Mira Feticu is een auteur van de liefde – voor het Nederlands in haar vorige boek, dat dan ook Liefdesverklaring aan de Nederlandse taal heet, en nu voor het Nederlands in een nieuw boek Geheugen, geschiedenis, beschaving dat als ondertitel heeft Lofzang op de bibliotheek.
Feticu heeft jarenlang in een bibliotheek gewerkt, die van Den Haag. Haar lofzang is niet ondubbelzinnig: het boek begint met een lange aanklacht tegen de bestuurders van die bibliotheek – mannen die nooit een boek lezen, het personeel zien als decorstukken voor hun carrière, afgezien van de enkele jonge vrouw die ze aan de haak slaan en, mocht ze wat minder jong geworden zijn, inwisselen voor een nog jongere bibliothecaresse.
Het is dezelfde rot die aan het hele openbare leven, de hele publieke sector heeft geknaagd.
Managers zijn cynici en daarin het tegendeel van Feticu, iemand die leeft van de liefde: voor boeken, voor mensen, en voor de plaatsen waar die twee samen zouden moeten komen, de bibliotheek. De mensen zijn in Geheugen, geschiedenis, beschaving eigenlijk nog wel belangrijker dan boeken: de mensen die naar de bibliotheek komen omdat ze iedere week een stapel boeken nodig hebben, omdat ze iets willen opzoeken over hun gezondheid, of omdat ze op vrijdagavond nog wat warmte komen halen zodat ze het weekeinde doorkomen op de koude witte bonen die ze in een emmertje meegenomen hebben naar de bieb.
Bron
Het boekje heeft ook iets hopeloos: de vraag is of de bibliotheek die Feticu wil bezingen nog wel bestaat. En of wat er nog van over is over pakweg 10 jaar nog bestaat of dat het laatste boek er vervangen zal zijn door een ‘juridisch loket’. En of dat dan erg is. Of dat Feticu gelijk heeft als ze het alternatief van elektronische boeken zo achteloos
Het boek zet je aan tot je eigen bibliotheekgeschiedenis overwegen. Ik moet bekennen dat ik zelf nauwelijks nog in bibliotheken kom. Ik loop weleens door de Universiteitsbibliotheek in Nijmegen, maar dat is altijd op weg naar een collegezaal. Nu zijn daar ook eigenlijk geen boeken die je kunt voelen en aanraken, maar in een Openbare Bibliotheek kom ik alleen nog om mijn dochter te bereiken. Maar tijdens mijn middelbareschooltijd was de bibliotheek denk ik voor mij de belangrijkste bron van kennis – belangrijker dan de school, omdat ik er zelfstandig op zoek kon gaan naar zaken die me interesseerden en me niet hoefde te beperken tot wat de leraren toevallig interessant vonden. Zo heb ik er de taalkunde ontdekt.
De vraag is of het internet jongeren nu een soortgelijke ervaring kan geven. Wat indertijd in de bibliotheek stond was alles, maar tegelijkertijd was er een voorselectie geweest. De boeken die er stonden kon je vertrouwen.
En vooral kwamen er de mensen, zoals Feticu die beschrijft: je kon er allerlei mensen ontmoeten die niets gemeen hadden dan hun liefde voor het boek. De mensen die misschien soms excentriek waren, maar in ieder geval bezig met boeken. De liefde voor boeken en de liefde voor mensen komt eenzelfde bron. Helaas wordt het steeds minder gemakkelijk om je aan die bron te laven.
Mira Feticu. Geheugen, geschiedenis, beschaving. Lofzang op de bibliotheek. Breda: De Geus, 2023. Bestelinformatie bij de uitgever.
willemhuberts zegt
‘[…] het boek begint met een lange aanklacht tegen de bestuurders van die bibliotheek – mannen die nooit een boek lezen, het personeel zien als decorstukken voor hun carrière, afgezien van de enkele jonge vrouw die ze aan de haak slaan en, mocht ze wat minder jong geworden zijn, inwisselen voor een nog jongere bibliothecaresse.’
Dit soort generalisaties zijn (op zijn minst!) ergerlijk, storend en dom. Wie meent een beroepsgroep op deze wijze te moeten wegzetten leeft met oogkleppen op. Het lijkt me daarom misplaatst om te zeggen dat Feticu leeft van ‘liefde voor mensen’, zoals hierboven staat.
Marc van Oostendorp zegt
Hoe hiermee een beroepsgroep zou worden ‘weggezet’ of welke ‘generalisatie’ er eigenlijk wordt gemaakt, ontgaat mij volledig. Het gaat hier, blijkens het door jezelf aangehaalde citaat over ‘de bestuurders van die bibliotheek’ (dat wil zeggen de Haagse).
willemhuberts zegt
Even los van het aspect ‘beroepsgroep’, ik vind het gratuit, denigrerend en beledigend om op een dergelijk generaliserende wijze te spreken over medemensen. Ik zie daar in het geheel geen ‘liefde voor mensen’, integendeel.