Er is een nieuwe ronde Dudoc Alfa-subsidies! Dat is geld voor docenten in de Geesteswetenschappen die willen promoveren op een onderwerp dat de wetenschap vooruit helpt en tegelijkertijd op de een of andere manier in de klas kan worden toegepast.
Ik kan niet zeggen hoe mooi ik het vind, dat dit systeem bestaat. Goed voor leraren, die een mooie kans krijgen zich verder te verdiepen. Goed voor het onderwijs doordat er nieuwe methoden worden onderzocht én doordat er docenten zijn die de wetenschap echt van binnenuit kennen en hun leerlingen dus het belang van onderzoek kunnen overdragen. Goed voor de wetenschap, doordat er stemmen worden gehoord uit de praktijk van de schoolklas.
Hoera dus, voor Dudoc-Alfa. Ik hoop dat veel mensen zich melden, en vooral ook voor lezers van Neerlandistiek voor de klas. Er worden mooie thema’s geadverteerd. (Mocht je denken dat je een onderwerp hebt waarbij ik je kan helpen, meld je dan vooral: marc.vanoostendorp@ru.nl – maar er zijn ook vast andere collega’s die je willen helpen.)
Mijn oog viel bijvoorbeeld op het thema ‘Digital Humanities op school’. Dat is natuurlijk een opmerkelijk thema; ik vermoed dat veel van de aanvragen zullen gaan over de chatbots, want daar valt heel veel aan te onderzoeken, ook al omdat dit naar verwachting de komende jaren een gebied is dat enorm in opkomst is. Wat gaat het betekenen voor ons lezen en schrijven? En mogelijk binnenkort zelfs voor ons spreken en luisteren?
Even terzijde, het volgende is een fragment van een ‘mondeling’ dat Rolf den Otter had met Bing over.
Nu ja, er zijn voorbeelden genoeg. De onderzoeksvragen liggen voor het opscheppen. Ik geloof dat ik in mijn leven nooit zulke interessante tijden heb meegemaakt voor het onderwijs én voor het onderzoek naar taal en letteren.
Daar staken de ‘Digital Humanities’, die nu nog in de titel van het onderzoeksthema staan, zo’n tien jaar geleden maar mager bij af. Ook verder blijkt uit de tekst al hoe snel de ontwikkelingen op dit gebied gaan. Als een van de vragen die je zou kunnen stellen, formuleert de commissie:
Wat is de invloed van de nieuwe realiteit van tekstproductie (email, sms, blogs) op het formele schrijven van jongeren en hoe kan in het taal- en cultuuronderwijs bij deze realiteit worden aangesloten?
Ik denk dat de moderne leerling geen sms’en of blogs meer schrijft, en alleen bij hoge uitzondering e-mails. Veel invloed zullen die genres dus waarschijnlijk niet hebben. De realiteit waarin nu bij het taal- en cultuuronderwijs moet worden ‘aangesloten’ is inmiddels alweer een heel andere.
Laat een reactie achter