacht. En vooral ook over het lot van de ‘kleine talen’ Frans en Duits. Het gaat om twee van de belangrijkste talen in Europa, om de talen van onze buurlanden, om talen waarmee we dagelijks te maken hebben en waarvan een vlekkeloze kennis van groot belang is. We hebben toch vertaalsoftware, hoor ik ze fluisteren, en alle belangrijke films en boeken worden immers ondertiteld en vertaald? En we redden ons toch op vakantie in Berlijn en aan de Cöte d’Azur?
Het is godgeklaagd dat we maar zo weinig jonge mensen weten te verleiden (die) talen te studeren en het is minstens zo erg dat we het voortbestaan van vakgebieden als Duits en Frans zozeer afhankelijk maken van studentenaantallen. Er is juist alle reden om een offensief te beginnen voor de herwaardering van talen, om vol in te zetten op het verbeteren van de beeldvorming, om het beroep van leraar meer status te geven, wat daar ook voor nodig is. Maar over zo’n offensief staat er dan weer niet zoveel in die sectorplannen.
Ik ben maar nauwelijks blij op de dag waarop ik collega’s van Duits sprak die geconfronteerd worden met een forse aanval op hun discipline. En ik maak me grote zorgen over de omgang met de geesteswetenschappen die uit deze besluiten spreekt. Dat geeft niet zo heel veel vertrouwen voor de Neerlandistiek op de wat langere termijn. Wij neerlandici kunnen dus niet tevreden vaststellen dat het gelukt is, de redding van ons vak, maar moet juist nu boos zijn, in actie komen, duidelijk maken dat de aantasting van ‘kleine talen’ als de wereldtalen Duits en Frans ook ons aantast.
In de Nijmeegse Hortus stonden tot een paar jaar geleden drie stoere beuken aan een mooie vijver. Een ervan was ziek, werd zoveel mogelijk verzorgd, maar viel uiteindelijk om. De andere twee zijn inmiddels ook zieltogend. Misschien had die ene boom nog langer overeind gehouden moeten worden. Beuken redden het niet alleen.
Eva zegt
Het geesteswetenschappelijk onderzoek heeft straks ook nog maar twee richtingen: AI en nationale identiteit. Kortom een 1 op 1 reflectie van de (funeste) politieke hegemonie: neoliberaal techno-optimisme en reactionaire witte identiteitspolitiek. Ongetwijfeld wordt het gebracht als de taak van de geesteswetenschap om hier ‘kritisch’ op te ‘reflecteren’ etc. Maar ook weer niet té kritisch.
Reinier Salverda zegt
Het is inderdaad godgeklaagd.
Bismarck zei het al: ‘Holland annektiert sichselbst’.
Voltaire wist het ook: ‘Holland was een land van canaux, canards, canaille’.
Dryden evenzo: ‘In matters of commerce the fault of the Dutch is giving too little and asking too much’.
Welke ministeriele vandalen in onze regering hakken zo onbeschaamd in op de kennis van, de toegang tot en het contact met onze naaste buren in Europa en hun beschaving?
Hollandse domheidsbevordering van zeldzaam kaliber.
Vooruitgang, hoezo? Helemaal niet!! Het is een grote schande.
Wie verzint zoiets? Moeten wij dan het anti-Europese Brexit-Engeland maar achterna?
Op gezag van topwetenschapper en D66-er zonder benul Dijkgraaf lopen we binnen Europa straks met ons kleine kikkerlandje voorop in cultuurvernietiging – een Hollandse blamage zoals eerder al in 1764, toen de Staten van Holland en Zeeland bevel gaven om de filosofische werken van Voltaire in het openbaar te verbranden – terwijl diens ongeevenaarde strijdschriften voor het vrije woord juist hier toen werden uitgegeven, tot eeuwige roem en glorie van de Amsterdamse boekhandel – en zonder wiens scherpe pen Multatuli’s Max Havelaar en diens Ideeen toch werkelijk nauwelijks denkbaar waren geweest.
.
hansvanderveen1kpnmailnl zegt
Te mooi voor woorden: beuken redden het niet alleen. Eiken ook niet:
DE TWEE EIKEN
Twee eiken op een heideveld
weerstonden in die vale vlakte
regen en stormen zonder zwakte.
Wie had hen beide daar gesteld?
Het rustloos ruisen van die eiken
was dag en nacht als één gezang.
Soms deed de wind met zachte dwang
hun takken naar elkander reiken.
Toch raakten zij elkander niet:
boven de heide hoog verheven
leidde elk een eigen, statig leven
in stille vreugde en stoer verdriet.
Maar eenmaal kwam de nacht, na eeuwen,
dat een orkaan luid huilend joeg
en bliksemend één nedersloeg.
Verscheurend klonk het brekend schreeuwen.
Hij viel en stervend voelde hij
zijn bladeren nog de ander strelen.
Des ochtends klonk het eerste kwelen
der vogels kil over de hei.
En toen hij daar lag neergeveld
ging de ander langzaamaan verdrogen.
Al heeft de wind nog lang bewogen
in de eiken op het heideveld.
(Leo van Zanen)
DIE ZWEI EICHEN
Zwei Eichen auf ’nem Heidefeld
ertrugen – ohne Schutz herum –
den Regen und auch jeden Sturm.
Wer hatte sie dorthin gestellt?
Das rastlos’ Rauschen dieser Eichen
klang Tag und Nacht wie ein Gesang.
Mal ließ der Wind bei sanftem Zwang
die Äste fast einander streifen.
Doch keine der andern näher kam:
stattlich erhaben über der Heide
führten sie ihre Leben beide,
in Freude still und stark in Gram.
Dann kam die Nacht, nach langen Zeiten,
wo ein Orkan getobt, gegellt,
ein spaltender Blitz hat die eine gefällt,
reißendes Krachen erklang in den Weiten.
Sie fiel, im Sterben fühlte sie
die Blätter sanft die andre berühren.
Die Vögel ließen’s am Morgen spüren,
gar kühl klang ihre Melodie.
Dass sie da lag, zu Tode gefällt,
erteilte der andern den letzten Segen.
Noch lange konnte Wind sich regen
in den Eichen auf dem Heidefeld.
(Hans van der Veen)
Geert Buelens zegt
om het in de gedroomde landstaal te zeggen: only in the Netherlands.
en was het maar zo eenvoudig dat we de minister als onbenul kunnen wegzetten. Dijkgraaf toonde meer inzicht dan onze ‘collega’s’ die het advies formuleerden.