Een van de trekpleisters voor toeristen in het Nederlandse landschap vormen de molens. Plaatsen als Kinderdijk of de Zaanse Schans danken er hun populariteit aan. Maar waar komt het woord molen eigenlijk vandaan? Als men naar de etymologie van molen kijkt, blijkt dat het gaat om een zeer vroeg leenwoord uit Latijn molina [4e eeuw], dat zelf weer verband houdt met Latijn molere ‘malen’. Het woord is uit het Latijn in alle continentale Germaanse talen overgenomen. Het ging oorspronkelijk waarschijnlijk om een term voor de watermolen. Dat type molen verspreidt zich in Europa pas tegen het einde van het Romeinse Rijk. Het is dan ook geen toeval, dat het woord in de Scandinavische talen aanvankelijk niet voorkomt. Het lijkt daar later overgenomen te zijn, waarschijnlijk uit het Engels of het (Neder-)Duits. Windmolens zijn een latere verschijning. Ze duiken omstreeks 1000 op in Noord-Frankrijk, Vlaanderen en Zuid-Engeland. De oudste bekende vermeldingen in de Lage Landen, die zeker een windmolen betreffen, dateren van ca. 1180. De oudste schriftelijke verwijzing naar een windmolen is terug te vinden in een akte uit 1183 van Filips van de Elzas, graaf van Vlaanderen, waarin de rechten en bezittingen van de abdij van Sint-Winoksbergen te Wormhout worden vastgelegd: “niemand aldaar mag een wind- of watermolen bezitten zonder toelating van de abt”.
In het Oudnederlands verschijnt het woord molina, mulina ‘molen’ als toponymisch element in plaatsnamen voor het eerst in de 12e eeuw (ONW). Als meest voorkomende plaatsnaam met dit element in die tijd kan Molenbeek gelden. Die naam komt zeker vier keer voor en de combinatie met het element beek zal wel betekenen, dat hier een watermolen is bedoeld. Daarnaast zijn er nog zes andere namen met het element molen, die elk echter maar één keer voorkomen. Ze zijn samengesteld met de elementen Oudnederlands dîk ‘dijk’, ham ‘in lager gelegen gebied uitspringende landtong’, hêm ‘woning, huis, hoeve’, strâta ‘straat’ en wîk ‘nederzetting’. Of hier wind- of watermolens zijn bedoeld, blijft daarbij een open vraag. Verder valt op dat alle oude vindplaatsen van het woord molen in België moeten worden gelokaliseerd. Uit Nederland stamt alleen een vindplaats met de korte vorm Oudnederlands mola of gezien de umlaut eerder misschien moli: Harremole [1188, kopie of interpolatie 13e e.; TW 451] Harmöle, plaats bij Haaksbergen, Overijssel, vgl. van Berkel/Samplonius 2018: 248.
Volgens het EWN zou het woord molen oorspronkelijk een water- of windmolen aanduiden. Die zou dan de oudere handmolen hebben verdrongen. Ook Kluges etymologische woordenboek van het Duits geeft deze verklaring op blz. 491: “Hiermee [met Mühle] wordt de met waterkracht aangedreven molen aangeduid, die de oude handmolen verdringt”. Het echte Germaanse, waarschijnlijk zelfs Indo-Europese, woord voor molen zou Protogermaans *kwernu– zijn. Ook dit woord komt in het Oudnederlands voor, weer uitsluitend in plaatsnamen. Het ONW noemt een zelfstandig toponiem: Cuerna [1146, copie eind 12e e.] en Curnam [1197] voor Kuurne, een plaats bij Kortrijk, West-Vlaanderen. Van oudsher wordt dit toponiem opgevat als een collectiefvorm bij Germaans *kwernu-. De West-Vlaamse uitspraak van de plaatsnaam (keurne, keuren) is volgen het ONW hiermee echter moeilijk in overeenstemming te brengen. Waarschijnlijk heeft dit toponiem dus een andere herkomst dan Oudnederlands kwern(a) ’(hand)molen’. Zekerder lijken een paar andere attestaties van het woord als eerste element in een plaatsnaam: Curnilo [898], Curnilo [943, copie eind 10e e.] onbekende plaats bij Sint-Odiliënberg, Limburg, samengesteld met onl. lô ‘bos’ en Karnewald [1132, falsum 1250-1300] Kornwolde, plaats bij Hemelum, Friesland met Oudnederlands wald ‘bos’. Het is echter, alweer volgens ONW, onzeker of dit laatste toponiem inderdaad het element kwern bevat. De inhoudelijke overeenkomst met de vorm kwernlō lijkt hier echter wel voor te spreken. Verder vinden we nog: dimidiam hubam in Quirnifurt – duas hubas in eadem uilla [wsch. 801-900 (kopie 1150-1158)], Quirniwrt XII habens mansos debet libras VI [944 (kopie 1150-1158)] Kornwerd, plaats bij Bolsward, Friesland. In de eerste aanhaling is Oudnederlands of Oudfries wurth ’bewoonde hoogte’ in het Hoogduitse klooster Fulda geherinterpreteerd als Oudhoogduits furt ’doorwaadbare plaats’.
In het Oudhoogduits zijn plaatsnamen met het element *kwernu– zelfs iets eerder geattesteerd dan in Nederland: Quirnaha [779]Kürnach bij Würzburg en Quirnebacher marca [8e e.]. In totaal bestaan er acht vindplaatsen van een plaatsnaam Quirnebach ‘molenbeek’, wat ook wel op een watermolen zal duiden. Verder bestaan hier nog Quernberga [890] Querenberg, Landkreis Bochum, Quirnberg [779] Kürnberg in de buurt van Würzburg en Quirnheim [8e e.] Quirnheim, Frankenthal. Het woord duidt gezien de vindplaatsen in het Oudnederlands en het Oudhoogduits echter niet alleen de handmolen aan, zoals de etymologische woordenboeken suggereren. Bernfried Schlerath schreef al in 1984 dat juist het relatief vaak voorkomen van de combinatie met beek eerder op een meer algemene betekenis ‘molen’ duidt, zoals dat in Scandinavië nog steeds het geval is.
Het Oudgermaanse woord *kwernu– ‘molen’ komt ook in het Middelnederlands in de vorm quern nog voor. Het Vroegmiddelnederlands Woordenboek noemt mola – molen, querne in het ‘Glossarium Bernense’ van 1240 en geeft hier als betekenis ‘molen, evt. handmolen’. Het MNW (VI,887-88) noemt querne met de betekenis ‘handmolen’, zoals ook uit Kiliaen (querne j. handmolen) en Plantijn (querne un moulin à bras) blijkt. Het WNT noemt kweern met daarnaast kwaren en kwaarn ‘molen die met de hand in beweging wordt gebracht, handmolen’ en noemt het woord “in de algemene taal vrijwel verouderd” maar gewestelijk nog in gebruik. Het lijkt erop, dat er bij het woord een vernauwing van betekenis heeft plaatsgevonden van ‘molen’ naar ‘handmolen’. In elk geval kan men vaststellen, dat oude woorden die later in onbruik zijn geraakt, in oude plaatsnamen bewaard kunnen blijven.
Literatuur
- Berkel, Gerald van & Samplonius, Kees. Nederlandse plaatsnamen verklaard (Nederlandse plaatsnamen 12). Amstelveen 2018.
- EWN = M. Philippa e.a. Etymologisch woordenboek van het Nederlands. I-IV. Amsterdam 2003-2009.
- Förstemann, Ernst Wilhelm. Altdeutsches Namenbuch. Band 2, Dritte, völlig neu bearbeitete, um 100 Jahre (1100-1200) erweiterte Auflage hg.. von Hermann Jellinghaus. Bonn 1913, 1916. Neudruck: Hildesheim-Zürich-New York 1983.
- Kluge, Friedrich. Etymologisches Wörterbuch der deutschen Sprache. 22. Auflage unter Mithilfe von Max Bürgisser und Bernd Gregor völlig neu bearbeitet von Elmar Seebold. Berlin/ New York 1989.
- MNW = Middelnederlandsch Woordenboek, toegankelijk via: https://ivdnt.org
- ONW = Oudnederlands woordenboek, toegankelijk via: https://ivdnt.org
- B. Schlerath, “Zum Mühlenstein Mt. 18,6 und Mc. 9,42”, in: Rolf Bergmann e.a. Althochdeutsch Band II, Heidelberg 1987 323-936:
Laat een reactie achter