Nu ik Niets is gelogen (2019) van Sacha Bronwasser aan het herlezen ben (omdat de roman nogal intrigerend is qua thema en vertelling), zie ik dat ik bij de eerste lezing waarschijnlijk niet zomaar over een vergelijking struikelde, maar dat dat mede gebeurde doordat er vlak daarvoor al een vreemde beeldspraak staat; daar had ik overheen gelezen, nieuwsgierig als ik was naar wat er allemaal nog zou komen. Maar bij herlezing struikelde ik er alsnog over. Op ongeveer 4% van het totaal (het is lastig verwijzen naar een e-boek), het laatste onderdeel van ‘deel I: middag’, staat dit:
De aanloop naar dit moment is opgelost, gorgelend weggelopen in de trechter van het geheugen.
Ik denk dat ik wel begrijp wat de (bedoelde) betekenis is; die staat naar ik aanneem namelijk al in het gedeelte vóór de komma: de gebeurtenissen voorafgaand aan ‘dit moment’ heeft de ik-vertelster, het personage Gala Versluis (de kunsthistorica en freelance-journaliste die een inleiding gaat houden bij de opening van een tentoonstelling in Kortrijk van werk van Lisa van Staal), de gebeurtenissen daaraan voorafgaand heeft ze niet of niet goed in haar geheugen opgeslagen en/of is ze vergeten. Het ‘oplossen’ is de natuur- dan wel scheikundige metafoor voor ‘mnemotechnisch niet beklijven’.
Om het punt duidelijk(er) te maken en/of om het sterker te formuleren, volgt er na de komma een tweede metafoor, die is gecombineerd met een vergelijking, als een soort zelfcorrectie.
Na die tweede beeldspraak volgt ook nog wat duidende context: ‘Blijkbaar had ik besloten dat ik niet alleen zou gaan en had ik Fatima gebeld.’ Zo kan dat gaan in een mensenhoofd; het woord ‘Blijkbaar’ verraadt opnieuw het weinig standvastige karakter van de registrerende en terugblikkende menselijke geest. Sowieso gaat deze roman, net als Luister (2022), over de subjectieve, onvolledige, verteken(en)de, kortom: gatenkazerige wijze waarop een individu het leven waarneemt en opslaat (ik zoek nog een mooi Nederlands equivalent van ‘lückenhaft’).
Wie herinnert, terugblikt, memoreert, kan voor verrassingen komen te staan, zeker wanneer de ervaringen en herinneringen van anderen erbij betrokken worden (een vergelijkbaar meervoudig perspectief speelt een rol in Luister). De kleinigheden van de aanloop naar ‘dit moment’ in Niets is gelogen zijn min of meer uit Gala’s herinneringen verdwenen, zoals suiker oplost in een kopje thee, niet meer van de thee te onderscheiden als zelfstandig iets, verdund en schijnbaar verdwenen in de herinnering aan het (belangrijker) geheel van het moment zelf, waarvan deze roman de omcirkelende, benaderende beschrijving is. Die beschrijving door Gala is de roman, en de roman is, net als Luister, een monoloog. Beide romans zijn ook te karakteriseren als ouderwets realistische tranches de vie, maar de vertelwijze is niet simplistisch chronologisch.
Die aanloop naar het moment, of beter: naar het beslissende moment, het moment waarop je nog terug had gekund, is volgens het zinstuk na de komma ‘gorgelend weggelopen in de trechter van het geheugen.’ Wat, zo luidt mijn probleem, voegt dat beeld toe aan de reeds voor de komma geleverde informatie dat de aanloop is verdwenen uit of nooit is terechtgekomen in het geheugen?
Ten eerste: dat het ‘gorgelend’ gebeurde. ‘Gorgelen’ is volgens het Woordenboek der Nederlandse taal ‘een klokkend geluid maken door eene vloeistof, door middel van uitstromende lucht, achter in de keel in beweging te houden (en op die wijze de keel te spoelen).’ Bij gorgelen verdwijnt er dus geen vloeistof, loopt er geen vloeistof door de keel weg, die vloeistof wordt daar achterin juist in beweging gehouden. De metafoor, met als kern dat de aanloop zich als een vloeistof gedraagt, zegt het tegendeel van wat voor de komma nog de kennelijke bedoeling was van de zin.
Ten tweede: dat het geheugen als een trechter is. Past goed bij die vloeistof, maar wat zou ‘de trechter van het geheugen’ kunnen zijn? Ik denk bij nader inzien niet dat hier sprake is van een vergelijking zoals in ‘Een boom van een kerel’ of ‘De kluis van mijn hart’ waarbij de lengte van een vent of de veilige beslotenheid van iemands hartstocht wordt vergeleken met de lengte van een boom respectievelijk de solide ontoegankelijkheid van een bankkluis. Het geheugen is toch wel wat meer dan alleen maar een doorgangsmiddel van les chose de la vie vanuit de werkelijkheid naar het niet-zijn? Misschien is de trechter hier de taps toelopende ingang tot het geheugen; maar dan is hij juist een hulpmiddel om de aanloopgegevens naar het moment zonder morsen in het geheugen over te schenken. Als door zo’n trechter iets ‘wegloopt’, komt het juist in het geheugen terecht, terwijl voor de komma staat dat ‘de aanloop’ niet in het geheugen is opgeslagen.
Ik snap deze beeldspraak dus niet.
Wachtend op leeshulp, stel ik een alternatief voor als lapmiddel:
De aanloop naar dit moment is opgelost, klokkend verdwenen door de strot [of: in de bodemloze zinkput] van de vergetelheid.
‘Klokkend’ is een klanknabootsend woord is dat zowel met vloeistof als met het verstrijken van de tijd verbonden kan zijn.
Dit stuk verscheen eerder op In den vrolijken hermeneut
Robert Kruzdlo zegt
De aanloop naar dit moment is opgelost, gorgelend weggelopen in het putje van het geheugen.
Yke Schotanus zegt
Ik vind ‘gatenkazerig’ wel een geslaagd woord.
Robert Kruzdlo zegt
Yke, dan zie je alleen gaten?
Joke zegt
Ik vond het een bijzonder boek, mooi uitgewerkt, begrijpelijk hoe iedereen een andere waarheid heeft. Alleen het laatste hoofdstuk is voor mij een raadsel. Is er iemand die daar wat helderheid in kan verschaffen?