Wat beschamend: sommige Nederlanders retourneerden hun koninklijke onderscheiding omdat Mitchell Esajas er ook eentje had gekregen, andere Nederlanders maakten schriftelijk bezwaar tegen de toekenning. Een principekwestie? Ook wie niet instemt met de gelouterde zwartepieten- en Black Archives-activist, moet de mogelijkheid openhouden dat andersluidende ideeën relevant kunnen zijn. En zelfs indien ze dat niet blijken (wat ik eerlijk gezegd betwijfel), dan kan men ze minstens in hun waarde laten.
Ik wilde er niet over schrijven totdat me een opiniestuk onder ogen kwam waarin Esajas zelf reageert op reacties die zijn lintje teweeg heeft gebracht. Zijn tekst bevatte een voetnoot, waarin de redactie – van One World – Esajas expliciet toestemming verleende het woord ‘zwart’ met een hoofdletter te spellen. Omdat hij dat consequent deed, natuurlijk in relatie tot huidskleur.
Grappig vond ik vervolgens te zien dat hij ‘zwarte piet’ met onderkasten schreef, terwijl het Groene Boekje daar kapitalen aanbeveelt.
Een spaarzaam lichtpuntje. Het is misselijkmakend wat Esajas, en zijn gezin, aan taal gedumpt heeft gekregen. Daarbij lijkt zijn specifieke aandeel bijkomstig want fungeert als katalysator voor elke denkbare oprisping tegen ‘links’. Mij ontgaat althans het verband tussen archieven en Sinterklaas’ knechtje enerzijds en anderzijds bijvoorbeeld ‘subsidieslurper’, ‘ophitser’, ‘oproerkraaier’, ‘criminele uitvreter’ en een ‘ome Soros trotsmakende maatschappij ontwrichtende demoon’.
Misschien zijn dit proeven van wat in de familie Wertheim, al sinds enige tijd, ‘concurrentieracisme’ heet, ter onderscheiding van ‘uitbuitingsracisme’. Niet minder verwerpelijk, maar het zou bevestigen dat achtergestelden toch een stap verder zijn gekomen. ‘Allochtonen’, hier geboren, opgegroeid en schoolgegaan, tellen maatschappelijk zoveel mee dat ‘autochtonen’ zich bedreigd wanen. Het lintje, en de vuilspuiterij erna, toont die stap op institutioneel niveau.
Verandert dat bestaande ongelijkheid? Esajas kwam tussenbeide in de registratie van invectieven die in zijn digitale laatje gevallen waren: ‘Oranjen*g*r’, ‘Zwarte t*r*ngcrimineel’. Ik begrijp dat hij geen bagger wil forwarden, maar dit ziet er nog treuriger uit. Maar dat is mijn allergie, die bovendien wordt gekieteld door taaldetails.
Ook met interpunctie doet Esajas iets eigenzinnigs, al vanaf de openingsregel waarin hij, wellicht nog aangeslagen, zijn eer postdateert. Het lintje zou uitgereikt zijn op ‘woensdag 28 april, een dag voor “Koningsdag”’. Mij fascineren die aanhalingstekens, waarmee Esajas afstand tot de monarchie bepaalt. De onderscheiding is volgens hem ‘in naam van “de koning”’, een interpunctietoevoeging die hij verderop, in exact dezelfde woordvolgorde, zal weglaten.
Vanaf dan laat hij Willem-Alexander als collega-mens intact. Wel schrijft Esajas bijvoorbeeld: ‘Ook tegenwoordig zien we nog de neokoloniale ongelijkheid binnen het “koninkrijk” in de behandeling van de Caribische eilanden.’
Met die term ‘neokoloniaal’ komt een jargon op de voorgrond, waarmee Esajas zowel medestand zal handhaven als, vrees ik, tegenstand aanwakkeren: witte fragiliteit, blackface, witte onschuld (bij het laatste rept hij dan weer over ‘kruispunten’ in plaats van intersecties met gender, seksualiteit en klasse). Indien mijn vrees uitkomt, zou dat spijtig zijn omdat de kern van Esajas’ betoog overtuigt. Het grote gevaar schuilt niet in zijn kringen, maar bij extreemrechts. Voor die misleiding gebruikt hij het ingeburgerde substantief framing en het werkwoord framen in al zijn vervoegingen.
Interessant vind ik zijn benaming voor de kwantiteit aan onaangename reacties: ‘lawine’. Dit zal een equivalent zijn voor ‘tsunami’, het begrip waarmee extreemrechts, sinds de westerse wereld met het fenomeen kennismaakte, migratiebewegingen ontpersoonlijkte.
Na de publieke excuses van premier Rutte, van wie Esajas niet alleen het beeldende erewoord ‘We zetten een komma, geen punt’ aanhaalt maar dat ook recht doet door de bron Serana Angelista erbij te vermelden, is Nederland er nog lang niet. Herstelwerkzaamheden, die de kersverse ridder alweer consequent met het dan anglicistisch klinkende werkwoord ‘repareren’ aanduidt, zullen wel nodig blijven. En er doemt een complexe parallel op met de Groningse gaswinningsfarce.
Reparatie van de voormalige koloniën vergt bovendien een langere termijn, omdat het daarbij de mentale voedingsbodem is die ‘giftig’ blijft. Allicht is Esajas’ terechte verontwaardiging er de oorzaak van, dat hij daar veel woorden aan spendeert.
Zou het te Hollands (economisch) zijn er simpelweg een snijdend gedicht van Antoine de Kom voor te suggereren, uit diens recentste bundel met de onuitspreekbare titel Demerararamen?
ik wou zo graag dat jij met mij gelijke bent en blijft
al heb ik je geknecht tot slaaf mijn slaaf gemaakt
omdat je spieren hebt die voor mij werken en ik
wou zo dat je in mijn woorden past diverser dan divers
en kleurig al ontkleurd wat nu onze standaardporno blijven mag
het carnaval der burgers die zich dichters wanen en maar
blijven dromen van een land waar eeuwen slavernij
kunnen worden weggepraat en opgeheven tot een nieuwe staat
waarvan de nagalm net zo zoet is als het gieren van wie stierven
aan de zegen van gesel pekel spaanse bok en galg
naast tafels die verstikkend stinken naar zo’n dialoog
over de resten ingewanden drijvend in wat nat eenheid en erkenning lijkt:
de vanzelfsprekendheid van weer een pas gedolven graf
Zelfs Menno ter Braak komt hier voorbij! ‘Standaardporno’ is echter niet alleen ‘zo’n dialoog’ maar evengoed de legitimatie voor Esajas’ verdiensten ‘op het terrein van diversiteit en inclusie’. Aldus opent zijn bewogen reactie samen met De Koms poëzie de horizon voor een debat dat ongeveer gelijktijdig in het vaderland woedde en dat me langs een omweg bereikte: over transgenderisme, een der andere fameuze kruispunten, met gender.
Ervaringsdeskundige Laura Campagne bleek er een opiniestuk over te hebben geschreven dat ook wat onschuld aan de kaak stelde. Ditmaal lag de zonde bij een onvermoede partij die zij nogal geestig Empathisch Nederland noemde. En die zich bezighoudt met wat Esajas doet – weldenkend politiseren van een realiteit. Alleen is die realiteit bescheidener van omvang waar het transgenders aangaat:
‘Tegenwoordig liggen de mensen-die-het-voor-het-zeggen-hebben op scholen en bij bedrijven op de knieën om deze 0,005 tot 0,014 procent van de biologische mannen en 0,002 tot 0,003 procent van de biologische vrouwen maar zo geaccepteerd mogelijk te laten voelen (cijfers uit DSM-5, het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders).’
Moeilijk om als niet-betrokkene en rechtvaardigheidsgevoelige hier te spreken én te zwijgen. Mental Disorder?
Bovenal is voor mij het kenmerk van een prettige samenleving dat ze rekening houdt met de geringste minderheid. Een platitude, ik besef het. Maar geen overbodige luxe, gelet op Nederlands recentste daling in een lhbti-rechten-ranglijst. En, kruispunt zijnde, een blijkbaar logisch onderdeeltje van een bizar complot dat ‘cultuurmarxisme’ ambieert te vestigen.
Wat een woorden. Misschien moet alles daar beginnen, waar correcties en neologismen tijd nodig hebben om te nestelen. Of niet. Alvast een lintje apart houden voor wie een gemeenschappelijke taal uitvindt die niet gutst van nuancebloed noch van neutraliteit.
Dit stuk verscheen eerder op De honingpot
Laat een reactie achter