Uit ‘De schaatsers’, de net bij uitgeverij Vleugels verschenen vertaling (plus origineel) van John Ashbery’s lange gedicht ‘The Skaters’, door Jur Koksma en Joep Stapel.
De schaatsers (fragment)
Het voorjaar is zacht maar ongelofelijk nat.
De middag heb ik doorgebracht met bellenblazen
en ik realiseer me verrukt dat ik hier helemaal
alleen zit in het schuchtere duister.
De berkenkatjes kletteren op het overwoekerde marmeren trottoir.
En een kringeltje rook hangt boven het driehoekige houten dak.
Zeventien jaar in de hoofdstad van de provincie Foe Yong Hai!
Het kan toch niet zo zijn dat de vrouw voor niks anders is geboren
dan continue ontucht, enkel onderbroken door menstruatiekrampen.
Ik wilde bekendmaken dat ik met jou verloofd ben
bij de eerste volle maan van maand X.
De wind is gaan liggen, maar de magnoliabloesems
vallen nog steeds met een plop op de sponsachtige droge grond.
De avondlucht is vergeven van muggen.
Er is maar één manier om de puzzel af te krijgen:
het vinden van een lichtgroen varkensvormig stukje
dat aan de ene kant geleidelijk in vaalgeel overgaat.
Het is begin maart, in de border, beschermd
door bemoste brokstukken metselwerk,
bloeien een paar roodbruin-met-gele muurbloemen.
Op een ochtend verschijn je aan het ontbijt
in je slechtste kleren, alsof je op reis gaat.
En bij de koffie, beter gezegd slootwater,
kondig je aan dat je van plan bent mij alleen te laten in dit
reservoirachtige huis.
Voor je eigen bestwil zal ik besluiten je niet te geloven.
John Ashbery (1927-2017)
uit: De schaatsers (2023)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter